Menu

Basis

Waarom zijn ambtsdragers nodig?

Oude bibliotheek met hoge boekenkasten

In een aantal gemeenten is het vinden van nieuwe ambtsdragers een probleem geworden. Er wordt naarstig rondgekeken wie geschikt of benaderbaar zijn om ouderling of diaken te worden. Maar om er een periode van vier jaar ‘voor te gaan’ vinden mensen bezwaarlijk. Vacatures blijven open.

Soms besluiten zittende ambtsdragers om voor één jaar of twee jaar ‘bij te tekenen’. Dan kan er langer naar een geschikt gemeentelid worden rondgekeken. Soms is men genoodzaakt het aantal ambtsdragers te verkleinen. Wanneer er een paar ouderlingen of diakenen minder zijn dan gewenst, kan dit maskeren dat het niet lukt om mensen te vinden.

Waarom ambtsdragers?

De problemen roepen vragen op. Heeft de christelijke gemeente überhaupt ambtsdragers nodig? Kunnen bekwame vrijwilligers niet gewoon de leiding van de gemeente op zich nemen? Of, wat minder radicaal, is het een probleem als een kerkenraad krimpt? Ook enkele ambtsdragers kunnen toch genoeg zijn, zeker als er daarnaast vrijwilligers zijn die zich inzetten in werkgroepen en commissies of als gemeenteleden bereid zijn om incidenteel een taak op zich te nemen? Voor een kortlopend project of een afzonderlijke activiteit zijn immers wel vrijwilligers te vinden. We zien dat ook bij verenigingen en organisaties.

De hamvraag luidt: is het ambt noodzakelijk of kunnen we er, gelet op deze problemen en de huidige, veranderde samenleving van af? In dit artikel enkele waarnemingen en gedachten ter overweging en ter bespreking.

Verzakelijking …

Allereerst, er wordt terecht geklaagd over de ‘verzakelijking’ in de kerk en dan vooral over de meer en meer gangbare terminologie. Tegen predikanten wordt wel gezegd dat ze meer managers moeten worden; dat er geleerd kan worden van marketingtechnieken; dat de kerk commerciëler moet handelen.

Ook zien we dat ambt en functie als begrippen door elkaar lopen. ‘Wat is jouw functie in de kerkenraad?’, ‘Nou, ik ben diaken.’ Terwijl men het diakenambt bedoelt. Met de term functie komt het hele begrippenkader van een organisatie in beeld, met als gevolg dat er wordt gesproken over ‘functioneringsgesprekken’, ‘functieomschrijving’, ‘systeem’, ‘effectiviteit’, ‘strategie’, enzovoort. Ook hoorde ik gemeenteleden spreken over ‘het bestuur’, terwijl ze de kerkenraad bedoelden. Daarmee komt echter een heel andere werkelijkheid binnen in het spreken over de christelijke gemeente, dan de 3-dimensionele werkelijkheid die voor haar wezenlijk is.

Het ambt van alle gelovigen

Vervolgens, hoe bekend wellicht ook, het kan een eyeopener zijn om naast de drie bijzondere ambten te wijzen op het theologische gegeven, dat er ook een ‘ambt van de gelovigen’ is. Elke gelovige bekleedt al een ambt. De Nederlandse Geloofsbelijdenis uit 1561 noemt dat ambt een ‘voorrecht’ en een ‘roeping’. Hiermee lijkt te worden uitgedrukt dat elke gelovige toch een beetje apart staat. Een gelovige mag zijn of haar geloof ervaren als een geschenk, zowel voor het leven als voor het sterven. Tegelijkertijd brengt het ook verantwoordelijkheid met zich mee. Gelovigen spreken weliswaar de taal van hun cultuur, delen onontkoombaar in haar gewoonten en gebruiken, maar ze staan er ook kritisch tegenover. Hun diepste loyaliteit ligt buiten de cultuur. Deze verantwoordelijkheid geldt echter ook de gemeente zelf. De eerstverantwoordelijken voor een gemeente zijn de gelovigen. De aanduiding ‘roeping’ van de Nederlandse Geloofsbelijdenis kan daarbij ouderwets of archaïsch aandoen, maar het drukt uit dat een gelovige er niet alleen voor staat. Een gelovige weet zich ten diepste gekend, bemind én… geroepen. De heilige Geest zit erachter.

