Van wie zijn onze rituelen?
Rituelen in de liturgie
Rituelen bestaan uit symbooltaal, een symboolhandeling en een symbool. In religieuze settingen liggen ze vaak vast in dienstboeken of ritualen. Binnen de liturgie en binnen een geloofsgemeenschap kunnen rituelen wel veranderen, maar ze moeten herkenbaar blijven. Maar vermijd ook om er dogmatisch mee om te gaan.
Om te beginnen: is dit geen gekke titel? Het antwoord vind je immers al in de titel: van ons! Maar is dat wel zo? We zullen zien. Wat ís een ritueel eigenlijk?
Het is geen gebruik om te zeggen: ‘Wat heb je toch een rotkop!’
Een alledaags voorbeeld. Je loopt op straat en komt een bekende tegen. ‘Hé, Kees, hoe gaat het met je?’, zeg je. Je geeft hem een hand en zwengelt die heen en weer. Dit veel voorkomende gebeuren is een eenvoudig voorbeeld van een begroetingsritueel. Het leert ons dat een ritueel uit drie onderdelen bestaat. Allereerst uit woorden: hoe gaat het met je? Vervolgens uit een handeling: het vastgrijpen en het schudden van andermans hand. Ten slotte is er sprake van een symbool. Dat is de hand, geopend en wel, die nabijheid en betrokkenheid wil uitdrukken.
Samengevat kent dit ritueel dus symbooltaal (de woorden), een symboolhandeling (het vastpakken en schudden) en een symbool (de hand). Deze drie elementen vormen altijd samen een ritueel. Waarom gebruiken we een symbool? Omdat de woorden en de handeling de bedoeling hebben om het symbool (de hand) mede te ondersteunen en te verduidelijken. Je zegt ‘Hoe gaat het met je?’ om interesse en betrokkenheid uit te drukken. Het is geen gebruik om te zeggen: ‘Wat heb je toch een rotkop!’ Je handeling wil de nabijheid en warmte van een hand benadrukken: je geeft hem geen draai om zijn oren. Dit begroetingsritueel is gangbaar in onze westerse samenleving. In andere culturen wrijft men met de neuzen tegen elkaar of vouwt men de handen voor het gezicht en maakt men een buiging. Rituelen zijn immers groeps- en cultuurgebonden. ’s Lands wijs, ’s lands eer. Maar ook binnen onze westerse samenleving kent men groepsgebonden begroetingsrituelen, die afwijken van het bovenstaande ritueel. Denk maar aan de drie kussen in het recente, voor-coronaverleden. Dat kan en mag natuurlijk. Als de wijze van begroeting maar herkend en gedragen wordt door de leden van een groep, groot of klein.
Kruisteken
In katholieke kerken begint men de samenkomst, de viering, met een openings – en begroetingsritueel: het kruisteken. Ook dat ritueel kent drie onderdelen. Symbooltaal: ‘In de naam van de Vader…’ De symboolhandeling: het maken van het kruisteken met je hand door je voorhoofd, buik en schouders aan te raken. En het symbool: het kruis, dat zichtbaar wordt in de symboolhandeling. Die symbooltaal vertelt ons op diepzinnige wijze, dat wij bijeengeroepen zijn op de naam van onze Drie-ene God, Vader, Zoon en Geest. Die zal ons nabij zijn, behoeden en bewaren in deze viering, deze samenkomst van gelovigen en daarna. Het kruis vertelt ons dat de dood van de vermoorde Jezus niet zijn einde betekende. Hij staat op uit die dood en wij (als wij hem volgen) met hem uit welke dood dan ook. De aanwezigen kennen dit openingsritueel en doen eraan mee. Een eveneens aanwezige buitenstaander, een niet-ingewijde, zou zich kunnen afvragen: ‘Wat zeggen ze nou toch? Waarom zwaaien ze met hun arm langs hoofd, buik en schouders?’
‘Waarom zwaaien ze met hun arm langs hoofd, buik en schouders?’
Zo ontdek je dat rituelen groepsgebonden zijn. Ze zijn van de groep, die ze gebruiken. En dan gaat de dienst, de viering, verder en volgen er een reeks van rituelen, die samen de liturgie vormen.
Liturgie
Liturgie, de eredienst, kun je omschrijven als een keten van rituelen die samen een compositie vormen. Ruimer geformuleerd: liturgie is geen voorstelling om naar te kijken, maar een samenkomst van gelovigen, ingewijden, die samen een groep willen vormen. Ze zijn geen toeschouwers, maar deelnemers; ze doen mee in het uitvoeren van de rituelen. Ze komen allereerst samen rondom de Schrift, dat dwarse maar o zo actuele boek, om haar woorden te beluisteren en door toelichting op welke wijze dan ook eigen te maken. Vaak komen ze vervolgens ook samen rond een Tafel, die centraal staat in de ruimte van samenkomst, meestal een kerk. Ze komen niet samen rond een centraal staand kostbaar godsbeeld, maar rond een Tafel waarvan men letterlijk en figuurlijk voedsel ontvangt. Zij komen zo bijeen om door middel van rituelen (het samengaan van symbool, symbooltaal en symboolhandelingen) hun leven (met z’n plussen en minnen) en Het Leven (het leven, lijden en opstanding van Jezus van Nazareth) te vieren.
Liturgische viering
Voor een liturgische samenkomst kennen we de benaming dienst of viering. Is viering niet een al te feestelijke term? Een huwelijksviering is een feest, maar een uitvaart vol verdriet toch niet? Het woord vieren slaat echter niet op feestelijkheid, maar op het loslaten, het laten vieren van ons drukke dagelijkse bestaan met al zijn beslommeringen. In een liturgische viering staat het leven even stil om je te laten voeden en inspireren door de ontmoeting met God en met elkaar. Een liturgische viering, die keten van rituelen, is inderdaad een ontmoeting met God én met elkaar, want God en mensen zijn geen concurrenten.
Het woord vieren slaat niet op feestelijkheid, maar op loslaten
Zo is liturgie ook ‘een heilig spel zonder toeschouwers’. Heilig, omdat het over heilige zaken gaat, die van doen hebben met leven en dood en weer opnieuw leven. Heilig betekent oorspronkelijk: apart gezet met de opdracht om te helen, te heiligen, alles heel te maken, waar je ook woont en werkt. Het is een spel. Geen spelletje, maar wel een zeer serieus spel – zo serieus als kinderen kunnen spelen. Je speelt het visioen van vrede en gerechtigheid vóór en je geeft elkaar de opdracht om het waar te gaan maken in de dagen na de viering. Het is een heilig spel zonder toeschouwers. Dat laatste is geen zure opmerking om aan te geven dat er steeds minder mensen naar de kerk komen, maar maakt duidelijk dat er geen toeschouwers zijn, omdat allen actief participeren. Was de actieve participatie van de gelovigen niet een van de belangrijkste actiepunten van Sacrosanctam Concilium, de constitutie over de liturgie van het Tweede Vaticaans Concilie?
Dienstboeken en ritualen
Zoals elk volk en iedere groep zijn eigen vaak al eeuwenoude rituelen kent, kennen kerken en geloofsgemeenschappen ze eveneens, voor alle scharniermomenten in het menselijk bestaan, van begin tot einde. Denk maar aan de rituelen rond de doop, het vormsel, het huwelijk, de wijding of bevestiging van ambtsdragers, het afscheid door de dood enzovoorts. Ook deze rituelen zijn dikwijls al eeuwenoud. Je vindt deze ‘orden(ingen) van dienst’ in dienstboeken, ritualen. Daarin staat vaak minutieus beschreven hoe te handelen in de liturgie, met uitgewerkte protocollen en rolverdelingen. Daar is op zich niks tegen, maar het kan leiden tot het zogeheten ritualisme. Dat wil zeggen dat de nadruk komt te liggen op het correct uitvoeren van de rituelen, waarbij onvoldoende aandacht is voor de concrete omstandigheden in tijd en ruimte van de mensen voor en met wie gevierd wordt. Het ritueel is dan slechts ‘geldig’ als het volgens de letter is uitgevoerd. Het ritueel wordt daardoor boventijdelijk gemaakt. Het verliest aan dienstbaarheid om tot heil en genezing te komen van allen die de liturgie vieren. Sommigen zijn tegen nieuwe rituelen of veranderingen en aanpassingen van bestaande rituelen. Zij vergeten te dikwijls dat alle rituelen, ook de al eeuwenoude, gewoon het werk zijn geweest van voorgangers, die verwoed zochten hoe te handelen als gelovige christenen in de eredienst. Men schreef teksten, bedacht handelingen en zocht naar symbolen. Men probeerde de rituelen uit en als ze in de praktijk bruikbaar bleken, legde men de rituelen vast in boeken. Sommige tegenstanders van liturgievernieuwing wekken de suggestie alsof de liturgische boeken vanuit de hemel aan een draadje, lang geleden, in ons midden zijn neergedaald. En dat ze om die reden vanwege hun heiligheid nooit mogen veranderen. Niets is minder waar.
Rituelen bij uitvaarten
In een krantenartikel getiteld Rituelen en het persoonlijke: hoe gaan die samen in een uitvaart? vertelt een pastoor hoe hij gevraagd wordt om bij een uitvaart van een rooms-katholieke vrouw de eucharistie te vieren. Want, zo stelde men: moeder wilde het zo! Maar de gevolgen waren navenant, zegt de priester. In de eucharistieviering werd niet meegebeden, meegevierd. De aanwezigen gingen niet ter communie. ‘Ik stond te “hocus-pocussen” achter het altaar. De familie vond het wel mooi, maar wat ze mooi vonden was mij een raadsel.’ De eucharistie vieren bij een uitvaart met een familie voor wie dat ritueel geen betekenis meer heeft, doet hij niet meer. Hij viert het afscheid met een woord – en gebedsdienst vol symboliek en ruimte voor persoonlijke inbreng. Het persoonlijke van de familie en het gemeenschappelijke van de kerkelijke setting moeten elkaar kunnen raken. Want zuiver persoonlijke rituelen zijn geen lang leven beschoren, zo besluit hij.
Liturgie is een spel. Geen spelletje
Heeft hij gelijk? Ik denk het wel. De groep die deze persoonlijke rituelen draagt, is te klein en te zeer gebonden aan een enkel moment. Tenzij het persoonlijke ritueel wordt herkend en gekend door anderen, die het vervolgens ook gaan praktiseren.
In onze tijd komt het beroep van ritueelbegeleider (m/v) op. Het zijn mannen en vrouwen die vanuit het uitvaartwezen zich toeleggen op het zo persoonlijk mogelijk maken van een uitvaart. Zij bedienen een nieuwe markt van nabestaanden die vervreemd zijn van christelijk geloof en kerkelijke liturgie. Zij willen een afscheid van hun dierbare met enkel eigen persoonlijke rituelen. Zo lees ik in een advertentie van een uitvaartonderneming over een stervende en haar familie, die om een Vegan Uitvaart vroeg. Het werd een uitvaart vol met natuurattributen en symbolen en natuurlijk tot slot met vele vegan-hapjes. Is daar iets mee mis? Ik zou niet weten waarom. Maar de bij het afscheid gebruikte rituelen, woorden, handelingen en symbolen zijn wel alleen bruikbaar bij de uitvaart van deze specifieke of een vergelijkbare dode. Ik prijs de creativiteit van de ritueelbegeleider, maar voor meer algemeen gebruik zullen deze rituelen niet of minder bruikbaar zijn.
Eigen en algemene rituelen
Rituelen zijn bedoeld om je weg te vinden in situaties die je leven al het ware even stop zetten. Die situaties noemen we scharniermomenten. De rituelen die je dan uitvoert, zijn ook bedoeld om je emoties te kanaliseren, om je weg weer te vinden in het leven van alledag, geraakt als je bent door (ingrijpende) gebeurtenissen.
In 1984 schreef de bekende liturgist Gerard Lukken het boekje Geen leven zonder rituelen. Hij signaleerde hoe in onze samenleving de rituele aspecten waren verdord. Zonder ritueel verliezen mensen, verliest een samenleving identiteit. Alles wordt zonder richting en grijs, schreef hij. Maar het tij keerde, rituelen kwamen weer op. Daarom schreef hij vijftien jaar later het boek Rituelen in overvloed – een kritische bezinning op de plaats en de gestalte van het christelijk ritueel in onze cultuur. Lukken vroeg zich in dit boek af: hoe is het christelijk ritueel met de vele rituelen in onze cultuur verbonden? Heeft het te midden daarvan een eigen identiteit? Welke nieuwe gestalte krijgt het in onze cultuur?
‘Ik stond te “hocus-pocussen” achter het altaar’
De kernvraag moge duidelijk zijn: hoe kunnen christelijke kerken met hun dikwijls rijke schat aan rituelen dienstbaar zijn aan mensen? Hoe kun je dikwijls oude rituelen vruchtbaar laten zijn aan de persoonlijke vragen naar zin en uitzicht, van mensen die op scharniermomenten van hun leven aankloppen? Moet je gewoon het ritueel, de liturgie uitvoeren zoals het in het boekje staat? Of moet je voor iedere persoonlijke wens een nieuw ritueel bedenken?
In de uitvaartliturgie van de Rooms-katholieke Kerk van voor de liturgische vernieuwingen (naar aanleiding van Tweede Vaticaanse Concilie begin jaren zestig) was geen sprake van een persoonlijke inbreng. In de vastliggende liturgie werd enkel bij het N.N. in het rituaal de naam van de overledene genoemd. Van een overweging of preek was zelden of nooit sprake. Nadien keerde het tij volledig. Nu hoor je collega’s soms klagen over de tijd die een uitvaart kost, omdat de persoonlijke inbreng, de wensen van de nabestaanden zoveel tijd en energie vragen.
‘Zonder ritueel wordt alles zonder richting en grijs’
Hier wordt duidelijk hoe het elkaar in de weg kan zitten: het persoonlijke, de eigen inbreng, de eigen ritualiteit en het algemene, de rituelen en geloofsschat van de christelijke gemeenschap waarbinnen gevierd wordt. Maar dat hoeft niet. Het is heel wel mogelijk, schrijf ik uit eigen ervaring, om het persoonlijke verhaal te laten oplichten in het algemene verhaal van God en Jezus van een vierende gemeenschap. Maar souplesse van beide kanten is dan wel een voorwaarde.
Van wie zijn onze rituelen?
Tijdens een college liturgie bespraken wij een viering van woord en tafel van een basisgroep ergens in ons land, aangedragen door een van de studenten. Wat de vorm betreft was het een avondmaals -/eucharistieviering, maar er was geen predikant of priester bij aanwezig geweest. ‘Is dit nu een eucharistieviering?’, vroeg een andere student aan mij. Ik antwoordde: volgens de regels van de Rooms-katholieke Kerk of van de PKN is het geen eucharistieviering of avondmaalsviering. Maar Jezus vertelde ons: waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, ben ik in hun midden. Het is niet aan mij om te oordelen over het wel of niet. Ik kijk naar wat de eigen rituelen van deze basisgroep voor hen betekenen. Het oordeel laat ik graag over aan onze grote gastheer Jezus.
‘Waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, ben ik in hun midden’
Conclusie: rituelen van vrije groepen of groepjes maken en kiezen zij zelf. Zij zijn vrij om eigen, persoonlijke rituelen uit te voeren. Maar wie wil vieren binnen de muren van een geloofsgemeenschap dient de daar gangbare regelgeving ten aanzien van de ritualiteit te volgen. Tegelijkertijd roep ik ook alle kerken en geloofsgemeenschappen op om minder star en dogmatisch om te gaan met de liturgische gebruiken. Om open te staan voor aanpassingen, want liturgie is altijd eeuwig én actueel. Wie de liturgiegeschiedenis bestudeert moet dit wel beamen!
Paaskaars
Tot slot een voorbeeld. Ik neem u mee naar de katholieke paaswake. En heel in het bijzonder naar het aansteken van de paaskaars en het aanbrengen van de vijf wierookkorrels in de kaars. Het aansteken van de paaskaars aan het goddelijke oervuur is een gekend ritueel. Na het ontsteken van de kaars in de Paasnacht worden er de vijf wierookkorrels in aangebracht. Maar wie aan de aanwezigen zou vragen wat gebeurt hier en waarom? krijgt vermoedelijk geen antwoord. Het blijft daardoor een leeg dus zinloos ritueel.
