4.5. Zijn Naam hooghouden
Zie ook
-
Naam (uit: Woordenboek voor Bijbellezers)
Heidelbergse Catechismus
Zondag 36
Vraag 99: Wat wil het derde gebod?
Antwoord: Dat wij niet alleen met vloeken of met een valse eed, maar ook door onnodig zweren de naam van God niet lasteren of misbruiken en evenmin door stilzwijgend toe te zien aan dergelijke verschrikkelijke zonden deel krijgen. Kortom, dat wij de heilige naam van God niet anders dan met ontzag en eerbied gebruiken, opdat Hij door ons op de juiste wijze wordt beleden, aangeroepen en in al onze woorden en werken geprezen.
Vraag 100: Is het dan zo’n grote zonde Gods naam door zweren en vloeken te lasteren, dat God ook toornig is op hen die niet zoveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweren helpen weren en verbieden?
Antwoord: Jazeker, want geen zonde is groter en vertoornt God meer dan het lasteren van Zijn naam. Daarom heeft Hij ook bevolen dat met de dood te straffen.
Zondag 37
Vraag 101: Maar mag men ook in geloof bij de naam van God een eed zweren?
Antwoord: Ja, als de overheid het van haar onderdanen verlangt of als het om andere redenen noodzakelijk is om daardoor trouw en waarheid te bevestigen, en dit tot eer van God en tot heil van de naaste. Want een dergelijk zweren berust op Gods Woord en is daarom ook door de heiligen in het Oude en Nieuwe Testament met recht in gebruik geweest.
Vraag 102: Mag men ook bij de heiligen of bij andere schepselen een eed zweren?
Antwoord: Nee, want een rechtmatige eed zweren is God aanroepen, dat Hij, die alleen het hart kent, de waarheid bevestigt en mij straft als ik vals zweer. Deze eer komt geen schepsel toe.
Relatie van het thema tot het hoofdthema
Als opschrift boven de Tien Woorden noemt de Here zijn Naam. Miskotte noemde in zijn Bijbelsch ABC (p. 27 en 29) het woord Naam ‘de A van het bijbels a.b.c., de eerste en beslissende lijn in de tekening der Gods gedachten. De naam onderscheidt God van andere wezens, goden en daemonen.’ In de openbaring van Zijn Naam maakt Hijzelf zich aan ons bekend. In het derde gebod waarschuwt de Here voor verkeerd gebruik van Zijn Naam. Misbruik van deze Naam is een zeer ernstige zaak. We zullen Zijn Naam hooghouden. God heeft Zijn Naam bekendgemaakt om Hem te kennen en te prijzen, niet om Hem leeg te gebruiken of zelfs te lasteren. Daar kan God niet zomaar aan voorbijgaan.
De leefwereld van de hoorder
Nog steeds wordt in Nederland Gods Naam op vele manieren misbruikt. Hoewel je niet kunt zeggen dat vloeken geaccepteerd is, wordt het nog minder geaccepteerd als je er iets van zegt. De vrijheid van meningsuiting wordt als een van de hoogst verworven vrijheden beschouwd. In ons land is per 1 februari 2014 het verbod op smadelijke godslastering zelfs uit het Wetboek van Strafrecht verdwenen. Naast het vloeken worden er ook veelvuldig verkeerde voorstellingen van Hem gegeven. Jongeren en ouderen komen in aanraking met allerlei karikaturen van de God van de Bijbel.
Met het oog op de tieners
In films en series wordt Gods Naam aan de lopende band misbruikt. Waarschijnlijk valt het heel veel jongeren niet eens meer op. Zijn ze er nog gevoelig voor? Hulpverleners (met wie een toenemend aantal tieners te maken heeft) vertellen hun dat vloeken en schelden functioneel is: het lucht op en kan zelfs helpen bij het verdragen van pijn. Er zijn speciale vloek-apps verkrijgbaar, die een handje helpen bij het vinden van geschikte scheld- en vloekwoorden. Beseffen tieners dat zij nauw verbonden zijn met de Naam van God, omdat ze die op hun voorhoofd dragen en daarmee zelf met hun leven en gedrag de reputatie van God zijn? Gods naam ijdel gebruiken is immers ook te ‘vertalen’ met: Zijn naam ijdel dragen.
Met het oog op de kinderen
Zevenennegentig procent van de ouders in Nederland let op het taalgebruik van kinderen in de opvoeding. Kerkelijke kinderen zijn zich er over het algemeen goed van bewust dat ze Gods Naam niet zomaar kunnen gebruiken. Dat ze ondertussen om zich heen andere kinderen dit wel horen doen, kan hen in verlegenheid brengen.
Uitleg
Met het derde gebod wisselt de manier van spreken. Over God wordt nu in de derde persoon gesproken. Dit geeft een verandering van focus. In het eerste en tweede gebod ging het om de directe relatie tussen God en mens. In het derde gaat het om de relatie naar buiten. De mens leeft te midden van andere mensen (Rolf Rendtorff, Theologie des Alten Testaments, p. 69). Aan hen mag hij de Naam bekendmaken, maar niet ‘ijdel’ gebruiken.
Een mens mag geen beeld van God maken. De manier waarop de mens zijn relatie tot God uit, is via het woord en het gebruik van de Naam van God. Vanaf de eerste generaties (Gen. 4:27) tot de laatste (Op. 22:20) kenmerkt de verhouding van mens tot God zich door het aanroepen van de Naam des Heren. Zijn Naam mag onder alle volken bekend worden (Ps. 105:1). Zie ook CD, p. 120-124 over de Namen van God in het Oude Testament.
Dit geeft meteen de verantwoordelijkheid weer die ligt in het gebruik van deze Naam. De Naam kan ook ‘ijdel’ gebruikt worden. Het Hebreeuwse woord dat in de NBG-vertaling (1951) met ‘ijdel’ vertaald wordt (šāw), kan ook gebruikt worden als aanduiding van de afgoden in de zin van ‘nietsen’ (Jer. 18:15; Jona 2:9). Valse profeten spreken ‘lege woorden’ (Ez. 13:6-9; Klaagl. 2:14). Daarnaast wordt het woord ook gebruikt in de taal van het recht: een ‘leeg’ gerucht (Ex. 23:1), of het ‘vals’ getuigenis (Deut. 5:20). Wie Gods Naam ijdel gebruikt, brengt Gods Naam in verband met iets wat helemaal niets met Hem te maken heeft, zelfs tegen Zijn openbaring in gaat. Iemand die zó ‘leeg’ de Naam van God op de lippen neemt, zal niet ongestraft blijven. De Heer kan het niet zomaar voorbij laten gaan, al heeft geen mens het in de gaten.
Ook in de catechismus komen de mensen om ons heen in het gezichtsveld. Alleen dan niet als ‘slachtoffer’ van het ijdel gebruik van de Naam (ze krijgen een verkeerd beeld van God), maar als ‘dader’ (ze gebruiken zelf de naam ijdel). Dit wordt extra benadrukt als hier in vraag 100 op doorgevraagd wordt. In onze tijd kan dit zeker nog actueel zijn, maar zou de nadruk nu niet beter anders gelegd kunnen worden? Er is nog meer aan te merken op vraag 100. Deze zonde te betitelen alsof er geen grotere zonde is, komt niet overeen met hoe dit gebod in de Tien Woorden ter sprake wordt gebracht. Het ‘niet ongestraft’ laten is een stuk korter dan wat er bij overtreding van de eerste twee geboden wordt gezegd. Daarbij komt dat in Jeremia 30:11 en 46:28 deze uitdrukking gebruikt wordt in onderscheid met de zware straf die andere volken moeten ondergaan.