‘Daar wil ik mijn steentje aan bijdragen’

Gewone en bijzondere ambtsdragers

Gemeenteleden zijn de gewone ambtsdragers. Bijzondere ambtsdragers begeleiden en faciliteren de gemeenteleden in de uitoefening van dat ambt. In het ontdekken van hun bevoorrecht zijn en in hun verantwoordelijkheid. Met begeleiden en faciliteren gebruik ik wel organisatietermen, maar het zijn werkwoorden, waaraan verzakelijking vreemd is. Begeleiden staat voor ‘geestelijk begeleiden’, faciliteren is letterlijk ‘vergemakkelijken, mogelijk maken’. Veel ambtsdragers voelen zich bij deze begrippen thuis, wanneer ze hun bijzondere ambt omschrijven. Een ouderling vertelde mij in mijn eerste gemeente: ‘Ik ben geen expert in de Bijbel, hoor. En ik moet ook veel leren. Maar ik wil het gesprek van onze gemeenteleden met elkaar en met God proberen mogelijk te maken.’ En een diaken zei: ‘Het gaat mij om de verantwoordelijkheid die ik voel voor mensen in nood. Mensen die het financieel of psychisch moeilijk hebben, mogen gewoon niet in de steek worden gelaten. Daar wil ik mijn steentje aan bijdragen.’

De gemeente is 3-dimensionaal

De vraag of het ambt noodzakelijk is, is hiermee nog niet beantwoord. Daarom, een derde opmerking. In Engeland is het de laatste jaren meer gebruikelijk geworden om drie dimensies in een gemeente te onderscheiden: ‘in’, ‘up’ en ‘out’. Met het eerste (‘in’) worden de onderlinge relaties in een gemeente bedoeld; het tweede (‘up’) duidt op de relatie tot God en het derde (‘out’) beschrijft de relatie tot de omgeving.

Een christelijke geloofsgemeenschap is dus 3-dimensionaal. Het is geen voetbalvereniging of, zoals de theoloog Oepke Noordmans stelde, het gaat niet om ‘intellectuele zakenmensen’. Juist door de relatie tot God is er een mystieke, geheimvolle dimensie, die niet aanwezig is bij een gewone vereniging of organisatie. In die dimensie van de relatie tot God doen mensen ervaringen op (in liederen, gebeden, preek, sacramenten, zegen). Ontbreekt deze dimensie, dan wordt het een kerk in het platte vlak. Er is geen verschil meer met willekeurige andere verzamelingen van mensen. In de ‘up’-dimensie vindt een kerk haar bestaan.

De Schrift draait het trouwens om. Deze dimensie vormt haar fundament. Jezus Christus, zegt de eerste Petrusbrief, is haar hoeksteen. Gemeenteleden zijn de ‘levende stenen’. Kerk zijn, een levende gemeente van Christus zijn, staat daarmee altijd ook in het teken van het kruis van Christus. En dat kruis staat voor zelfverloochening, dienstbaarheid, de minste zijn. Opnieuw, een gemeente is niet te vergelijken met een bedrijf, en zeker niet met een succesvol bedrijf. Juist vanwege deze dimensie kunnen we in een gemeente niet zonder het bijzondere ambt.

Wanneer we zeggen, dat het ambt nodig is, gaat het niet allereerst om zware woorden als toezicht of opzicht, hoezeer de situatie daar soms ook om kan vragen. In 2014 schreef de toenmalige synodescriba, dr. Arjan Plaisier, zeven brieven over het ambt, die werden toegezonden aan alle gemeenten. Daarin zijn de eerste zinnen: ‘Om het maar gelijk te zeggen: we kunnen in de kerk niet zonder. Het ambt hoort er vanaf het begin bij. We kunnen het niet afschaffen. Ambt staat voor een speciale opdracht.’ Even later gebruikt ook Plaisier het woord ‘roeping’.

