Menu

Premium

11.3. Hoe nieuw wordt alles?

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 57: Welke troost biedt u de opstanding van het vlees?

Antwoord: (…) dat ook mijn lichaam door de kracht van Christus opgewekt, weer met mijn ziel verenigd en aan het verheerlijkte lichaam van Christus gelijkvormig zal worden.

Vraag 58: Welke troost put u uit het artikel over het eeuwige leven?

Antwoord: Dat ik, aangezien ik reeds nu in mijn hart het begin van de eeuwige vreugde gevoel, na dit leven de volkomen zaligheid zal bezitten, die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en die in geen mensenhart is opgekomen, om God daarin eeuwig te prijzen.

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Artikel 37: Het laatste oordeel

Ten slotte geloven wij, in overeenstemming met het Woord van God, dat, als de door de Here bestemde tijd (die aan alle schepselen onbekend is) gekomen en het getal van de uitverkorenen vervuld zal zijn, onze Here ‘Jezus Christus uit de hemel zal komen, lichamelijk en zichtbaar, op dezelfde wijze als Hij opgevaren is’ (Hand. 1:11), met grote heerlijkheid en majesteit om Zich te openbaren als Rechter over levenden en doden, terwijl Hij deze oude wereld in vuur en vlam zet om haar te zuiveren. (…)

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Wie over de laatste dingen van de oude aarde nadenkt, komt ook op de vraag: Wat komt er daarna? Het duidelijke antwoord in de Bijbel is: een nieuwe hemel en aarde. Een volgende vraag is: Wat wordt bedoeld met ‘nieuwe aarde’? Een vernieuwde of een compleet nieuwe? En wat zal onze taak straks zijn? Is die ook helemaal nieuw, of is er verband met wie wij nu zijn in Gods oog? Met name over die vragen en mogelijke antwoorden gaat deze leerdienst.

De leefwereld van de hoorder

Dat deze aarde zo niet eindeloos kan blijven bestaan, daar is iedereen het wel over eens. De mogelijkheid dat de aarde niet zal verdwijnen, maar door Gods oordeel heen vernieuwd zal worden, is voor de grote meerderheid van de Nederlanders zoiets als een sprookje. Wel mooi, maar natuurlijk niet waar… In die sfeer leeft ook de christelijke gemeente, met alle twijfels die dat geven kan.

Ook binnen de gemeente denkt niet iedereen hetzelfde over ‘de laatste dingen’. Bij dit thema is dat met name rond het antwoord op de vraag of we een compleet nieuwe aarde verwachten of een vernieuwde. Gaat het naar een vernieling toe, of naar een vernieuwing? Door dit alles heen kan de bange vraag spelen: Zal ik wel een inwoner van de nieuwe aarde mogen zijn?

Met het oog op de tieners

Het bovenstaande zal ook voor de tieners herkenbaar zijn. Daarbij komt nog het grote verschil tussen tieners die op een reformatorische school zitten of op een ‘gewoon’ christelijke, dan wel niet-christelijke school. Ook op een reformatorische school wordt overigens niet altijd concreet over de nieuwe hemel en aarde gesproken. Het beperkt zich nog weleens tot de vraag wie de bewoners daar zullen zijn en wie niet. Voor veel tieners (en vermoedelijk ook volwassenen) spelen, los van de vraag wie de bewoners van de nieuwe aarde zullen zijn, ook vragen over hoe die nieuwe aarde er dan uit zal zien en hoe en wanneer de aarde dan zal veranderen. Angst voor het onbekende kan hierbij een rol spelen. Daarbij staat het nadenken over de toekomst op de nieuwe aarde ver van tieners (en zeker ook van kinderen) af. Ze zijn volop bezig met hun leven in het hier en nu, en zijn zelfs voor het nadenken over hun nabije toekomst (met bijvoorbeeld vragen over wat ze gaan studeren) soms nauwelijks te porren. Het onderwerp zal veel tieners dan ook in eerste instantie niet direct aanspreken.

Met het oog op de kinderen

Door opvoeding, school en prediking is voor veel kinderen het ‘eindstation’ de hemel, waar opa en oma nu al zijn (of misschien ook niet). Dat niet de hemel de uiteindelijke bestemming van Jezus’ volgelingen is, maar de nieuwe hemel en aarde, speelt voor veel kinderen (en volwassenen?) nauwelijks een rol. Hoewel er wellicht ook kinderen zijn die het lied ‘Ik zit op het puntje van mijn stoel’ kennen, een lied van Elly en Rikkert over het uitzien naar ‘een hele nieuwe hemel, een hele nieuwe tijd, een hele nieuwe aarde, vol gerechtigheid’. Die nieuwe aarde wordt vervolgens bezongen als: ‘En dat is vrede voor de mensen, een wereld zonder grenzen, voor iedereen te eten, en niemand wordt vergeten. Vlaggen in de boom, Shaloom, Shaloom.’