Gelukkig legt de HC ook andere nadrukken. Zo wordt in vraag 99 gewezen op het positieve gebruik van de Naam: ‘opdat Hij door ons op de juiste wijze wordt beleden, aangeroepen en in al onze woorden en werken geprezen’.
In vraag 101 wordt het derde gebod betrokken op juridische handelingen. We zagen al dat ook in het Oude Testament ‘lege’ woorden in rechtshandelingen afgewezen worden. Niet iedereen zal hier dagelijks mee te maken hebben, hoewel de noodzaak van betrouwbaarheid in het spreken door iedereen herkend zal worden. In de tijd van de Reformatie was de thematiek van de eed zeer actueel, omdat de dopersen de eed in het geheel afwezen. In deze schets besteed ik weinig aandacht aan dit aspect (zie voor een uitgebreidere behandeling en achtergronden KV, p. 325-326, en ook Calvijn, Inst. II.8, p. 22-27).
Relevantie van het thema
In het derde gebod gaat het nog steeds om God Zelf. Nu niet alleen meer om de persoonlijke verhouding tot deze God en hoe Hij gediend wil worden, maar hoe deze God ‘zichtbaar’ gemaakt wordt door mensen die Hem willen dienen.
Dat de Here Zichzelf bekend wil maken, blijkt uit het opschrift van de Tien Woorden. De Here wil graag gekend worden als de God die bevrijdt. Daarin ligt voor ons mensen het eeuwige leven (Joh. 17:3). In het Oude Testament is de Here begonnen met het bekendmaken van Zijn Naam. Dat is uitgelopen op de komst van Jezus Christus, die de Naam van God ten volle geopenbaard heeft (Joh. 17:6). Heel Gods werk is er op gericht dat de aarde weer vol wordt van de Lof op Zijn Heerlijke Naam (Ps. 113:2, 3). In het prijzen van Zijn naam ligt onze redding (vgl. A.A. van Ruler, Over de psalmen gesproken, p. 162-164). In een cultuur waarin steeds minder mensen deze Naam nog kennen, mag deze boodschap met klem onder de aandacht van de gemeente gebracht worden. Een missionaire gemeente is een gemeente die Gods Naam belijdt voor de mensen. In het derde gebod gaat het dus niet alleen om een (negatief) verbieden van wat niet goed is, maar geeft het juist (positief) weer waar het op aankomt (Mat. 10:32).
Wanneer wij deze positieve kant duidelijk voor ogen hebben, zal de noodzaak van het verbod Gods Naam ijdel te gebruiken beter begrepen worden. De HC legt zelf niet uit waarom God dit zo erg vindt. Een aardige gedachte vond ik bij de Joodse filosoof Marc-Alain Ouaknin. Hij schrijft in zijn boek over de Tien Geboden: ‘Wat betekent nu eigenlijk die uitdrukking “ijdel”, “voor niets” van het derde gebod? Het Hebreeuwse woord dat we met “voor niets” vertalen is sjaw-sjin-wav-alef. Het ligt – fonetisch – heel dicht bij het woordje sjaweh–sj–wav-he, dat “identiek”, “zonder verschil” (differentie) betekent. De betekenis van ieder ding komt tevoorschijn doordat het verschilt van iets anders. Wanneer er geen verschil is, worden de dingen on-verschillend en maken zij on-verschillig.’
Wanneer wij Gods naam ‘leeg’ gebruiken, doen we Hem zeer tekort. Het verschil tussen Hem en andere goden wordt uitgewist. Het verschil tussen het leven met Hem en zonder Hem wordt onherkenbaar. Dat is rampzalig, want onze redding ligt nu juist in het kennen van Hem en Zijn Zoon, die Zijn Naam aan ons ten volle geopenbaard heeft. Er is immers geen andere Naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden (Hand. 4:12). In een land waarin de uniciteit van het christelijke geloof voor velen volstrekt onacceptabel is, zijn dit belangrijke woorden om de gemeente weer vertrouwd mee te maken.