Van tevoren zou je er als volgt over kunnen schrijven of spreken. De paaskaars – het licht van Christus – draagt de tekenen van de vijf wonden van Christus’ lichaam. Vanouds was het de gewoonte om de wonden van een vermoorde martelaar te zalven met reukwerk. Dat deden Jozef van Arimathea, Nicodemus en de vrouwen bij Jezus. Dat doet de voorganger ook bij de paaskaars, waarin hij de vijf wierookkorrels aanbrengt met de woorden: Door zijn heilige en glorierijke wonden bescherme en beware ons Christus de Heer!
Liturgie is eeuwig én actueel
Nooit van gehoord, nooit geweten – is dan vermoedelijk de reactie van velen. Maar hoe zouden we dit ritueel meer tot zijn recht kunnen laten komen? Misschien door geen wierookkorrels in de paaskaars te draaien of te duwen, want dat heeft toch teveel weg van een schroef of een spijker(!). Het komt op deze manier eerder beschadigend, kwetsend dan helend, verzorgend over. Zou het niet beter zijn om de wierook tot een bijna zalfachtige substantie te bewerken, om zo meer het helende, verzorgende van dit ritueel te onderstrepen? Wierookbalsem is immers al vele eeuwen bekend als geneesmiddel. Daarna komt de vraag: wie moet of kan dat doen? Moet de voorganger het per se doen? Of zou je aan mensen uit je geloofsgemeenschap, die het afgelopen jaar leed te verdragen hebben gehad, die op enigerlei wijze gekwetst zijn, kunnen vragen om deze wierookbalsem op de symbolische wonden aan te brengen? Als zij nog te verdrietig zijn, kun je mensen vragen die zich diaconaal inzetten. Omdat ze zieken bezoeken, of mensen die een dode te betreuren hebben, of actief zijn in een asielzoekerscentrum. Noem maar op.
Je legt daarmee de relatie tussen de wonden van Jezus en de wonden van de mensen. Je maakt er ook mee duidelijk, dat Jezus niet voor zichzelf geleefd heeft en niet voor zichzelf gestorven is en vervolgens opgestaan. Nee, hij lijdt omdat mensen moeten lijden, hij wordt gedood zoals er zoveel mensen gedood worden. Vervolgens staat hij op en wij met hem, hoe dan ook! In zijn leven, lijden en opstanding komt het leven, lijden en opstaan van mensen aan het licht: God liet zijn liefste kind niet vallen en ook zijn andere kinderen laat hij niet, nooit los.
Kun je met dit nieuwe ritueel de Paasnacht nog meer tot haar recht te laten komen? En van wie is dit ritueel? Alleen van de toevallige geloofsgemeenschap waar dit zo gebeurt? Of op termijn ook van andere kerken, geloofsgemeenschappen, omdat ze weet hebben van: liturgie is eeuwig én actueel.
Ko Schuurmans (1947) is gepensioneerd rooms-katholiek pastor. Hij studeerde sociografie en theologie. Hij werkte in het voortgezet onderwijs en het basispastoraat, daarna vele jaren bij het Pastoraal Centrum van het bisdom Haarlem – Amsterdam als directeur en liturgist, en docent aan diverse theologische hogescholen. Hij gaat veelvuldig voor in r.k. en protestantse vieringen.
Literatuur:
Gerard Lukken, Geen leven zonder rituelen. Antropologische beschouwingen met het oog op de christelijke liturgie, 1984.
Gerard Lukken, Rituelen in overvloed. Een kritische bezinning op de plaats en de gestalte van het christelijk ritueel in onze cultuur, 1999.
Bert Dicou e.a.(red.), Ons leven vieren – Remonstranten en anderen over liturgie, met een ruime keus aan teksten en rituelen uit de praktijk, 2019.
Heilig spel, magazine voor rituelen, liturgie en spiritualiteit. Verschijnt 5 x per jaar; Berne Media.