Uitleg

De HC biedt niet veel aanknopingspunten voor een leerdienst over het nieuwe van de nieuwe hemel en aarde. Misschien ook omdat in de ontstaanstijd van de HC het concreet-stoffelijke minder aandacht kreeg bij het nadenken over de grote toekomst?

In artikel 37 van de NGB lezen we iets meer. Met name de zin ‘terwijl Hij deze oude wereld in vuur en vlam zet om haar te zuiveren’. Dat sluit nauw aan bij de keuze die in deze leerdienst gemaakt wordt ten aanzien van 2 Petrus 3:10: geen vernietiging, maar vernieuwing door zuivering.

Het kan sommige gemeenteleden wat vreemd in de oren klinken dat ook de hemel nieuw worden zal. Wat daaronder te verstaan? Niet: de hemel als bijzondere ‘woonplaats’ van God. Te denken is aan: het uitspansel, de hemellichamen (geen zon en geen maan meer…), maar ook de ‘woonplaats’ van de verlosten die ons zijn voorgegaan. Hun voorlopige bestaanswijze wordt nu bekleed met een onvergankelijk lichaam. Dat verandert de hele aanblik van de hemel, die dan bovendien met de nieuwe aarde één geworden is in heerlijkheid en vreugde.

Een heel andere kwestie is de vraag naar de verhouding van ziel en lichaam. Zoals velen toen en nu kiest de HC voor een dualisme van ziel en lichaam, waarbij een lichaam zonder ziel niet leven kan, maar een ziel zonder lichaam wel. Toch zijn bij dat laatste wel enkele vragen te stellen.

De verloste gelovigen zijn in de tussentijd van heengaan en opstaan in de hemel als een compleet mens en bij name gekend. Zij zijn bij Christus met ziel en lichaam. Uiteraard niet met dit oude lichaam. Dat vergaat tot stof. Die ons zijn voorgegaan hebben een voorlopig nieuw lichaam ontvangen. De duidelijkste tekst daarover is 2 Korinthe 5:1-4. Daar schrijft Paulus dat hij bij het sterven zijn oude lichaam zal verlaten om in de hemel bekleed te worden met een voorlopig nieuw hemels lichaam, dat bij de grote opstanding zijn definitieve schoonheid krijgt. Een andere aanwijzing voor zo’n ‘voor-opstandingslichaam’ is Openbaring 6:11, waar gezegd wordt dat gestorven gelovigen in de hemel witte kleren krijgen. Uiteraard is daar een tastbaar (voorlopig) nieuw lichaam voor nodig. Dat God zo veel waarde hecht aan het tastbare en concrete van alles wat Hij schiep, mag ook het denken over de nieuwe aarde kleur geven.

Wat dr. T.E. van Spanje hierover schrijft in zijn commentaar op 2 Korinthe (p. 154 vv.) is heel verhelderend. Hij schrijft onder meer:

‘(4) Sterven betekent niet: ‘zonder lichaam worden’. Ook al wordt met de dood het sterfelijk lichaam achtergelaten (het sooma psuchikon), tegelijk wordt het geestelijk lichaam (het sooma pneumatikon) werkelijk ontvangen (2 Kor. 5:1). Ook gestorven gelovigen zijn tot de tijd van Jezus’ terugkomst niet ‘lichaamloos’. Wel wordt uitgezien naar de lichamelijke opwekking en voltooiing van hun geestelijk lichaam tijdens de paroesie (1 Kor. 15).

(5) Op de dood volgt ook een vergelding door Christus (2 Kor. 5:10).

(6) De christelijke visie op het sterven van een christen berust niet op twijfelachtige gronden: Paulus formuleert zijn visie in een bijna confessionele vorm (verg. oidamen, ‘wij weten’, 2 Kor. 5:1). De apostel heeft zijn visie op het sterven van een christen langs de weg van openbaringen verkregen (verg. 2 Kor. 12:1-4).’

Voor heldere dogmatische informatie rond het thema van deze leerdienst is het aan te bevelen om het duidelijke betoog in hoofdstuk 16 (‘De vernieuwing van de wereld’) van de CD te lezen, met name de paragrafen 16.3, 16.4 en 16.7. Op pagina 667 blijkt dat Van den Brink en Van der Kooi voor de exegese van 2 Petrus 3 een andere keuze maken dan in deze preekschets gedaan is. Geen loutering, maar recreatio of zelfs nova creatio. Het is daarbij wel de vraag wat met loutering bedoeld wordt. Misschien dat Rietkerk (zie bij ‘Relevante bijbelgedeelten’) inderdaad te veel in ‘oude structuren’ denkt, als het gaat om de nieuwe hemel en aarde. Wanneer we in rekening brengen dat de zuivering die bij het laatste oordeel plaatsvindt ook een ‘dimensionale’ verandering inhoudt (wat onze begrippen ‘per definitie’ te boven gaat), dan maakt het niet zo veel uit of we spreken over ‘nieuw’ in de zin van ‘vernieuwd’, dan wel in de zin van ‘nieuwe schepping’. Hoe het ook zij, belangrijker is wat geschreven wordt onder aan pagina 667 van de CD: ‘Ook hier geldt dus wat we zojuist ten aanzien van de opstanding der doden zeiden: de continuïteit van heden en toekomst ligt niet in de dingen zelf, maar slechts in de trouw van God.’

