Wat is de Bijbel?
Theologisch drieluik: wat is de Bijbel? (deel 1)
In dit Theologisch drieluik introduceert Klaas Spronk je met wat de Bijbel nou precies is.
Deel 2: verzameling teksten
Deel 3: heiligheid van de Bijbel
Later verschijnt er een reactie op dit drieluik.
„We hoeven de heiligheid van de Bijbel niet angstvallig te verdedigen”.
Klaas Spronk
Over de Bijbel en zijn betekenis hebben veel mensen vaak stellige overtuigingen. Helaas spreken ze elkaar nogal eens tegen. Er zijn ook de nodige misverstanden. In dit Theologisch drieluik zal ik mijn best doen om die misverstanden zoveel mogelijk weg te nemen en op basis daarvan duidelijk te maken dat we de heiligheid van de Bijbel niet angstvallig hoeven te verdedigen. Steeds opnieuw bewijst de Bijbel zich als geïnspireerd en inspirerend boek.
In het eerste deel beschrijf ik hoe de Bijbel is ontstaan als een verzameling van boeken. In het tweede deel besteed ik aandacht aan de verschillende soorten van teksten in de Bijbel en in het laatste deel ga ik in op het karakter van de Bijbel als heilig boek.
Een verzameling boeken
De Bijbel is een bundel van 66 heel oude boeken. De oudste is bijna 3000 jaar geleden geschreven, de jongste ongeveer 1950 jaar geleden. Ze zijn op het eerste gezicht helder, chronologisch geordend: vanaf de schepping van de wereld tot aan de aankondiging van het einde van deze wereld.
Volgens de christelijke traditie zit er een duidelijke lijn in: Gods goede schepping is door de zonde van de mensen verstoord; daarna heeft God een proces van verzoening ingezet via zijn volk Israël, culminerend in het sterven en de opstanding van zijn zoon Jezus Christus, en uiteindelijk heeft de christelijke kerk de opdracht gekregen om die blijde boodschap uit te dragen in heel de wereld in afwachting van de wederkomst van Jezus Christus. Volgens deze kijk op de Bijbel wordt in het eerste – en het grootste deel, met 39 van de 66 boeken –, toegewerkt naar de komst van Jezus Christus. Men noemt dat dan het Oude Testament als aanduiding van het verbond (= testament) dat God eerst met het volk Israël had gesloten. Met de komst van Jezus Christus is dat verbond vernieuwd en verbreed tot een verbond met heel de mensheid. Dat wordt verteld in het tweede deel, het Nieuwe Testament.
In plaats van de mogelijk als denigrerend op te vatten naam ‘Oude Testament’ kan men ook van ‘de Hebreeuwse Bijbel’ spreken.
Het probleem bij deze heldere indeling is dat niet alle boeken van de Bijbel passen in dat door het tweede deel gedomineerde kader. In ieder geval hebben de joodse lezers van het eerste deel er heel andere ideeën over. Binnen de joodse traditie staan de eerste vijf boeken centraal. Deze worden toegeschreven aan Mozes en aangeduid als de Torah, de ‘richtlijn’ voor het leven met God. Het tweede deel wordt aangeduid als de Neviim, ‘de profeten’. Ze beschrijven hoe in de geschiedenis van Israël is omgegaan met de Torah op aanwijzing van de profeten. Het derde deel noemt men de Chetoevim, ‘geschriften’. Dat bevat boeken zoals de Psalmen en de Spreuken met bespiegelingen over de mooie en moeilijke dingen in het dagelijks leven. Op basis van de beginletters van deze drie delen wordt dit deel van de Bijbel ook wel aangeduid als Tenach. In plaats van de mogelijk als denigrerend op te vatten naam ‘Oude Testament’ kan men ook van ‘de Hebreeuwse Bijbel’ spreken.