Met het oog op de tieners
Het ‘leeg’ gebruiken van de Naam kan op vele verschillende manieren; de HC noemt een aantal concrete zaken. Deze kunnen dicht bij het leven van tieners gebracht worden (zie ‘Homiletische aanwijzingen’). Zo kan duidelijk worden gemaakt dat het derde gebod te maken heeft met elke dag van ons dagelijks leven. Niet alleen in het gebruiken van de Naam maken ze het verschil, maar vooral ook met hun leven representeren ze Gods Naam. Ook is het relevant om erop te wijzen dat het gebruiken van God als argument in discussies een vorm van vloeken kan zijn. ‘Ik zeg dit omdat God het wil,’ of: ‘Ik voel dat dit Gods plan voor mijn (of jouw) leven is.’ Het kan zomaar zijn dat we God voor ons eigen karretje spannen om onze zin te krijgen, of onze eigen mening te profileren. Veel voorbeelden uit de geschiedenis laten zien dat de meest verschrikkelijke dingen in Gods Naam gedaan kunnen worden. Wat wij doen, straalt op God af.
Met het oog op de kinderen
Voor kinderen zal het derde gebod het bekendst zijn onder de negatief geformuleerde samenvatting: ‘Niet vloeken.’ In verschillende weergaven van de Tien Woorden voor kinderen komen we het gebod ook wel positief geformuleerd tegen: ‘Gebruik Mijn Naam met eerbied.’ Beide aspecten mogen evenwichtig naar voren gebracht worden.
Relevante bijbelgedeelten
-
Exodus 3: God maakt Zijn Naam bekend.
-
Psalm 8, 105, 113, 145: Gods Naam verdient alle eer.
-
1 Petrus 4:11: Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God.
-
Kolossenzen 3:17: Doet alles in de Naam des Heren Jezus…
-
2 Samuel 12:14, Romeinen 2:24, 1 Timotheüs 6:1, Titus 2:5: Als Gods kinderen openlijk zondigen, zullen buitenstaanders de Naam van God lasteren.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
Het doel van de leerdienst is de gemeente te leren hoe zij – als gemeente en als persoon – door woord en wandel God zichtbaar kunnen maken in deze wereld.
Homiletische aanwijzingen
Als inleiding kan gewezen worden op het steeds vaker voorkomen van identiteitsfraude. Een persoon kan met de identiteit van iemand anders allerlei misdaden plegen, die op rekening komen van degene wiens identiteit misbruikt wordt. De Here wil in het derde gebod verhinderen dat er identiteitsfraude met Zijn Naam wordt gepleegd. Dit om te voorkomen dat mensen een verkeerd beeld van Hem krijgen en Hij onteerd wordt.
In het kerngedeelte van de preek kan dieper ingegaan worden op de achtergronden van het gebod. Zowel het verbod als het gebod dat in deze zondagen op ons afkomt, zal een plek mogen krijgen. Zoals al eerder aangehaald, noemde Miskotte het woord ‘Naam’ de A van het bijbels abc. Het goed leren leven uit deze Naam, zoals het derde gebod ons opdraagt, zouden we ‘het abc van de christelijke levenswandel’ kunnen noemen. Paulus zegt in Efeze 4:21: ‘Gij toch hebt van Hem gehoord en zijt in Hem onderwezen.’ Het nieuwe leven begint bij het luisteren naar Christus en het ‘in Hem onderwezen worden’. Hierin mag ook verwezen worden naar de doop. De gemeente mag uitgedaagd worden in deze spiegel te kijken. Hoe maak ik persoonlijk de Here zichtbaar in mijn leven in woorden en daden? Hoe maken wij als kerk de Here zichtbaar in deze wereld?
