Aan rozen denk ik in de winter. C.O. Jellema 1936-2003 – een recensie
Dichter Jellema geïnspireerd door Tauler en Meister Eckhart
Uit de biografie van de dichter C.O. Jellema (door Gerben Wynia) blijkt hoe het dromerige jongetje van weleer zich ontpopte tot een schrijver die geïnspireerd werd door mystiek en spiritualiteit. Een recensie.
Twintig jaar geleden alweer overleed de dichter C.O. Jellema. Ik leerde hem eerst kennen door zijn gedichten en later via zijn essays. Hij werd ook bekend door zijn vertalingen van Meister Eckharts preken en traktaten, in prachtig verzorgde uitgaven van de Historische Uitgeverij. Boeken die hij niet presenteerde als studieboeken maar, zoals hij zelf zei, als livres de chevet, ‘die men bij gedeelten leest en herleest om het gelezene te overdenken, zoals ook gedichten gelezen willen worden: om, langzaam erin doordringend, zich ermee te vereenzelvigen’.
Wie was deze Jellema? De neerlandicus Gerben Wynia, die Jellema’s nalatenschap beheert en eerder ook zijn Verzamelde gedichten uitgaf, promoveerde op deze biografie. De titel is ontleend aan een tekst van Eckhart die als motto voorin het boek is opgenomen.
Wynia heeft zich voor deze dikke maar zeer leesbare biografie veel moeite getroost. Het is een grondige studie van Jellema’s levensloop en ideeënwereld. Wynia had daarbij de beschikking over het gehele archief en de dagboeken en correspondentie van Jellema. Ook sprak hij vele tientallen uit zijn levenskring.
Jellema had als tienjarige al mystieke belevingen en dichtte daarover
Eckhart
Jellema bleek al vroeg een hoogbegaafd en sensibel kind. Een buitenbeentje, zeer op zichzelf, graag in de natuur, een beetje een dromer. Dat werd nog versterkt doordat hij tbc opliep en daardoor een jaar bedlegerig was en geen contact met leeftijdgenootjes mocht hebben. Vader was predikant. Jellema vertelde zelf dat hij als tienjarig kind al mystieke belevingen had gehad en dat in een gedicht probeerde vast te leggen. Ervan overtuigd dat zijn dagboeken en de literatuur een oprechtere wereld boden dan de werkelijkheid, besloot hij dichter te worden. Maar omdat zijn vader daar meer heil in zag, gaat Jellema eerst rechten studeren in Amsterdam. Als dat hem naar de keel vliegt, stapt hij over op theologie. Hij bezoekt een aantal keren Taizé en overweegt in te treden in een kloosterorde.
De theologiestudie breekt hij af, hij stapt over op Duits. Daar maakt hij kennis met de middeleeuwse negatieve mystiek, zoals beoefend door Tauler en Meister Eckhart. Hij krijgt een baan als wetenschappelijk medewerker aan de universiteit Groningen. Dat wordt geen succes. Ook in zijn privéleven kan hij moeilijk zijn draai vinden. Hoewel hij al op jonge leeftijd wist dat hij op mannen viel, bleef hij daarmee worstelen en probeerde hij toch eerst tot drie keer toe met vrouwen samen te leven. Later accepteerde hij zijn homoseksualiteit en kreeg hij een relatie met Hans Stolp en nog weer later met de hovenier Klaas Noordhuis.
‘Wie of wat is God en hoe kan ik Hem een plaats geven in mijn leven?’
Stille hoop
Wynia typeert Jellema als iemand die zijn leven lang de werkelijkheid verdichtte en die voornamelijk beleefde vanuit de reflectie. Hij beschrijft door het hele boek heen indringend twee levensthema’s van Jellema. De eerste is aan de hand van een dichtregel ‘een stille hoop van mijzelf los te raken’. De andere was die altijd weer terugkerende vraag: wie of wat is God en hoe kan ik Hem een plaats geven in mijn leven?
Het is een mooi uitgegeven boek. Wat merkwaardig doordat het geen hoofdstuknummering kent. Maar met registers, noten, bibliografie, verantwoording en tientallen pagina’s foto’s zeer compleet.
Jan Venderbos werkte als hulpverlener en als theoloog/geestelijk begeleider.
Gerben Wynia, Aan rozen denk ik in de winter. C.O. Jellema 1936-2003. Querido, Amsterdam-Antwerpen, 2022. 648 pp. €45,00. ISBN 9789021469775.