Menu

Basis

Zending als Gods zending

Wandelaar met stok op een pad

Missio Deï en vernieuwing

Zending en evangelisatie waren veelal de beweging van de kerk naar buiten. Tot ze een noodlijdend bestaan hadden… Hoe buig je dat om? Hoe gaan bewegingen naar binnen én buiten elkaar versterken?

Het is een apart kunstwerk van Escher: Mieren lopen een oneindige weg over een lintvormig rooster. Normaal gesproken heeft een lint een boven- en een onderkant. Maar draai je één uiteinde om en verbind je dat aan het andere eind, dan vallen boven- en onderkant samen. De ring van Möbius heeft maar één kant! Het idee houdt me bezig: hoe is dat eigenlijk met de kerk? De binnen- en de buitenkant van de kerk, zijn dat twee kanten, of is het er één?

Binnen is het warm

Ik praat met de kerkenraad van een grote, bloeiende gemeente. Nee, missionair werk is niet zo aan de orde, geven de ambtsdragers aan. De gemeenteleden hebben elkaar en hun familie. Er zijn zoveel activiteiten dat niemand zich hoeft te vervelen. Het is een warme gemeente. Een groepje gemeenteleden deelt wel eens flyers uit in de buurt. Er is een evangelisatie-commissie die van goede wil is. Maar de leden daarvan vinden het moeilijk om de gemeente te betrekken bij missionair werk.

Ik praat met een andere kerkenraad. De gemeente die hij dient, is klein en kwetsbaar. Het is elke termijn ook weer een heel geworstel om nieuwe ambtsdragers te vinden. De wijk rondom de kerk is in de loop van de decennia van karakter veranderd.

Soms hoor ik in de Randstad dat de kerk inmiddels in een ‘aandachtswijk’ staat. In landelijke gebieden hoor ik van sluiting van dorpswinkels en wegtrekkende jongeren. Nee, missionair werk is niet aan de orde. Alle energie gaat zitten in het draaiend houden van het kerkelijke leven.

Veel dienend werk wordt vaak anoniem gedaan, niet herkenbaar vanuit de christelijke gemeenschap

Daden zonder woorden?

In heel wat gesprekken die ik voer komen typeringen als die hierboven aan de orde. En toch blijken, bij wat verder doorpraten, veel gemeenten wel degelijk present in de publieke ruimte. Niet zozeer herkenbaar als christelijke gemeenschap, maar wel in de vorm van talloze vrijwilligers die het goede zoeken voor hun medemensen. Veel dienend werk wordt door individuele christenen en diaconieën uitgevoerd: schuldhulpmaatjes, voedselbank, taalles, hulp aan vluchtelingen en noem maar op.

Onze samenleving is pluriform – wat moet je zeggen tegen al die mensen?

Alleen wordt al dat werk vaak anoniem gedaan. Het lijkt erop dat we stilletjes en dienstbaar onze weg gaan in de Westerse wereld. We vinden het moeilijk, zelfs ongepast, om bij ons werk de Naam van Christus te noemen. Bang als we zijn om opdringerig over te komen. Dat ruikt teveel naar de zeepkist, de gitaar in de winkelstraat en het ongemakkelijke uitdelen van christelijke flyers.

En als we zijn Naam zouden willen belijden (Lucas 12:8), is het moeilijk er woorden voor te vinden. Hoe zouden we ook onze laat-moderne, kritische medemensen kunnen bereiken? Onze samenleving is pluriform: Islam, Boeddhisme, ongebonden spiritualiteit, Ietsisme, Agnosticisme, Atheïsme – we treffen het allemaal aan om ons heen. Wat moet je zeggen tegen al die verschillende mensen?

Zo kom ik onder christenen nogal wat verlegenheid tegen als het gaat om al die woorden uit de Bijbel die gaan over licht-zijn, zout-zijn, getuigen, dopen en discipelen maken (Matteüs 5:13-16; Johannes17:20; Matteüs 28:19). Soms zit er ook weerstand: moeten we nu echt nog anderen lastig gaan vallen met het geloof? Een andere keer proef ik verlangen en bewogenheid om medemensen mee te nemen, op weg naar Christus. Maar tussen droom en daad staan praktische bezwaren…

Het moet anders

In de 20e eeuw heeft het denken over zending en evangelisatie een stevige draai gemaakt. Aan het begin van die eeuw was de uitgaande beweging van de kerk vooral een bijkomend iets. Iets dat je als kerk óók nog deed, naast pastoraat, diaconaat, catechese, verkondiging en zoveel meer.

Zending en evangelisatie waren als een punt van de kerkelijke taart. Wanneer die ontbrak was dat niet fraai, maar tussen zoveel andere smakelijke taartpunten kon die ene wel gemist worden. Zending en evangelisatie stonden eigenlijk los van diaconaat. Hoewel… Zending en diaconaat konden vaak wel goed met elkaar opschieten, want het was wel duidelijk in de jonge 20e eeuw dat er veel hulp nodig was op de zendingsterreinen. Maar in Nederland zelf was het niet altijd zo duidelijk dat evangelisatie en diaconaat met elkaar te maken hadden. Tenminste, als je ervan uitging dat het eerste er voor de ziel was en het tweede voor het lichaam.