De beschreven tijd en de tijd van het schrijven
Het eerste deel van de Bijbel (de Hebreeuwse Bijbel) heeft vooral betrekking op de periode van ca. 1500 tot het begin van de tweede eeuw voor onze jaartelling, van Abram tot in de Hellenistische tijd, in het gebied van de zuidelijke Levant. De eerste elf hoofdstukken van Genesis bieden daarop de inleiding vanaf de schepping.
In het tweede deel (het Nieuwe Testament) gaat het voornamelijk over het leven van Jezus Christus en de eerste christelijke gemeenten in de eerste eeuw van onze jaartelling in datzelfde gebied. Via de zendingsreizen van Paulus komen ook Klein-Azië en Griekenland in beeld. Het afsluitende boek Openbaring biedt als een tegenhanger van Genesis 1-11 de blik op het eind der tijden.
In de Bijbelwetenschap gaan we ervan uit dat de eerste teksten op schrift zijn gesteld toen de koninkrijken Juda en Israël onstonden.
Het moge duidelijk zijn dat het begin en einde van de Bijbel geen ooggetuigenverslag bevatten. Maar ook voor veel andere teksten in de Bijbel geldt dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen de beschreven tijd en de tijd van het schrijven. De eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel worden traditioneel toegeschreven aan Mozes. De periode die voorafging aan zijn tijd zou hij dan in ieder geval moeten hebben opgetekend aan de hand van overgeleverde verhalen.
Het is echter ook duidelijk dat wat beschreven wordt over de tijd van Mozes niet allemaal van zijn hand kan zijn. Het boek Deuteronomium, dat wordt gepresenteerd als één lange preek van Mozes, eindigt bijvoorbeeld met de beschrijving van zijn sterven. Soms worden zaken voorgesteld vanuit het perspectief van het beloofde land, terwijl Mozes dat zelf nooit heeft betreden.
De vraag wanneer en door wie deze en andere teksten geschreven zijn, is niet eenvoudig te beantwoorden. In de Bijbelwetenschap gaat men er tegenwoordig van uit dat voor het eerst teksten op schrift werden gesteld in de tijd van de beginnende koninkrijken van Juda en Israël in de tiende eeuw voor het begin onze jaartelling. Veel verhalen zullen daarvoor al wel in een mondelinge traditie zijn doorgegeven.
Voor het Nieuwe Testament is het goed om te bedenken dat de oudste teksten de brieven Paulus zijn en dat de evangeliën pas daarna, vanaf ongeveer het jaar 70 zijn geschreven. Dat betekent dat er al veel is nagedacht over de persoon en het werk van Jezus van Nazareth. Het is aan de vier evangeliën te zien dat daarbij verschillende accenten werden gezet.
Lang tijd stond nog niet vast wat de gezaghebbende boeken (de canon) waren.
Een open canon
Zowel voor de Hebreeuwse Bijbel als voor het Nieuwe Testament geldt dat ze hun huidige vorm pas laat hebben gekregen. Aan veel boeken van de Hebreeuwse Bijbel is te zien dat er in de loop der tijd nog aan gewerkt is. Bij het Nieuwe Testament is dat minder het geval, omdat die in een veel kortere periode is ontstaan.
Voor beide delen van de Bijbel geldt dat de ons bekende lijst met gezaghebbende boeken (de canon) lange tijd nog niet vast stond. Zo stond er bijvoorbeeld in de periode rond het begin van de jaartelling een boek Henoch hoog in aanzien. Het wordt ook geciteerd in het Nieuwe Testament. Hetzelfde geldt voor geschriften zoals de Herder van Hermas of het evangelie van Thomas in de eerste eeuwen. Omdat ze kennelijk niet strookten met de gangbare opvattingen van de dominante groep op dat moment werden ze buiten de canon gehouden. Overigens is er altijd verschil van mening gebleven over welke boeken tot de canon behoren en in welke volgorde ze moeten staan. Dat is nog steeds te zien aan de verschillen tussen Oosters-Orthodoxe, Rooms-Katholieke en Protestantse bijbels.
Klaas Spronk is hoogleraar Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit Amsterdam en hoofdredacteur van Schrift.