Zien, kijken
Geloofstaal & cultuurtaal
‘Geloven’ en ‘zien’ worden vaak als tegenstelling gebruikt: niet zien en toch geloven. Veel mensen vragen eerst naar ervaring en beleving. Is er wat van te zien? Ook christenen leven in een wereld die op het visuele is ingesteld. De beeldcultuur is sterk ontwikkeld. Algemeen bekend is het gegeven dat je van het gehoorde een klein percentage onthoudt, maar van het gehoorde dat met een beeld wordt ondersteund een veel groter percentage. Beelden kunnen woorden versterken.
Woorden
In het Oude Testament wordt voor ‘zien’ meestalraä gebruikt. In het Nieuwe Testament zijn de meest representatieve woorden horan (idein), blepein, theoorein. Passieve vormen van horan, ‘zien’ worden met ‘verschijnen’ vertaald. Veel voorkomend zijn de aandachttrekkende woordjes hinnee en idou, ‘zie’. Ook zijn te noemen uitdrukkingen over de ogen van de Here en de ogen van mensen.
Betekenis in context
Oude Testament
Gods zien
Als een refrein klinkt in Genesis 1 de conclusie na elke scheppingsdag: God ziet hoe goed alles is. Ook verderop in het Oude Testament wordt gesproken over de ogen van de Here die uit de hemel neerkijken op het gedrag van de mensen. ‘De ogen van de Here gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen wier hart volkomen naar Hem uitgaat’ (2 Kron. 16:9; Ps. 33:13-14, 18; 34:16). ‘Zou Hij, (…) die het oog vormde, niet zien?’ (Ps. 94:9).
De strijd om het oog
In de gave wereld van het paradijs is het menselijk zien aanvankelijk ongerept. Adam beziet de geschapen dieren en legt hun wezen vast in een naam (Gen. 2:19). Adam beziet de door God gebouwde vrouw en het is liefde op het eerste gezicht (Gen. 2:22-23). Vervolgens komt echter door een combinatie van horen en zien de zondeval van de mens tot stand. De mens luistert naar wat satan voorspiegelt. ‘En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen.’ (Gen. 3:6).
In de strijd om het hart gaat het ook om het oog. Job verklaart dat hij – om zuiver te blijven – in Gods oog een verbond met zijn ogen heeft gesloten (Job 31:1). Hij wil voorkomen dat zijn hart zijn ogen volgt (31:7). De huiscode van Psalm 101 is een voorbeeld van zo’n afspraak met je ogen. ‘Ik stel geen schandelijke dingen voor mijn ogen’ (Ps. 101:3). ‘De leugenspreker zal niet bestaan voor mijn ogen’ (Ps. 101:7). ‘Mijn ogen zijn op de getrouwen in het land’ (Ps. 101:6). Je identificeren met mensen die trouw zijn aan God inspireert tot een zuiver kijken.
Hoopvol kijken van mensen ‘
Op U zijn onze ogen gevestigd,’ verklaart koning Josafat, als hij met heel Juda voor een overmacht staat (2 Kron. 20:12). ‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen’ (Ps. 121:1) en ‘Ik hef mijn ogen op tot U’ (Ps. 123:1) zijn uitingen van vertrouwen.
Komt en ziet
In de psalmen klinkt de uitnodiging om goed te kijken wat de Here doet (Ps. 46:9; 66:5). Vooral in het tweede deel van het boek Jesaja klinkt de aankondiging ‘Hef uw ogen op (.) en zie’ (Jes. 49:18). De wanhopige ballingen worden bemoedigd met de belofte dat ze de vervulling van Gods beloftewoord zullen meemaken.
Jesaja 40 had dit thema al ingezet. De heerlijkheid van de Here zal zich openbaren ‘en al het levende tezamen zal dit zien’ (40:5). Het oog zal de inlossing van Gods beloften zien. Laten de steden van Juda alvast op de uitkijk gaan staan (40:10). Later in Jesaja 40 klinkt de oproep ‘Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen?’ (40:26). Laten de ballingen niet denken dat de Here hen vergeet. Hij kent elke ster bij name. Zou Hij dan voor zijn kinderen geen aandacht hebben? Ook de omstanders zien het verrassende werk van de Here waarmee Hij zijn volk uit Babel terugbrengt. Het verlossende werk van de Here beoogt ‘opdat men zie en tevens erkenne (…) dat de hand des Heren dit gedaan heeff(41:20).
Jesaja kent ook de uitdrukking ‘wat geen oog heeft gezien’ (Jes. 64:4; vgl. 1 Kor. 2:9). Gods werk overtreft alle menselijke verwachtingen.
Nieuwe Testament
Wat is er van God te zien? ‘
Niemand heeft ooit God gezien’ (Joh. 1:18). Hij bewoont een ontoegankelijk licht, zodat geen mens Hem heeft gezien of ooit kan zien (1 Tim. 6:16). Deze woorden staan tegen de achtergrond van het Oude Testament, waarin het niet kunnen zien van God een belangrijke rol speelt. Denk maar aan de geschiedenis van Mozes (Ex. 33), Gideon (Ri. 6), Ma-noach (Ri. 13) en Jesaja 6. Dagelijks met God verkeren en Hem uit persoonlijke ontmoeting kennen is niet voor mensen weggelegd. Toch is de Onzichtbare niet de grote Onbekende. Gods eniggeboren Zoon, die aan de boezem van de Vader is en dus persoonlijke ervaringskennis heeft, heeft Hem doen kennen. Gods Zoon is het gezicht van God. Hij getuigt van wat Hij in de hemel heeft gezien en gehoord, via zijn onderwijs leer je God kennen en in Hem is de glorie van de Vader te zien (Joh. 1:14). De Onzichtbare krijgt een gestalte op aarde. God Zelf is niet te zien, maar van zijn werk is wel veel te zien.
Mijn ogen hebben uw heil gezien (Simeon)
Simeon heeft door de Heilige Geest een godsspraak ontvangen ‘dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heren gezien had’ (Luc. 2:27). Hij zal de dood niet meemaken, voordat hij de vervulling van Gods belofte heeft beleefd. Geleid door de Geest komt hij in de tempel en maakt daar mee dat het kind Jezus door zijn ouders de tempel wordt binnengebracht. Simeon neemt het kind Jezus in zijn armen. Daarop looft hij God met de woorden ‘. mijn ogen hebben uw heil gezien’ (2:30). Hij houdt de vervulling van Gods belofte in de armen. Hij mag namens de oudtestamentische profetenstand de waarheid van Gods woord zien en tasten. Op de uitkijk staan: dat deed Simeon op de drempel van het oude naar het nieuwe verbond. Het is ook opdracht voor christenen, die heenleven naar de overgang op het eeuwige verbond.
Mijn ogen hebben uw heil gezien (Avondmaal)
De lofzang van Simeon is een graag gezongen avondmaalslied. Aan het Avondmaal mogen Gods kinderen zijn heil zien en tasten. Gods werkwijze benut naast het kanaal van het oor ook het kanaal van het oog. Hij sticht gedachtenis voor zijn wonderen van redding (Ps. 111) en dat monument is zichtbaar. De aanwijzende woorden ‘Dit is…’ bij brood en beker (Luc. 22:19-20) roepen op om te kijken. ‘Smaakt en ziet, dat de Here goed is’ (Ps. 34:8).
De strijd om het oog gaat door
Het komt aan op zuiver kijken, zo onderwijst Jezus in zijn Bergrede: ‘De lamp van het lichaam is het oog’ (Mat. 6:22-23). Je ogen kunnen je tot zonde verleiden (Mat. 5:29). Daarom moeten ze onder controle worden gehouden.
Het zien van de getuigen
De verkondiging van de apostelen is gebaseerd op wat zij met eigen ogen gezien hebben (1 Joh. 1:1-4). Bij alle belangrijke heilsfei-ten registreren getuigen de feiten. Na de geboorte van Jezus zien herders wat er gebeurd is (Luc. 2:15-20). Bij het kruis van Jezus zien getuigen zijn lijden en zijn graflegging (Luc. 23:49, 55). Op de dag van Jezus’ opstanding zien getuigen de weggerolde steen (Luc. 24:2). Na zijn opstanding krijgen verschillende mensen Jezus te zien bij zijn verschijningen aan hen. Bij de hemelvaart van Jezus zijn de leerlingen getuigen (Hand. 1:9). De pinkstertekens zijn voor een deel te zien: tongen als van vuur (Hand. 2:3). De beloofde terugkeer van Jezus zal voor elk oog te zien zijn (Op. 1:7).
Niet zien en toch geloven
Op de uitroep van zijn medeleerlingen ‘wij hebben de Here gezien!’ verklaart Tomas eerst het teken der spijkers in Jezus’ handen te willen zien, voordat hij kan geloven (Joh. 20:25). Jezus komt hem tegemoet: ‘zie mijn handen (…) en wees niet ongelovig, maar gelovig’ (20:27). De vertelling eindigt met de zaligspreking van hen die niet gezien hebben en toch geloven (20:29).
In de brief aan de Hebreeën wordt ‘geloof omschreven als een overtuigd zijn van dingen die nog niet te zien zijn (Hebr. 11:1). De aartsvaders hebben de vervulling van de beloften slechts uit de verte gezien (11:13) en toch geloofd.
De ziener van Patmos
In het laatste bijbelboek is veel te horen (‘wie een oor heeft om te horen, die hore.’), maar nog veel meer te zien. De opdracht van Johannes luidt: schrijf op wat u hebt gezien (Op. 1:11, 19). Hij verklaart dat hij doorgeeft alles wat hij heeft gezien (1:2). Het verslag van zijn visioen wordt in de samenkomsten van zeven gemeenten voorgelezen (1:3). Daarbij klinkt de oproep ‘zie’. De hoorders kijken als het ware over Johannes’ schouder mee. In hoofdstuk 4 worden de hoorders aangespoord om te kijken: ‘. en zie, er was een deur geopend in de hemel (4:1); en zie, er stond een troon in de hemel’ (4:2). Al luisterend worden oren tot ogen. Openbaring is ‘een bekeken zaak’, een kijkboek.
Zijn aangezicht zien
In het voltooide Rijk van God zullen Gods kinderen zijn aangezicht mogen zien (Op. 22:4). Zonder heiliging zullen gelovigen de Here niet zien (Hebr. 12:14). ‘Nu zien wij nog door een spiegel, in raadsels, doch straks van aangezicht tot aangezicht’ (1 Kor. 13:12). Geloven is dan zien geworden.
Kern
God komt de zwakheid van geloof te hulp door niet alleen met geluid, maar ook met beeld het hart te zoeken. De ogen van Gods kinderen mogen aan de hand van tekens de waarheid van Gods beloftewoord zien. Er is best veel te zien, al is onze Koning onzichtbaar in de hemel. In ongeloof kun je de al wel zichtbare vervulling ontkennen. Die is alleen te zien met ogen die gescherpt zijn door geloof. Het wezen van het geloof blijft, zolang christenen onderweg zijn, een zaak van vertrouwen zonder zien.
Verwijzing
Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: geloof, getuigenis, horen, openbaring, verschijning, woord.