Deze opdeling van het kerkenwerk in hokjes en vakjes werd meer en meer problematisch. In de tweede helft van de 20e eeuw maakten christenen uit Latijns Amerika duidelijk dat de kerk natuurlijk niet het evangelie kon preken, zonder zich ook het onrecht in de samenleving aan te trekken. Alsof Christus alleen zielen verlost, en daarbij alle andere menselijke sferen en verbanden overslaat. En de kerk kon in het Europa van na de jaren-60 toch ook niet meer doen alsof zij in een cultuur leefde waar het evangelie nog steeds bepalend was? Zo begonnen de terreinen van zending en evangelisatie, verkondiging en diaconaat, vragen van recht en rentmeesterschap elkaar steeds meer te raken en uiteindelijk te overlappen.

Gods Missie

Dat allemaal bij elkaar riep om een nieuwe doordenking van kerk-zijn, van zending, evangelisatie en diaconaat, van publieke gerechtigheid en rentmeesterschap voor de schepping.

Die nieuwe doordenking kreeg rond het midden van de 20e eeuw bekendheid als de Missio Deï, de zending van God. Het betekent heel eenvoudig dat we niet bij de kerk beginnen in ons denken, maar we beginnen bij God Zélf. Hij is immers vanaf het begin van de Bijbel al bezig met Zijn schepping. En toen de mens tegen God koos en een greep naar de macht deed, is Hij daarmee bezig gebléven.

God zond Zijn Woord door profeten. Hij zond Zijn Zoon, Christus Jezus. Op Pinksteren zond Hij de Heilige Geest. En ook zond Hij Zijn kerk in deze wereld. De uitgaande beweging van woord en daad gaat niet allereerst van kerken of individuele christenen uit, maar van God Zélf. Dat God in de wereld werkt, blijkt soms verrassend, als je iemand van vrede ontmoet of onverwachte hulp krijgt van iemand die geen Christen is (Lucas 10:16; Handelingen 28:2).

En ook zond Hij Zijn kerk in deze wereld…

Belangrijk is om vast te houden dat God in Zijn uitgaande zendingsbeweging ook weer de beweging terug maakt, naar Hemzelf. God is in Zijn woord niet vaag over Zijn bedoelingen, maar Hij gaat de wereld in om mensen naar Hem terug te roepen. Vandaar dat de oproep tot geloof en bekering diep verankerd is in het spreken van de profeten, van Johannes de Doper en Christus Zélf (2 Koningen 17:13; Jeremia 4:1; Ezechiël 14:6; Matteüs 3:1-2; 4:17).

In de Missio Deï trekt God de wereld door om Zijn kerk uit de mensheid terug te roepen. Hij roept haar uit de duisternis in Zijn licht (1 Petrus 2:9). God brengt haar samen rond Woord en Sacramenten (Johannes 15:7). De kerk is de bruid van Christus en het volk van het Koninkrijk (Openbaring 21:2,9). Zij geeft licht in deze wereld, helderder naarmate zij leeft bij het onderwijs van Christus (Matt. 5-7), flauwer naarmate zij haar roeping vergeet (Matteüs 25:1-13).

Het kan anders

Ik zet het gesprek voort met kerkenraden uit stad en land. Met ambtsdragers die het hebben over florerende of kwijnende gemeenten. Maar terwijl we samen nadenken over de Missio Deï, verandert ons gesprek van toon. Kerk-zijn blijkt niet alleen iets van vroeger te zijn. We zijn geroepen om samen volk van het Koninkrijk te zijn, van Gods nieuwe wereld die komt. De morgen, ach wanneer… Heimwee naar een wereld die eindelijk gaaf is, sluipt onze gesprekken binnen.

Al pratend blijkt evangelisatie geen ondraaglijke last of een verhulde vorm van manipulatie. Het is een hartelijke, dringende uitnodiging voor Gods nieuwe wereld. Een uitnodiging om te putten uit de bron van liefde die de Vader van Christus is. Om in gemeenschap te treden met God en Zijn nieuwe volk. En diaconaat wordt veel meer dan alleen geld geven. Het blijkt de zichtbare liefde van Christus te zijn, een palet van tekens van het komende Koninkrijk. Om zin in te krijgen: met gulle hand de liefde van Christus uitdelen, binnen én buiten de gemeente.

En al pratend blijkt dat christenen niet steels en anoniem hoeven te werken in de samenleving. Laat de kerk als gemeenschap maar vrij en blij rondstruinen in de publieke ruimte. Zo komt immers aan het licht hoe ze gevormd is door het evangelie? Mag niet blijken wat God doet in mensenlevens en in complete gemeenschappen?

Je ziet het voor je: opnieuw gaat de gemeente iets begrijpen van christelijke gastvrijheid. Gods liefde die zij eerst ontving, mag ze uitdelen. Aan mensen aan de randen. De Tokkies, de migranten, de exgedetineerden en verslaafden. Maar ook aan de mensen in de Vinex- en de villa-wijken. De rijken met een donut-leven. Zoet van buiten maar in het hart een gat.

Zo gaat de kerk haar roeping weer begrijpen. Haar dienst in de missie van God, Die blijft roepen in een wereld vol van kapotte verhoudingen en gebroken mensen. Zij verbaast zich er vooral over wanneer God haar voor Zijn werk wil gebruiken. Daarvoor hoeft ze niet groot te zijn. Twee of drie die samen bidden zijn genoeg om het licht op de kandelaar te houden. Zij hoeft niet rijk te zijn om toch smaak te geven aan een smakeloze omgeving. Een huiskamer is voldoende om als kerk samen te komen. Een fruitschaal voldoet als doopvont. Een stuk brood en een fles wijn volstaan als tekens van het Avondmaal. Kerk-zijn kan heel minimaal. Maar niet minder stralend. Niet minder smaakmakend.

Peter Visser is predikant en missionair consulent voor de Christelijke Gereformeerde Kerken.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken