Ambrosius’ onderricht voor en na de doop
Aanschouwelijke mystagogie bij Ambrosius van Milaan
![Bouwman Ambrosius’ onderricht voor en na de doop [1]](https://static.theologie.nl/2024/02/Bouwman-Ambrosius-onderricht-voor-en-na-de-doop-1-e1707940198686.jpg)
Ambrosius (4e eeuw) ontwikkelde een mystagogische catechese om doopleerlingen in contact te brengen met het geheim van het christelijke geloof. In de veertigdagentijd werden ze voorbereid op de doopritus in de paasnacht. De gedoopten kregen onderricht over de verrijzenisverhalen in de week ná Pasen.
Mystagogie gaat over de inwijding in de geheimen van God. Deze geheimen zijn verborgen, niet zichtbaar voor onze ogen: ‘Wat geen oog heeft gezien.’ Toch maakte Ambrosius, bisschop van Milaan in de vierde eeuw, in zijn mystagogische catechese gebruik van de aanschouwelijkheid. Hij riep zijn toehoorders op hun verbeeldingskracht te gebruiken.

Beeld: Engin Akyur, Pixabay
Als een vis in de oervloed
Ooit vertelde Ambrosius (ca. 335-397) een verhaal over een vis die zwemt in de oervloed. Hij vergeleek het leven met de oervloed en riep zijn toehoorders de vissen te imiteren: ‘Zoals de vissen in het water zwemmen, beweeg je zó in de wereld.’ Om hen dat te leren maakte hij het beeld van de vissen aanschouwelijk: ‘Jij bent die vis. De vis is juist in zijn element in de zee, hij gaat niet ten onder.’ De beeldspraak van de vis trok hij door naar de wereld: ‘De wereld is jouw oervloed. Leer om erin te zwemmen: eerst ga je kopje onder en ben je bang voor de diepte. Maar als je kunt zwemmen, ben je de diepte de baas. Zo gooit God ons in de diepte, totdat wij kunnen zwemmen op eigen kracht en diepte kunnen trotseren.’ (vrij naar Ambrosius)
God gooit ons in het diepe
De werkwijze met het scheppingsverhaal over de oervloed en de vissen in de zee (Genesis 1) is typerend voor het godsdienstonderricht van Ambrosius. We zien dat hij zijn toehoorders aanspreekt in de tweede persoon: jij. Op deze wijze gaat hij de dialoog met hen aan. Hij kent blijkbaar hun vragen, onzekerheden, twijfels, en die brengt hij ter sprake.
In deze dialoog zien we ook dat Ambrosius het scheppingsverhaal aanschouwelijk maakt voor zijn toehoorders. Hij gebruikt beeldtaal waarin ze zich herkennen en waarmee ze zich kunnen identificeren: ‘Jij mag die vis zijn.’ Hij roept hun verbeeldingskracht op: ‘Wees die vis die kan leren in het diepe te zwemmen.’ Op deze wijze beweegt hij zijn toehoorders om in verbinding te blijven met het leven, hoe het leven zich ook aandient.
Mystagogische catechese na Pasen
De mystagogische catechese van bisschop Ambrosius was bedoeld voor de diegenen die in de vroegchristelijke kerk gedoopt waren met Pasen, in de paasnacht. Zij waren gehuld in een wit doopkleed, als symbool van de nieuwe mens die de oude mens had afgelegd. In de acht dagen na Pasen – het Paasoctaaf – kregen ze onderricht over de bijbelverhalen uit het evangelie waarin de verrijzenis van Jezus Christus uit de dood centraal stond.
Tijdens de mystagogische catechese ging Ambrosius na de doopritus met Pasen in dialoog met de doopleerlingen. In het gesprek kwamen de herinneringen aan wat ze beleefd hadden in de doopritus weer terug. Die ervaringen vormden het uitgangspunt voor de mystagogische catechese ná de acht dagen na Pasen. Deze ervaring werd uitgelegd, geduid en verdiept.
