‘Ik hoor of zie nooit wat van de kerk’
Hoe gaan we om met kritiek? Zeker als het om de kerk gaat, die ons lief en dierbaar is? En tegelijk, hoe kun je proberen de ander ook echt te verstaan? Zit er misschien een heel verhaal achter?
Casus
‘Ik hoor of zie nooit wat van de kerk.’ Margreet Gerritsen zit nog maar net bij het echtpaar De Groot, of mevrouw begint al. ‘Alles draait om de kinderen, zij krijgen alle aandacht. En ons, ouderen, vergeten ze gewoon. Wanneer zien wij iemand van de kerk?
Ze houden gewoon geen rekening meer met ons.’ Het overvalt Margreet. Ze merkt dat ze er onrustig van wordt. Hier had ze niet op gerekend. Ergens voelt ze ook boosheid opkomen: Ik ben er nu toch? En dat is echt niet de eerste keer dit jaar.
Bovendien: niet zo lang geleden had ze nog een kaartje gestuurd, toen meneer voor controle naar het ziekenhuis moest. Dus de opmerking ‘Ik zie en hoor nooit wat van de kerk’ klopt gewoon niet. Dat kan ze zeggen, maar ze weet ook wel dat dat niet helpt. Wat dan wel?
In nogal wat gemeenten is het bezoekwerk verdeeld. Er zijn afspraken wie wanneer en door wie bezocht wordt. Dit om te voorkomen dat mensen vergeten worden, of (kort op elkaar) dubbel bezoek ontvangen. Voor de oudere generatie is dat soms slikken: ze zijn gewend dat de dominee op bezoek komt. Het komt ook wel voor dat ze dat vragen: ‘Had de dominee soms geen tijd?’ Je kunt in de verdediging schieten: die heeft genoeg andere dingen te doen. Je kunt ook denken: ben ik dan niet goed genoeg? Maar beide reacties zullen het gesprek niet verder helpen. Hoe reageer je hierop?
Impact
Om te beginnen is het goed om te beseffen dat dergelijke opmerkingen ook iets met jezelf doen. Kritiek kan hard binnen komen. Je bent vol enthousiasme aan de slag gegaan, of wellicht heb je aarzelend en schuchter je eerste stappen op het pastorale pad gezet. Als er dan harde woorden gesproken worden, zijn er verschillende reacties mogelijk. Het kan zijn dat je uit het veld geslagen bent door de scherpte waarmee geoordeeld wordt. Je klapt dicht en weet niet goed meer wat je moet zeggen. Ook kan het een gevoel van onmacht oproepen: ‘Maar daar ben ik toch niet verantwoordelijk voor? Ik kan dat toch ook niet helpen? Mensen hebben het toch met de beste bedoelingen gedaan? Bovendien: elk mens maakt toch fouten?’ Boosheid van mensen kan ook een tegenreactie oproepen; voor je het weet, reageer je met eenzelfde soort boosheid; of je gaat de discussie aan met de ander.
…uit het veld geslagen door de scherpte waarmee geoordeeld wordt
Valkuilen
Hoe ga je met zulke opmerkingen om? Het kan zijn dat je denkt: nu moet ik de kerk (of de dominee) gaan verdedigen. Al snel zul je merken dat dat geen zin heeft; het leidt niet tot een bevredigende oplossing. Of dat je zegt: ‘U moet maar denken, wij zijn allemaal mensen.’ Dat is natuurlijk waar. Maar het is geen antwoord op wat de ander dwars zit. Het kan ook dat je met een tegenvraag komt: maar als u de dominee nooit ziet kunt u zondags toch naar de kerk gaan? Of je gaat de discussie aan. Het zijn allemaal begrijpelijke reacties, maar ze zullen niet tot het gewenste resultaat leiden. Kritiek is als een opgeblazen ballon: als je er in gaat prikken, knapt hij. De kunst is het om hem langzaamaan leeg te laten lopen.
De lift omlaag
Het kan helpen om kritiek te zien als een uiting van betrokkenheid. Kritische mensen tonen hun betrokkenheid, al is het op een lastige manier. Het laat hen niet koud hoe de dingen gaan.
Kritische mensen zijn geen onverschillige mensen. Vaak zit er een heel verhaal achter. Lukt het om dat op het spoor te komen? Daarvoor moet je ‘de lift omlaag nemen’: hoor je wat er onder de woorden zit, aan pijn, verlangen, teleurstelling, boosheid? Lukt het om daar te komen en daar met elkaar over te spreken? De boodschap zit vaak verpakt in boosheid. Dat betekent dat luisteren en nog eens luisteren van groot belang is. Vaak komen de antwoorden veel te snel. Wat weet je van het verhaal van de ander? Heeft hij of zij dat al eens helemaal kunnen vertellen, zonder onderbrekingen, inclusief de gevoelens die daarbij horen? In de opmerking ‘ik hoor nooit wat van de kerk’ klinkt teleurstelling door. Er zijn blijkbaar verwachtingen, waar niet aan voldaan wordt. Lukt het om dat op het spoor te komen en te bespreken?
Oude koeien
Onder kritiek zit verlangen, verlangen om gehoord en gezien te worden. Het kan zijn dat er veel is mis gegaan. Als het lukt om daarover in gesprek te komen, kom je verder. Soms moet je lang luisteren naar veel kritiek. Het vraagt dus om veel geduld en de bereidheid te blijven luisteren. Soms tegen je eigen gevoel in.
Het kan gebeuren dat je verhalen te horen krijgt waarvan je denkt: maar dat is toch al zo lang geleden? Is dat intussen niet een gepasseerd station? Het voelt als oude koeien uit de sloot halen. Ooit, lang geleden, is de dominee niet gekomen, terwijl hij wel gewenst was. Er zijn al heel wat jaren verstreken, er is intussen al lang een andere predikant. ‘Moeten we het daar nu over hebben?’, denk je dan. Blijkbaar zitten er nog altijd allerlei gevoelens die niet opgelost zijn: negatieve ervaringen die nog altijd aanwezig zijn. Zolang dat niet op een bevredigende manier aan de orde geweest is, blijft het onderhuids wroeten. Dat kan dus het verhaal van een vorige predikant zijn, die niet langs geweest is toen moeder ernstig ziek was.
Niet oplossen maar luisteren
Dat betekent niet dat je moet proberen om dat alsnog op te lossen. Het gaat erom dat de ander merkt dat het probleem erkend wordt. Als zij zich gehoord weten, kan er ruimte komen om het voorval los te laten. Daarmee is het probleem niet opgelost. Soms kan dat ook niet (meer). Maar als er in alle eerlijkheid over gesproken kan worden, kan er wel ruimte ontstaan om er mee verder te kunnen. Het is daarom belangrijk om ruimte te geven om het te kunnen uiten. Luister, oordeel niet. Vraag door. ‘Het raakt u heel erg. Weet u hoe dat komt?’ Hierin is vertrouwen een kernwoord: zonder vertrouwen zal er niet snel een opening komen.
Luisteren naar het verhaal van de ander betekent niet, dat je altijd moet instemmen met wat er gezegd wordt. Wel is het dan van belang dat er eerst voldoende vertrouwen is gegroeid, en dat duidelijk is dat de ander zich gehoord voelt. Pas dan is er ruimte om te reageren. Zorg ervoor dat het niet verdedigend of juist aanvallend is. Wees duidelijk en eerlijk. Soms kun je niets met wat je hoort. Je weet: wat de ander wil, zal nooit gebeuren. Soms is het goed om eerlijk te erkennen: ‘Het is niet goed gegaan, het spijt me zeer dat dit u overkomen is.’
Roelof de Wit is als predikant verbonden aan de Hervormde Gemeente Rotterdam-Kralingen. Hij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.