Naast het publieke aspect, waarvoor in deze schets behoorlijk wat aandacht is, kan daarom ook het persoonlijke aspect een plek krijgen. Hoe gaan wij in ons persoonlijk leven om met het aanroepen van de Here? Welke rol speelt het gebed en de lofprijzing in ons leven? Er kan een dwarsverbinding gemaakt worden met de Zondagen 45-52, die ook in het deel van de dankbaarheid een plek hebben gekregen. ‘Ook het gebed behoort tot het gebod (zie antwoord 116). Zonder gebed leven – dat is te zeggen: zonder de aanroeping van dezen Naam – is ongehoorzaam, eigenwillig leven’ (J. Koopmans, De tien geboden, p. 30). Hiernaast kan ook het belang van bijbellezen naar voren worden gebracht. Het lijkt erop dat in onze cultuur het persoonlijk lezen van de Schrift en het bezoeken van kerkdiensten steeds minder belangrijk worden gevonden. Maar hoe leren we Zijn Naam kennen als wij ons niet in Hem laten onderwijzen? Hoe makkelijk gebruiken wij Zijn Naam ijdel, als we Zijn Naam niet hebben leren spellen?
In de toepassing kan uitgewerkt worden dat het ‘ijdel’ gebruiken op vele manieren vorm kan krijgen. Gevraagd kan worden of de gemeente nog bereid is hier op aangesproken te worden en elkaar er ook daadwerkelijk op aan te spreken. De HC gebruikt veel woorden voor wat wel ‘de zonde van nalatigheid’ genoemd wordt. Wat is onze houding als wij zien dat anderen Gods Naam ijdel gebruiken? Vaak wordt dit uitgewerkt door in te gaan op onze houding naar mensen buiten de gemeente. We kunnen dit tegenwoordig misschien beter betrekken op onze houding naar elkaar binnen de gemeente. Durven wij de weg die Jezus ons wijst in Mattheüs 18, nog te gaan?
Met het oog op de tieners
Het volgende voorbeeld kan dienen om erop te wijzen dat een christenleven het verschil maakt. In een stad in India worden veel mensen ziek. De riolering bestaat uit open goten die slecht onderhouden zijn; vandaar de vele ziektegevallen. De kleine christelijke gemeente in die plaats ziet het probleem en besluit er gezamenlijk iets aan te doen. Ze besteden samen veel tijd aan het reinigen en onderhouden van de goten. Een uiterst smerige klus, die tot nu toe niemand wilde aanpakken. Het aantal ziektegevallen begint terug te lopen. Veel niet-christenen zijn verwonderd; ze hebben zo niet alleen een indruk van de christenen gekregen, maar ook van hun God. Deze God heeft zomaar veel voor mensen over. Zo geef je een goed ‘gerucht’ van Gods naam door.
Het is goed om duidelijk te maken dat vloeken niet alleen in letterlijke zin vloeken is. Gods naam ‘vroom’ gebruiken terwijl je alleen aan jezelf denkt en aan je eigen belang, is ook een vorm van vloeken. Al bid je nog zoveel, als je ondertussen je klasgenoot wegkijkt, vloek je. We kunnen de Naam van God ongelooflijk ijdel, nietszeggend maken door wat we doen. Vloeken met ons leven is zeker zo erg als vloeken met woorden. Dat geldt ook voor het misbruiken van Gods Naam bij het maken van onze plannen. God is er niet om ons te helpen om onze zin te krijgen. Met God aan ‘onze kant’ zijn in de wereldgeschiedenis de vreselijkste dingen gedaan.
In onze cultuur is er veel dat vloekt met Gods bedoeling van de wereld en het leven (zie B.E.J.H. Becking). Bij de bespreking van het derde gebod mag geprobeerd worden de ogen van de tieners hiervoor te openen. God vindt het heel erg als Zijn Naam verbonden wordt met wat niet naar Zijn wil is. Hierin wordt ieder mens aangesproken op zijn persoonlijke verantwoordelijkheid.