De ervaring tijdens de doop was een geschenk van God
Deze mystagogische catechese was bedoeld om de doopleerlingen in contact te brengen met het mysterie, het geheim van het christelijke geloof. Maar dat ging niet buiten hun zintuigen om. Integendeel, Ambrosius sprak juist hun zintuiglijke vermogens aan en bovenal hun verbeeldingskracht. Deze vermogens kunnen namelijk bemiddelen tussen het hier en nu en de opgedane ervaring van toen: de doopritus in de paasnacht, waarbij een symbool of een ritueel een belangrijke rol speelde. Deze ervaring kwam weer bovendrijven toen ze het verhaal dat indruk maakte weer hoorden, het symbool dat hen raakte weer zagen. Zie ook het kader helemaal onderaan, over de christelijke initiatie in vroegchristelijke kerk.

Inwijding in geloof en opname in de kerk
De opgedane ervaring tijdens de doopritus stond op de voorgrond bij de mystagogische catechese. Dat was het geschenk van God aan dopelingen. Om dit geschenk te kunnen ontvangen en te ervaren maakte Ambrosius gebruik van een bepaalde benadering. Wat typeerde nu zijn benadering van de inwijding in het christelijke geloof en de opname in de kerk van Milaan? Daarover schreef hij in zijn werk Over de sacramenten dat over de doop en de mystagogische catechese gaat, en in zijn werk Over de geheimen van het geloof dat een handboek is voor gedoopte doopleerlingen, de neofieten: nieuwgedoopten.
Die benadering werd gekarakteriseerd door de geheimhouding, de narratieve methode, de aanschouwelijkheid en de dialogische methode.

Beeld: Dennis, Pixabay
Geheimhouding
Ambrosius gaat aan het begin van zijn werk Over de sacramenten uitvoerig in op de praktijk van de geheimhouding. Deze praktijk gaat over de deelname aan de doopritus en het ontvangen van het sacrament van het doopsel. Het zwaartepunt van deze praktijk ligt bij de ontvankelijkheid van de doopleerlingen die de doopritus ondergingen. Het was de bedoeling dat de doopleerlingen ervaring opdeden van God, die present is in de doopritus. Daarom werden ze van tevoren niet ingelicht over de betekenis en de inhoud van dit sacrament. Ze namen onwetend aan de doopritus deel. Ambrosius beschouwde het geloof als een gave van God: wanneer de doopleerlingen van tevoren een uitleg zouden krijgen over de inhoud van de ritus, zouden ze niet meer openstaan voor het goddelijke licht dat hun vanuit de geheimvolle werkelijkheid van God geschonken zou worden:
In deze preek wil ik het hebben over de sacramenten, die jullie hebben ontvangen; het zou ongepast zijn daarover in een eerder stadium uitleg te geven. Bij een christen komt immers eerst het geloof. (Over de sacramenten 1.1)
Tegen de doopleerlingen die pas gedoopt waren, zei hij dat het nu de tijd is om over de geheimen van het geloof te spreken en de betekenis van de sacramenten uit te leggen:
Als we van mening geweest zouden zijn, dit vóór de doop aan personen te moeten meedelen, die de initiatie nog niet ontvangen hebben, zouden we eerder als verrader dan als leraar aangezien worden. Het licht van het mysterie giet zichzelf beter uit in onwetenden, dan wanneer hun een preek voorafgegaan zou zijn. (Over de geheimen 1.2)
Doordat de doopleerlingen geen kennis hadden gekregen over de doopritus voordat ze de ritus ondergingen, kwam Gods handelen op de voorgrond te staan. Dit Godsgeschenk was de ervaring die ze opdeden tijdens de ritus. Dit geschenk gaf hun leven een nieuw perspectief en werd het fundament van hun geloven.

Beeld: Robert Allmann, Pixabay
Narratief – inductieve benadering
Tijdens de doopritus in de paasnacht werden er passages uit de Bijbel voorgelezen, zoals dit nu nog steeds gebeurt: het scheppingsverhaal (Genesis), het verhaal over de Uittocht (Exodus), het verrijzenisverhaal (Evangeliën). In deze verhalen gaat het om de overgang van donker naar licht en van dood naar leven. Deze overgang wordt tegelijkertijd present gesteld door de symbolen en rituelen, zoals het aansteken van de paaskaars: het licht van Christus dat de duisternis en de dood overwint.