Zelf zou ik het ambt graag willen koppelen aan de drie dimensies en aan de werkwoorden: begeleiden en faciliteren. Dan krijg je een eenvoudige definitie: Bijzondere ambtsdragers zijn gemeenteleden die andere gemeenteleden in de relaties tot God, elkaar en de samenleving geestelijk begeleiden en die de communicatie in deze relaties vergemakkelijken en helpen mogelijk te maken.

Elke gelovige bekleedt al een ambt

Gemeente en ambt

Het brengt de vraag van het ambt terug naar de vraag waartoe er überhaupt een gemeente is. Het gaat om de vraag wat de gemeente beschouwt als haar missie. Wat is onze van God gegeven missie? Wat is de reden dat wij kerk zijn, in ons dorp, in onze stad, in de wijde wereld om ons heen? Wat merkt de samenleving van ons? In de grond van de zaak gaat het om het versterken van elk van de drie relaties of dimensies. De Zwitserse theoloog Karl Barth schreef ooit dat het in de kerk gaat om gevouwen handen, handen die elkaar vasthouden en uitgestoken handen. Dat laatste zei hij met het oog op de samenleving, die ‘recht heeft op een christelijke gemeente’. Is dit besef voldoende aanwezig? Zo niet, dan ligt hier het begin van het nadenken over het ambt.

Plaisier schrijft, dat de vragen en uitdagingen rond het ambt – denk aan de moeite om gemeenteleden daarvoor bereid te vinden -vaak te maken hebben met ‘een verlies aan besef wat een gemeente is.’ In de lijn van dit artikel: de kerk is niet in de eerste plaats een club of een vereniging, maar ‘een geloofsgemeenschap, een samenleving van zusters en broeders in Christus’ naam’.

En een kerkenraad, schrijft Plaisier even verder, ‘begeleidt individuele gemeenteleden en de geloofsgemeenschap als geheel om te groeien in geloof, hoop en liefde’. Je hoeft met andere woorden geen ‘supergelovige’ te zijn, er is groei mogelijk. Geloof is dynamisch; het kan afnemen en toenemen en hetzelfde geldt voor hoop en liefde. Daar kunnen mensen elkaar bij helpen. Ook een ouderling kan dus groeien in geloof, hoop en liefde. Ik herinner me uit de jaren dat ik predikant was, dat ik in pastorale gesprekken diep geraakt werd door het geloof van de mensen met wie ik sprak. Ik begeleidde hen, bijvoorbeeld in dagen van rouw, maar zij versterkten mijn geloof door hún geloof. Omdat zij het volhielden, zoals ze vertelden, dankzij hun geloof en hun hoop en omdat zij geloof.

Is het ambt noodzakelijk?

Terug naar de hamvraag: is het ambt noodzakelijk? Het gaat om een vraag die een kerkenraad samen met de andere gemeenteleden dient te beantwoorden. Zijn wij een levende kerk? Dan horen daar ambten bij. In de werving gaat het er dan niet om dat wij roepen dat vacatures vervuld moeten worden, maar dat we een visie uitdragen op het waartoe van onze gemeente. Daar begint het mee! Vanuit welk visioen leven wij?

Natuurlijk vertellen we er ook bij, dat elke nieuwe ambtsdrager de nodige toerusting zal krijgen om te kunnen groeien en ervan te leren En dat we het sámen doen. Een ambtsdrager staat er niet alleen voor. Dat geldt in het verband van de kerkenraad en ook in het geheel van de gemeente. De relationele onderbouwing van het kerk-zijn vraagt om ontmoeting, communicatie, aandacht en ondersteuning. Zoals in elke goede relatie, is er dan ook ruimte voor humor, rust en ontspanning.

Dr. H. de Roest is hoogleraar Praktische Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (vestiging Groningen) Hij is lid van de redactie van het Ouderlingenblad.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken