Als het kwaad goede mensen treft…
De waarom-vragen bij het leed dat mensen overkomt, zijn misschien wel de lastigste moeilijke vragen. Is er een antwoord? Hoe blijven wij zelf staande als het kwaad ons treft? Of, hoe kunnen we anderen nabij zijn en troosten als ziekte en dood hen overkomen?
‘Ieder huisje heeft z’n kruisje’, zeggen we wel – en dat ís ook zo! Wie in het pastoraat doende is, weet dat heel goed. Op alle adressen waar je komt, is wel wát… Soms weet iedereen ervan, is er in een ongeluk, een ernstige ziekte of een overlijden iets gebeurd waar we allemaal van weten. En soms, of vaker, is er ook allerhande stil verdriet dat alleen in een vertrouwelijk gesprek verteld kan worden. Een onvervuld verlangen, een verbroken relatie, een ‘geheim’ van vroeger thuis, waar iemand nog steeds mee worstelt, en nog veel meer.
Kunnen we troosten, mensen tot steun zijn, een weg wijzen? Kunnen we bidden?
Hoe reageer je als bezoeker namens de kerk op zulk verdriet, op de indringende verhalen die je onderweg verteld worden? Hoe is onze eigen ervaring met en kijk op ‘het kwaad dat goede mensen treft’? Hoe leven we daarmee en brengen we het in relatie ook tot wat we van God geloven? Kunnen we troosten, mensen tot steun zijn, een weg wijzen? Kunnen we bidden? Meeleven, maar ook weer verder gaan, zonder er zelf van wakker te liggen of aan onderdoor te gaan? Vragen genoeg – en één op één antwoorden zullen er niet zijn. Hooguit wat richtingwijzers misschien.
Overal is wel wát…
Om bij bovenstaande aan te sluiten: we weten als we (voor het eerst) bij iemand binnen stappen dus vaak maar heel beperkt wat zich in dat leven afspeelt of heeft afgespeeld. Dat betekent dat we door voorzichtig vragen te stellen en vooral te luisteren kunnen proberen een sfeer te creëren van vertrouwen en openheid. Gun elkaar daar ook de tijd voor. Tegelijk, laat er ook ruimte zijn om ingrijpende gebeurtenissen niét te vertellen. Iedereen bepaalt uiteindelijk zelf of en met wie hij/zij zulke dingen wil delen. Familie of vrienden kunnen veel dichterbij zijn. Voel je dan niet tekortgedaan – we denken in het pastoraat wel eens een soort alleenrecht te hebben op iemands binnenkant, maar dat is natuurlijk niet zo.
Leed op leed
En dan komen de verhalen. Soms onderkoeld en wat afstandelijk, vaker met allerlei emotie en vragen. We hebben vaak geen idee waarom nu juist dié gebeurtenis of dát verhaal nog steeds heftige emoties oproept. Het zou kunnen zijn omdat het altijd weggestopt is. Het kan ook zijn dat een schuldgevoel meespeelt, dat een vader of moeder zich verantwoordelijk voelt voor wat een kind is overkomen. Of… Ik herinner me een oude moeder van vijf volwassen en gezonde kinderen, die bij de kennismaking vrijwel meteen vertelde van een kindje dat niet leven kon, dat bij haar weggehaald was zonder dat ze het gezien had en door de vader stil begraven. De herinnering aan die diepverdrietige gebeurtenis zat heel hoog. Ze heeft het maar één keer verteld, ik voelde me bevoorrecht.
Bij sommige mensen, in sommige gezinnen lijkt het wel of zich leed op leed stapelt. Niet alleen in geval van ziekte of overlijden gebeurt dat, ook met sociale en economische ellende. We weten uit de crises van tegenwoordig dat de ene ellende de andere soms ook veroorzaakt of in ieder geval uitlokt. Er is schuld opgebouwd, met wat voor oorzaak ook, er volgt echte armoede, een echtscheiding, kinderen die met hun gedrag uit de rails lopen en uit huis geplaatst worden, enz. enz. Zie maar eens dat je dan rechtop blijft en, zij het langzaam, weer uit de put opkrabbelt. Waarom? Is het zo of lijkt het maar zo, dat sommige mensen ‘voor het ongeluk geboren’ worden? Die kruisjes op onze huisjes zíjn ook werkelijk verschillend in grootte, in ernst. Hoe geef je dat een plek, waar haal je troost en moed vandaan? Dat mensen zich ‘van God en iedereen verlaten’ voelen, is heel voorstelbaar… en niet eenvoudig te weerspreken.