Ze ondergingen de doopritus onwetend
Ambrosius ging narratief om met deze verhalen en rituelen die het heil tegenwoordig stellen. Het ging hem eerder om de vorm en inhoud dan om abstracties en verklaringen. Hij verlangde ernaar dat de doopleerlingen deel zouden krijgen aan het heil dat door de dood en verrijzenis van Christus toegankelijk is geworden. Hij hoopte dat het nieuwe leven – gegrondvest in de doop – zich in hen zou ontvouwen. Daar was zijn handelen op gericht.
De uitleg over de doop vond plaats nadat de doopleerling was afgedaald in de doopvont. Voor de doop door onderdompeling stond daar een bassin met water:
Nu zullen we uiteenzetten, wat het is dat men doop noemt. Je bent tot naar de doopvont gekomen; je bent erin afgedaald, je hebt de bisschop opgemerkt, je hebt de diaken en de priester gezien in de doopvont. Wat is de doop? (Over de sacramenten 2.6.16)
Dan volgde de uitleg over de afwassing van zonde door het doopsel en over Gods genade. Voor wie er gelovig mee instemde, kon er heil gebeuren. Vervolgens leidde Ambrosius de doopleerlingen naar het doopwater, dat hij associeerde met het verhaal over de doortocht door de Rode Zee (Exodus 14). Via de dood en verrijzenis van Jezus Christus leidde hij hen naar het sacrament van de doop. Via deze heilsweg leidde Ambrosius hen naar het heilshandelen van God in de doopritus:
Wie door deze waterbronnen gaat, dit is van het aardse naar het hemelse – hier vindt een overgang plaats, daarom betekent Pasen een transitie, een overgang van zonde naar het leven, van schuld naar genade (…), wie door deze waterbronnen gaat sterft niet, maar staat weer op. (Over de sacramenten 1.4.12)
Het inductieve aspect van de benadering van Ambrosius duidt op een weg die via de waarneming leidt naar deervaring die de doopleerling opdoet van Gods werkelijkheid. Enerzijds was het water dat de doopleerlingen zagen bij hun doop, gewoon water; water dat ze konden zien. Anderzijds konden zij het heilzame karakter van het water, waarin de genade van Christus aanwezig is, niet zien. Doordat dit water werd gezegend, kon dit water – dankzij de kracht van de Heilige Geest – een wedergeboorte bewerkstelligen, waarbij de ogen van het hart werden ontsloten voor Gods heil.
Pas na de doop legde hij de sacramenten uit
De doopvont was voor Ambrosius een verwijzing naar Maria, die Christus in de schoot had ontvangen door de kracht van de Heilige Geest. Zoals Maria het vermogen had tot een wonderbaarlijke geboorte, zo ontving de doopvont de kracht van de Geest om een nieuwe geboorte te bewerkstelligen in de degenen die gedoopt werden (Over de geheimen 59).

Beeld: Oskar Młodziński, Pixabay
Aanschouwelijkheid
Ambrosius had een voorkeur voor de aanschouwelijkheid die zich toonde in verhalen, rituelen en symbolen. Deze verhalen, symbolen en rituelen hebben hun eigen taal en betekenis. God sprak immers niet alleen in goddelijke taal, maar ook in zintuiglijke tekens. Deze tekens zijn niet toevallig gekozen; ze hebben deel aan wat ze representeren. Ambrosius zag het als zijn opdracht om zijn doopleerlingen via het zintuiglijk waarneembare in contact te brengen met de goddelijke werkelijkheid, die alleen door geloof verstaan kan worden. In zijn onderricht stelde hij de symbolen en rituelen op dusdanige wijze present in de doopritus, dat ze het nieuwe leven konden wekken.
De zintuigen van de dopelingen werden aangeraakt
Een voorbeeld is het ‘sacrament van de opening’ van de viering in de paasnacht, waarin de doopleerling het sacrament van het doopsel zou ontvangen. Bij de opening van de viering had de bisschop de oren en de neus van de doopleerlingen aangeraakt.
Wat hebben wij zaterdag voltrokken? De opening natuurlijk. Deze mysteriën van de opening zijn begonnen toen de bisschop jouw oren en neus aanraakte. (Over de sacramenten 1.1.2-3)
De aanraking van hun zintuigen had de doopleerlingen in staat gesteld de genade, die door de doopritus bemiddeld werd, op te nemen. Nadat de bisschop dit sacrament aanschouwelijk gemaakt had, volgde de uitleg ervan.
