Arm en rijk
Tegenstellingen tussen arm en rijk zijn er altijd geweest en zullen vermoedelijk ook altijd blijven bestaan. In vroeger tijden speelden de verschillen zich op kleine schaal af: in een dorp of stad. Later werd het een nationaal vraagstuk en de laatste decennia kan met recht van de globalisering van het probleem worden gesproken. Er zijn rijke landen en arme landen. Rijke landen vinden we hoofdzakelijk op het noordelijk halfrond (USA en Canada, West-Europa en Japan); arme landen vooral op het zuidelijk halfrond (veel landen in Afrika en Zuid-Amerika). De aanduiding ‘rijk’ of ‘arm’ land betekent niet dat alle mensen in die landen ‘rijk’ of ‘arm’ zijn. In rijke landen wordt door sommigen armoede geleden, terwijl in arme landen vaak kleine groepen bevoorrechten wonen die soms fabelachtig rijk zijn. Een duidelijke definitie van de woorden armoede en rijkdom is moeilijk te geven. In een rijk land heeft de armoede een ander ‘gezicht’ dan in een land waar velen onder erbarmelijke omstandigheden moeten leven.
Grondtekst
Armoede was in het oude Israël geen onbekend verschijnsel. Het woordgebruik in de bijbel laat daarover geen twijfel bestaan. De beklagenswaardige situatie van de arme krijgt veel aandacht. Minstens 75x wordt in dat kader de term‘anie gebruikt. Daarbij ligt de nadruk op het concrete arm-zijn (Jes. 3:14; Ez. 16:49; 18:12; etc.); in het bijzonder in de Psalmen komt ‘anie veelvuldig voor (Ps. 10:2,9; 14:6; 22:25; 34:7; 35:10; 37:14; 40:18; 68:11; 70:6; 72:12; 74:21; 86:1; 88:16; 102:1; 140:13).
In een aantal bijbelteksten wordt ‘anie gecombineerd met ‘èvjon (Deut. 15:11: 24:14-15; Am. 8:4; etc.). Beide woorden hebben ongeveer dezelfde betekenis. In een zestigtal teksten is ‘èvjon te vinden. Opnieuw valt op dat de psalmisten er veel (33x) gebruik van hebben gemaakt. Evenals ‘anie betekent ‘èvjon in de eerste plaats ‘arm’ in de concrete zin van het woord (Deut. 15:4,7,11; etc.); daarnaast heeft het ook de betekenis van ‘onderdrukte’ (Jes. 32:7; Jer. 20:13; Am. 2:6; 4:1) en vindt vooral in de Psalmen een religieuze interpretatie plaats (Ps. 40:18; 86:1; 109:22,31).
De ‘ani leeft in behoeftige omstandigheden. Dat is armoede: ‘onie in het Hebreeuws. Dit woord kan ook worden gebruikt in de bredere zin van ‘ellende’ – wellicht in het bijzonder ‘gevangenschap’. In weerwil van de aandacht voor de arme komt dit woord in de profetische literatuur weinig voor (Jes. 48:10). Daarentegen functioneert het wel in de verhalende delen van het Oude Testament (Gen. 16:11; 29:32; Ex. 3:7,17; Deut. 16:3; 1 Sam. 1:11; 2 Kon. 14:26) en is het geliefd in de Psalmen (Ps. 9:14; 25:18; 31:8; 44:25; 88:10; 107:10,41; 119:50,92,153); in Klaagliederen (Klaagl. 1:3,7,9; 3:1,19); en in de Wijsheidsliteratuur (Job 10:15; 30:16,27; 36:8,15,21; Spr. 31:5).
De arme is zwak, kwetsbaar, hulpbehoevend, nederig en draagt zijn/haar lot over het algemeen geduldig. Het woord ‘anie kan dan ook een betekenis krijgen die meer inhoudt dan alleen concrete armoede (zie de ‘nederige’ koning in Zach. 9:9). Zo ontstaat een nauwe verwantschap tussen ‘anie en ‘anaw. Laatstgenoemde woord komt 21x in het Oude Testament voor. Evenals ‘anie betekent ‘anaw de mens die in armoede leeft; daarbij wordt vooral nadruk gelegd op de consequenties: nederig, gering, deemoedig, ootmoedig en zachtmoedig. In sommige gevallen verdwijnt de oorspronkelijke betekenis ‘arm-zijn’ geheel op de achtergrond; Mozes wordt bijvoorbeeld ‘anaw genoemd (Num. 12:3).
Het Oude Testament kent nog een aantal andere woorden die met ‘arm’ vertaald kunnen worden: dal – komt 48x voor en beperkt zich voornamelijk tot de maatschappelijke aspecten en gevolgen van de armoede (Gen. 41:19; Ex. 23:3; 30:15; etc); rasj- komt 21x voor, waarvan 14x in Spreuken; misken – komt alleen in Prediker voor.Het woord rasjwordt vaak gebruikt in confrontatie met ‘asier dat rijkdom betekent (2 Sam. 12:1-4; Spr. 14:20; 18:23; 22:2,7; 28:6). In de Septuaginta worden bovengenoemde begrippen voor ‘arme’ vooral met ptochos (ruim 100x) en met penès (ruim 50x) vertaald. Het Nieuwe Testament heeft een duidelijke voorkeur voor ptochos (35x), terwijl penès slechts eenmaal voorkomt (2 Kor. 9:9: citaat van Ps. 112:9). In het bijzonder in de drie synoptische evangeliën wordt aandacht geschonken aan de arme (Mar. 12:41-44; 14:5-7; Mat. 11:5; Luc. 4:18; etc.). In het evangelie van Matteüs wordt de term ‘anie één keer vertaald met praus (Mat. 21:5: citaat van Zach. 9:9), dat over het algemeen met ‘zachtmoedig’ wordt weergegeven (Mat. 5:5; 11:29).
In het Nieuwe Testament betekent ploutos rijkdom (Mat. 13:22; Mar. 4:19; Luc. 8:14; etc.); en plousios rijkaard (Mat. 27:57; Luc. 12:16; 16:1,19; 18:23; 19:2).
Letterlijk en concreet
a.De bijbel is een realistisch boek. Weliswaar wordt op tal van bladzijden gedroomd over een betere wereld, maar dat betekent niet dat de dagelijkse werkelijkheid uit het oog wordt verloren. De geboden van de Tora houden zelfs ten volle rekening met de realiteit en plaatsen de gelovigen met beide benen op de grond: ‘armen zullen er altijd blijven in het land’ (Deut. 15:11). Deze ‘harde’ constatering leidt niet tot de conclusie dat het probleem onoplosbaar is en dat de strijd tegen de armoede bij voorbaat verloren zou zijn. Op de geciteerde woorden volgt het gebod: ‘juist daarom gebied ik u: open uw beurs wijd voor uw behoeftige en arme landgenoot’.
b.Ten aanzien van de verschillen tussen rijk en arm moet worden vastgesteld dat de bijbel een veelkleurig boek is. Eenzijdige standpunten laten zich niet of nauwelijks verdedigen met een beroep op de Schrift. De patriarchen waren rijk en zij worden daarom niet bekritiseerd of veroordeeld: ‘Abram was een rijk man die heel veel vee, zilver en goud bezat’ (Gen. 13:2). Rijkdom wordt gezien als een teken van Gods zegen voor diegene die trouw is aan de geboden van de Tora: ‘Als u inderdaad gehoorzaamt aan de Heer, en alle geboden die ik u vandaag opleg stipt volbrengt, dan zal Hij u hoog verheffen boven alle volken op de aarde. Dan zullen de volgende zegeningen over u komen en u ten deel vallen,omdat u gehoorzaamt aan de Heer uw God. Gezegend bent u in de stad, gezegend bent u op het land. Gezegend is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw grond en de vrucht van uw vee, de worp van uw runderen en de aanwas van uw schapen. Gezegend is uw korf en uw trog. Gezegend bent u bij uw komen, gezegend bij uw gaan…’ (Deut. 28:1-14). Ook de rijkdom van sommige koningen wordt breed uitgemeten: ‘Hizkia was zeer rijk en voerde een luisterrijke staat. Hij had schatkamers voor zilver, goud en edelgesteente, reukwerken, schilden en allerlei andere kostbare voorwerpen, opslagplaatsen voor de opbrengst aan koren, most en olie, stallen voor vee en kooien voor de kudden’ (2 Kron. 32:27-28). Niet alleen de wijsheid van koning Salomo was spreekwoordelijk, maar ook zijn fabelachtige rijkdom: ‘Zo overtrof koning Salomo alle koningen van de aarde in rijkdom en wijsheid’ (1 Kon. 10:23).
c.In het boek Deuteronomium, naar alle waarschijnlijkheid voltooid in de periode van de Babylonische ballingschap, klinkt een kritisch geluid: ‘Hij (de koning) mag er niet veel vrouwen op nahouden, anders gaat hij de verkeerde weg op. Evenmin mag hij veel zilver en goud vergaren’ (Deut. 17:17). De schrijver van deze waarschuwingen kende het tragisch verloop van de geschiedenis en had zijn les geleerd. De rijkdom van Salomo was een van de oorzaken van het conflict dat na diens dood geleid had tot de scheuring van het rijk (1 Kon. 12:1-24).
d.In de volgende eeuwen groeit de kritiek op rijkdom en op het doen en laten van rijke mensen. De Spreukendichter is nog genuanceerd in zijn beoordeling. Rijkdom mag als een zegen van God worden aanvaard (Spr. 8:18; 10:22; 22:4), maar met kracht wordt gewaarschuwd tegen geldzucht (Spr. 11:1,26; 21:6) en tegen hardvochtig en arrogant optreden van de rijke tegenover de arme (Spr. 18:23). Scherper is de kritiek in de profetische literatuur. Befaamd zijn sommige passages in het geschrift dat de naam van Amos draagt (o.a. Am. 6:4-6; 8:4-6), maar de meeste andere profeten laten zich evenmin onbetuigd (Jes. 3:16-23; 5:8; Mi. 2:2).
Het is niet gewaagd te veronderstellen dat als gevolg van deze profetische kritiek ook in de geboden meer aandacht werd besteed aan de kwetsbare positie van de arme. In oude voorschriften was woekerrente al verboden (Ex. 22:25) en was bepaald dat de opbrengst van het braakliggend land in het sabbatsjaar voor de armen was bestemd (Ex. 23:10-11). Andere geboden hebben eveneens de bedoeling het lot van de arme te verzachten: ‘Als u de oogst van het land haalt, mag u uw akker niet tot de rand afmaaien en wat is blijven liggen niet bijeenrapen. U mag in uw wijngaard geen nalezing houden en de afgevallen druiven niet bijeenrapen. Dat alles is bestemd voor de arme en de vreemdeling’ (Lev. 19:9-10; vgl. Lev. 23:22; Deut. 24:19-22).
Beeldspraak en symboliek
a.Naarmate de kritiek op de rijke en zijn/haar rijkdom toeneemt, verandert tevens de visie op het arm-zijn. Het is geen onveranderlijk noodlot of een bewijs dat men om de een of andere reden niet door God gezegend wordt. Gods bedoelingen zijn soms moeilijk naspeurbaar. Hij doet wat Hij wil, zo zingt Hanna in haar lofzang die eeuwen later een inspiratiebron vormde voor een andere jonge vrouw, Mirjam uit Nazaret: ‘De Heer brengt dood en laat leven, Hij brengt naar de onderwereld en Hij haalt er weer uit. De Heer maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert en Hij verheft. Hij helpt de zwakke overeind uit het stof, Hij haalt de arme weg uit het vuil en geeft hem een plaats bij de machtigen; een ereplaats wijst Hij hem toe’ (1 Sam. 2:6-8; vgl. Luc. 1:4755). Soortgelijke gedachten zijn ook in de Psalmen te vinden: ‘Wie is als de Heer, onze God? Hij troon in de hemel daarboven, Hij zorgt voor de aarde beneden. Wie is als Hij in hemel en op aarde? Hij tilt de arme uit het stof, Hij trekt hem omhoog uit het vuil en geeft hem een troon bij mensen van aanzien’ (Ps. 113:5-8). Van een rechtvaardige koning mag dan ook worden verwacht dat hij de strijd tegen de armoede vastberaden aanbindt: ‘Hij komt op voor de armen van zijn volk; hij zal de misdeelden redden, maar elke tiran vermorzelen’ (Ps. 72:4).
b.Is God die ooit Abraham zegende met grote rijkdommen langzamerhand veranderd in een God die optreedt als een ‘partijganger’ van de armen? Het is in ieder geval wel zo dat profeten, psalmisten en wijsheidsleraars ervan overtuigd zijn dat God een afkeer heeft van hoogmoedige en trotse mensen: ‘Ja, Hij (God) staat aan de zijde van de arme om hem van zijn rechters te redden’ (Ps. 109:31; vgl. Jes. 2:12-18). Zijn voorkeur zou onmiskenbaar uitgaan naar al diegenen die ootmoedig en nederig zijn. Het gevolg is dat in de vroeg-joodse traditie zich een theologisch denken ontwikkelde waarin de armoede niet meer uitsluitend als een noodlot werd beschouwd, maar als een ideaal. Uit de geschriften van de gemeente van Qumran valt af te leiden dat de leden voor zij toetraden afstand deden van hun bezittingen. Zij schaamden zich er niet voor ‘armen’ te worden genoemd. Datzelfde geldt ook voor een groep christelijke joden die na het schisma jodendom-christendom een eigen weg bewandelden naast de officiële christelijke kerk en zich Ebionieten noemden.
c.In het Nieuwe Testament komen vergelijkbare gedachten voor. Volgens de beschrijving van Lucas waren de leden van de oergemeente te Jeruzalem bereid hun bezittingen met anderen te delen: ‘Allen die het geloof hadden aangenomen, bleven bijeen en bezaten alles gemeenschappelijk. Ze verkochten have en goed en verdeelden dat onder allen naar ieders behoefte’ (Hand. 2:44-45). Beschreef de auteur van Handelingen de werkelijkheid of een ideaal? De vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Aanvankelijk lijkt het of niemand binnen de gemeente in behoeftige omstandigheden leefde (Hand. 4:34). Wie evenwel verder leest, ontdekt dat de situatie toch minder rooskleurig is. Sommige leden van de gemeente lijden gebrek en worden door anderen verwaarloosd (Hand. 6:1).
d.In geen enkel nieuwtestamentisch geschrift krijgt het probleem van arm en rijk zoveel aandacht als in het evangelie van Lucas. Al in een vroeg stadium worden de armen zaliggesproken (Luc. 6:20) en worden de rijken gewaarschuwd (Luc. 6:24). In het vervolg richt de evangelist zich consequent op de rijken – in het bijzonder op rijke mannen. Kan ook een rijke zalig worden? Volgens Lucas koos Jezus voor de armen, maar Hij schreef de rijken niet voorgoed af. Ook een rijke kan binnengaan in het Koninkrijk van God, maar het kost wel veel moeite. De weg is helder, maar wie rijk is heeft zoveel andere zorgen (Luc. 12:13-21); zoveel andere zaken die hem bezighouden (Luc. 14:15-24). Toch is het ook weer niet onmogelijk: ‘Zij hebben Mozes en de Profeten, daar moeten zij naar luisteren’ (Luc. 16:19-31).
Praxis
a.Liederen:
Liedboek: Psalm 9; 10; 49; 72; 146; Gezang 20; 21; 47; 59; 121; 127; 358; 465; Alles I: 22; III: 6; 14; 17; IV: 21; V: 143; Bijbel II: 73; III: 58; Evangelie II: 46; 90; 92; III: 30; Gezegend: 55; 191; Zingend IV: 71; V: 81; VI: 40.
b.Poëzie:
Geert Bogaard, Er is haast bij het licht, Nijkerk 1979, blz. 58: ‘Armen van geest’. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 403: ‘Het armhuiskind’; 423: ‘De weerlozen’. Jan Greshoff, Een eerlijk man heeft niets dan zijn gelaat, Amsterdam 1981, blz. 28: ‘Aalmoes’. Jac. van Hattum, Een zomer, Amsterdam z.j., blz. 2223: ‘Determinatie’. Ellen Warmond, Vragen stellen aan de stilte, Amsterdam 1984, blz. 11: ‘Tot daar’.
c.Verwerking:
In de liederen rondom Jezus’ geboorte wordt meer dan eens gespeeld met de metaforen arm en rijk. Denk bijvoorbeeld aan de Gezangen 127, 139 en 152 uit het Liedboek. Luisterend naar deze liederen treden we binnen in de kleurrijkheid van de thematiek rijk en arm. We kunnen vragen welke gedachten bij dit gebruik bij ons opkomen. Wanneer is iemand rijk, wanneer arm? Spreken over rijkdom en armoede dient zorgvuldig te gebeuren, omdat deze begrippen contextueel bepaald zijn en vaak emotioneel geladen. Daar dienen we op bedacht te zijn.
Verwijzing
De woorden arm en rijk hebben in de beeldspraak raakvlakken met tal van andere woorden. Zie onder andere: ‘brood‘, ‘hongersnood‘, ‘naaktheid‘, ‘blindheid‘ en ‘ballingschap‘.