In sommige gezinnen lijkt het wel of zich leed op leed stapelt
Waar ziekte en dood mensen treffen, komen waarom-vragen op. Die vaak naar boven, naar God worden geroepen. Waarom overkomt míj dit?
Heb ik al niet genóeg op mijn bordje? Wie of wat bezorgt mij dit kwaad? En als dat God zelf niet is, waarom laat Hij het dan wel toe? Wat heeft mijn bidden, mijn schreeuw om Gods redding, voor zin? Wordt mijn gebed wel gehoord?
Job, Jaïrus en Lazarus
Waarom-vragen vinden meestal geen antwoorden. Gelukkig wéten we dat ook wel en kunnen we, na kortere of langere tijd, erin berusten dat het alleen maar vragen blijven.
Ook kunnen we de Bijbel pakken en verhalen lezen, waarin we onszelf en onze situatie herkennen. Maar ook die geven vaak geen directe antwoorden, maken soms zelfs de pijn alleen maar groter.
Daar was een jonge moeder die een dochter had met een ernstig progressieve ziekte, die steeds meer zorg nodig had en waarschijnlijk niet oud zou worden. Na een dienst rond het verhaal van het dochtertje van Jaïrus was ze boos en verdrietig. ‘Het is gewoon niet eerlijk, wie tóen leefde en Jezus tegenkwam, kon genezen worden… mijn dochter dus niet.’
Het is heel pijnlijk, maar ze zei precies zoals het is: het ís niet eerlijk, het kwaad in deze wereld is niet eerlijk over alle mensen verdeeld – het goed trouwens ook niet – en de mensengeschiedenis heeft dat eerder erger dan beter gemaakt. Zo ís het ook, de macht van het kwaad is groot en wie kan dat weerstaan? Zeker, we geloven dat God dat kan, en het hééft gedaan in Jezus, Zijn liefste mens. Hij wekte dat dochtertje van Jaïrus op als een teken, als een voorproefje op wat eens aan alle mensen gegeven zal worden. Maar nu hebben wij te wachten, in geduld en moed en hoop, maar ook met alle oneerlijkheid van deze wereld, tot de dag van Gods Koninkrijk komen zal.
Wie of wat bezorgt mij dit kwaad? En als dat God zelf niet is, waarom laat Hij het dan wel toe?
Daar was een oude moeder die in haar leven vijf kinderen gekregen had. Maar toen ze stierf, had ze vier daarvan al naar het graf gebracht en haar laatste zoon worstelde toen al met ziekte en stierf korte tijd na zijn moeder. Een vroeggeboorte en een open ruggetje nam twee kinderen al heel jong weg, haar oudste zoon verongelukte toen hij 24 was en zou trouwen. Dat sterven heeft haar geknakt. Haar waarom-vragen schreeuwde ze omhoog. Ze voelde zich als Job op de mestvaalt en zou willen dat God ook haar zou wegnemen. ‘Wat is mijn leven nog waard? Waarom leef ik eigenlijk nog en duurt mijn lijden voort?’
De vraag wie of wat haar dit aandeed, was ook heel belangrijk. Het was glad geweest, er lag ijs en de zoon was met zijn auto de vaart in gegleden en verdronken. Was dat Gods hand geweest? Kwam al het goede, maar ook het kwade uit Zijn hand? Of kon je dat kwaad aan de duivel, aan Satans macht toeschrijven? Uiteindelijk heeft ze zich willen neerleggen bij het kwaad uit Gods hand – liever dan de duivel verantwoordelijk houden. En Gods bedoeling ermee… zou verborgen blijven of haar ooit geopenbaard worden.
Alleen maar diep respect rest mij bij zo’n verhaal. Dat zij er vrede en rust in vond, was goed. Al zouden mij waarschijnlijk Johannes’ woorden over Jezus bij het graf van zijn goede vriend Lazarus meer troosten; ‘En Jezus weende’, staat in Joh.11:35, tegenwoordig vertaald als ‘Jezus begon te huilen’. Net zo verdrietig en machteloos als wij mensen staat Jezus naast de dood. Ook Hij moet wachten op Gods redding. Met medeleven, huilend, staat Hij naast ons.
De altijd terugkerende vragen vinden vaak geen antwoorden. Dan is het zaak het in alle verdriet en gemis met elkaar uit te houden. Huilend en machteloos, en hopelijk ook met verlangen naar en uitzicht op Gods redding. Meelopen, luisteren naar de verhalen en, als het kan, soms ook Bijbelverhalen aanreiken waarin iets van ons leed te herkennen is.
Nelle-Mieke Drop is emeritus-predikant in de Protestantse Kerk in Nederland. Zij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.