De mystagogische catechese van Ambrosius was erop gericht dat de doopleerlingen niet bij de zichtbare tekens bleven stilstaan. Hij verlangde hen verder te leiden naar de verborgen werkelijkheid van het geloof. De opgedane ervaring in de doopritus tijdens de paasnacht, maakte het voor hen mogelijk door de werkelijkheid van de zichtbare tekens heen te gaan en zich naar een nieuwe dimensie van het geloof te laten begeleiden. Het zien van deze werkelijkheid is mogelijk met de ogen van het hart, die tijdens de doopritus waren ontsloten door de werking van de Heilige Geest. Daardoor waren ze begonnen het licht van het geloof te zien:
Je ging erheen, waste je en kwam bij het altaar. Je begon te zien wat je nog niet eerder had gezien. Dat wil zeggen: door het doopvont van God en de verkondiging van het lijden van de Jezus Christus zijn je ogen geopend. Jij, die voorheen blind leek in je hart, bent het licht van de sacramenten gaan zien. (Over de sacramenten 3.2.15)
Met het licht van de sacramenten duidt Ambrosius op de ontmoeting met Christus. Hij had immers in de innerlijk herschapen mens het verlangen gewekt, dat deze het goddelijke licht kan zien.
Amrosius’ mystagogische catechese vandaag
Het is overbodig te vermelden dat de werkwijze van Ambrosius aan actualiteit niets ingeboet heeft. Het mysterie van God die zichzelf steeds weer geeft aan de mens, kan niet begrepen worden, maar slechts ontvangen.
Het mysterie van God kan slechts ontvangen worden
Dietrich Bonhoeffer deed een pleidooi voor de praktijk van de geheimhouding, opdat het geloof als een geschenk kan worden ervaren. Daarover schreef hij in een van zijn gevangenisbrieven (1944):
Barth was de eerste theoloog die de religie (Religion ist Unglaube) bestreed – en dat blijft zijn grote verdienste – maar hij heeft haar vervangen door een positivistische openbaringsleer (…). Er zijn graden van kennen en van belangrijkheid; er moet dus weer een disciplina arcani (geheimhouding) worden ingesteld, om de geheimen van het geloof tegen profanatie (heiligschennis) te bewaren. Het openbaringspositivisme maakt het zich te gemakkelijk; het maakt van het geloof een wet en doet verloren gaan wat ons als een geschenk werd gegeven.
(Verzet en overgave. Brieven en aantekeningen uit de gevangenis, 239)
Volgens Karl Barth kunnen wij God niet kennen, noch ontmoeten. Daar verzette Bonhoeffer zich tegen. Gods openbaring is immers een persoonlijke communicatie, een dialoog tussen God en mens, waarin God zichzelf geeft en zich wegschenkt aan de mens. Dat is waarin Ambrosius zijn leerlingen wilde inwijden.
Kitty Bouwman is werkzaam als geestelijk begeleider en als onderzoeker verbonden aan het Titus Brandsma Instituut (Nijmegen) en het Ruusbroecgenootschap (Antwerpen). Ze werkt aan de afronding van een studie naar de personificaties Caritas en Wijsheid in de geschriften van Hildegard van Bingen.
Literatuur
U. Günzel, Die mystagogischen Katechesen des Ambrosius von Mailand; Ein Beitrag zur Pädagogik und Andragogik der christlichen Antike, Bonn, 1989.
Dietrich Bonhoeffer, Verzet en overgave. Brieven en aantekeningen uit de gevangenis. Verzameld en ingeleid door Eberhard Bethge, Amsterdam, 1972.
Kitty Bouwman, Mater Sapientia, over de mystagogische functie van het goddelijke moederschap en het geestelijk moederschap bij Augustinus, Vught, 2015.
Ambrosius heeft twee werken nagelaten over mystagogie.
Zijn werk De sacramentis (Over de sacramenten) gaat over de doop en mystagogische catechese. Zijn werk De mysteriis (Over de mysteriën) is een handboek voor neofieten. Deze werken zijn toegankelijk in de Duitse taal.
Ambrosius, De sacramentis – De mysteriis; Über die Sakramente – Über die Mysterien, J. Schmitz. De Duitse vertaling en een inleiding op deze werken zijn verzorgd door Josef Schmitz, en zijn uitgegeven in de serie: Fontes Christiani, Band 3, Freiburg [etc.] 1990.
Wie was Ambrosius?
Ambrosius (ca. 335-397) stamde uit een rijke Romeinse familie die zich had bekeerd tot het christendom. De jonge Ambrosius studeerde in Rome wetenschappen en redenaarskunst. Hij werd door keizer Valentianus II als gouverneur naar Milaan gestuurd. In Milaan woedde er in die tijd een strijd in de westerse kerk tussen de aanhangers van de geloofsbelijdenis van Nicea (325) en die van het Arianisme, de volgelingen van Arius (ca. 250/256-336). Volgens de geloofsbelijdenis van Nicea zijn God en Jezus Christus gelijk aan elkaar, één wezen. Volgens Arius was Jezus Christus een schepsel en niet gelijk aan God. Over dit strijdpunt werd in de kathedraal van Milaan een vergadering gehouden en de gemoederen laaiden zo hoog op, dat men Ambrosius – in zijn functie van gouverneur – erbij haalde. Door zijn optreden wist hij de volgelingen van Nicea zo te overtuigen, dat zij hem eensgezind tot bisschop kozen (374). Ambrosius had op dat moment geen kerkelijke wijding ontvangen. Hij was zelfs nog niet gedoopt; hij liet zich eerst dopen en acht dagen daarna werd hij tot bisschop gewijd. Hij slaagde erin een definitief einde te maken aan het Arianisme op het Concilie van Aquileia (381).
Ambrosius stond bekend om zijn allegorische preken. Zijn preken hebben Augustinus dusdanig beïnvloed dat hij besloot zich te bekeren tot het christelijke geloof en zich liet zich dopen door Ambrosius (387).
Ambrosius is ook bekend geworden door zijn ‘Ambrosiaanse liturgie’ die zich ontwikkelde tussen de vierde en de tiende eeuw. In tegenstelling tot het Romeinse Misritueel staat in de Ambrosiaanse liturgie de Oudtestamentische Schriftlezing op de voorgrond. Zowel de teksten en de liturgische gezangen wijken af van het Gregoriaans.
Ambrosius behoort samen met Augustinus, Hiëronymus en Gregorius de Grote tot de vier Latijnse kerkleraren. In 1295 werd hij uitgeroepen tot Doctor Ecclesiae.
Geloofsonderricht voor catechumenen
Wie in de vroege christelijke kerk opgenomen wilde worden, had een lange weg te gaan. Deze weg was een transitie van het oude naar het nieuwe leven, die ten diepste een weg van bekering is. Je ging op zoek naar een nieuwe oriëntatie in het leven en vond een nieuw perspectief in het christelijke geloof. De overgang van het oude naar nieuwe leven was een weg, die begon als geloofsleerling (catechumeen), waarbij je deelnam aan de Dienst van het Woord. Als geloofsleerling luisterde je naar de woorden uit de Bijbel, woorden die God door de eeuwen heeft gesproken en nog spreekt, woorden die je hart kunnen raken. Als je opgenomen wilde worden in de kerk schreef je je aan het begin van de veertigdagentijd in met het verzoek om gedoopt te mogen worden in de paasnacht. Gedurende de veertigdagentijd werd je op de doopritus voorbereid. Je kreeg geloofsonderricht over het gebed van het Onze Vader en de Geloofsbelijdenis, die werd bekrachtigd tijdens de liturgie van de Paasnacht. Als gedoopte kreeg je onderricht over de verrijzenisverhalen in de week ná Pasen. Deze catechese was bedoeld als een voltooiing van de christelijke inwijding.
Voor de beschrijving van de geloofsvorming in de vroegchristelijke kerk van Augustinus verwijs ik naar mijn bijdrage: Het lichaam als ontmoetingsplaats voor God, inwijding in het mysterie bij Augustinus (Herademing 107, maart 2020, 9-13, www.theologie.nl)