Met het oog op de kinderen
Het is mooi om met de kinderen te bespreken dat God in Zijn geboden niet alleen dingen verbiedt, maar ook gebiedt. Veel kinderen houden van zingen, en met het zingen van christelijke liederen maken ze Zijn naam juist groot.
Pastorale aanwijzingen
Wie eerlijk durft te kijken naar zijn eigen leven, zal ontdekken dat er veel schuld aanwezig is. Als het gaat om het belijden van Gods Naam, hoe vaak hebben wij dan gezwegen, toen van ons werd gevraagd om te spreken? Hoe vaak hebben wij gesproken, toen van ons gevraagd werd om te zwijgen? En ook over onze daden − persoonlijk en als kerk − mag niet gezwegen worden. Een moment van persoonlijke en collectieve schuldbelijdenis is in een dienst over het derde gebod zeker op zijn plaats.
Met het oog op de tieners
Tieners en kinderen kunnen in verlegenheid gebracht worden wanneer er in hun omgeving gevloekt wordt. Al te vrome verontwaardiging wanneer er gevloekt wordt, is echter niet altijd nodig en verstandig. Spreuken 26:4-5 kan helpen om uit te leggen dat het niet altijd verstandig is om iets van het gedrag van de ander te zeggen. Op de site van de Bond tegen het Vloeken zijn overigens allerlei grappige alternatieven te vinden voor krachttermen waarin Gods naam wordt misbruikt.
Met het oog op de kinderen
Dat God een Naam heeft, betekent dat we Hem persoonlijk kunnen aanspreken. Hijzelf wil ook graag persoonlijk aangesproken worden. Het kan kinderen helpen om hen hierop te wijzen en zo het geloof in God concreter te maken. De Here Jezus leert ons God zelfs onze Vader te noemen (v/a 120).
Liturgische aanwijzingen
Psalmen en gezangen over Gods Naam, Zijn Heiligheid, Zijn eer en het kennen van Hem, bijvoorbeeld: Psalm 1, 8, 75, 96, 105, 113, 145 en Liedboek voor de kerken Gezang 434, 473, 475.
Helpende vormen
Beleg de zondag na de behandeling van het derde gebod een dienst waarin het lied centraal staat. De hulp van gemeenteleden kan hierbij ingeroepen worden door hun te vragen liederen aan te dragen. Mogelijk is er in de dienst ruimte voor deze gemeenteleden om zelf toe te lichten waarom zij een bepaald lied uitgekozen hebben.
Met het oog op de tieners
De Bond tegen het Vloeken zet zich al jaren in voor bewustwording op het gebied van taalgebruik. Op de site van deze bond is informatie te vinden voor onderwijsprogramma’s en ook voor de kerk.
Met het oog op de kinderen
De posters die de Bond tegen het Vloeken uitgeeft, kunnen een mooi uitgangspunt zijn voor een gesprek. U kunt tieners en kinderen tijdens de preek goede alternatieven laten bedenken voor vloekwoorden, die ze weer kunnen aanreiken aan andere kinderen voor wie het gebruik van krachttermen een gewoonte geworden is.
Literatuur
-
K.H. Miskotte, Bijbelsch ABC. Nijkerk, 1941.
-
Rolf Rendtorff, Theologie des Alten Testaments. Ein kanonischer Entwurf. Band 2: Thematische Entfaltung. Neukirchen/Vluyn, 2001.
-
B.E.J.H. Becking, Blijf bij uw bevrijder. Kampen, 1986.
-
A.A. van Ruler, Over de psalmen gesproken. Nijkerk, 1973.
-
Marc-Alain Ouaknin, De Tien Geboden. Amsterdam, 1999.
-
J. Koopmans, De tien geboden. In aansluiting aan den Heidelbergschen Catechismus uitgelegd. Nijkerk, 1946.
-
G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012. (CD)
-
J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993. (KV)