Relevantie van het thema

In een samenleving waar het denken over een alles vernietigende wereldbrand en een totaal vergaan van heel deze wereld voor niemand vreemd is, mogen gelovigen getuigen dat zij geen vernietiging verwachten, maar vernieuwing. Wat zal gebeuren is van een heel andere dimensie dan het uitdoven van de zon of een wereldomvattende kernramp. De Here God heeft voor ‘de laatste dingen’ de natuurlijke processen en menselijke mogelijkheden niet nodig, ook al zou Hij deze kunnen gebruiken voor Zijn plan. De vernieuwing van hemel en aarde gaat al onze begrippen te boven. Als deze dingen beginnen te geschieden hoeven we niet te bezwijken van angst, maar mogen we ons hoofd opheffen omdat onze totale verlossing gekomen is (Luk. 21:28). God hoeft maar te knipogen (de ‘oogwenk’ uit 1 Kor. 15:52) en het is zover.

Juist deze verwachting geeft zin en extra betekenis aan ons werk op deze oude aarde. Er gaat iets mee. Het wordt gezuiverd en krijgt een plaats straks. Schatten mogen verzamelen voor de hemel (dat is: het komende Koninkrijk) verlost ons werk voor de Here (dat is inclusief ons ‘gewone’ werk; 1 Kor. 15:58) van zinloosheid (vgl. ook Op. 21:26).

Een ander aspect is de persoonlijke vraag of ik ook deel zal hebben aan die grote Toekomst. Wie zullen daar zijn? Het antwoord uit de Openbaring is duidelijk: die hun kleren (dat is: alles waarmee we vanbinnen en vanbuiten bekleed zijn) gewassen hebben in het bloed van het Lam (Op. 7:14).

Met het oog op de tieners

Het bovenstaande geldt ook voor de tieners. Wellicht mag het aspect van bemoediging met het oog op hen extra onderstreept worden. Het is in deze moeilijke wereld niet tevergeefs wanneer zij als jongere Jezus willen volgen. Het zal gevolgen hebben tot en met de nieuwe aarde! Wat hier gedaan is uit liefde tot Jezus, zal eeuwig bestaan. Ook de ‘doeners’ mogen zich gekend weten. Tevens mag benadrukt worden, zoals hierboven beschreven, dat we niet bang hoeven te zijn voor wat er gaat gebeuren en hoe het gaat gebeuren. Het zal allemaal in een oogwenk gebeuren.

Met het oog op de kinderen

Een simpel verhaaltje kan de moeite met de relevantie van dit thema bij kinderen verhelderen. Elke christelijke opvoeder zal de situatie herkennen: ‘Mam, hoe zal het zijn als Jezus terugkomt?’ vraagt de kleine Frank opeens, terwijl hij met zijn lego speelt. ‘Helemaal anders, jongen…’ Frank speelt rustig door, maar ondertussen denkt hij na. Helemaal anders, hij weet niet eens of hij dat wel wil. Zijn nieuwe legotrein ís toch al prachtig? En zal hij in de hemel dan niet meer dol zijn op zijn vader en moeder? Nooit meer verstoppertje spelen op de boerderij van oom Henk? Helemaal anders…? Nou, dan hoopt Frank dat Jezus nog maar even wegblijft…

Wellicht kan de brief die Luther ooit scheef aan zijn zoon Hansje inspireren bij het zoeken naar (ant)woorden die Frank kunnen helpen. Zie verder bij ‘Homiletische aanwijzingen’. Met enigszins aangepaste voorbeelden en formuleringen zal deze benadering ook weerklank kunnen vinden bij tieners. Hun leven hier met hun vrienden, mobieltje, scooter enzovoort is toch immers mooi genoeg? Waarom zou dat nu anders moeten worden?

Relevante bijbelgedeelten

  • Jesaja 60:17: een verbazende tekst in dit verband. Bij de grote transformatie (geen ‘transsubstantiatie’, A.A. van Ruler) op de dag dat Gods heerlijkheid over al Zijn kinderen zal opgaan (vs. 1), gooit Hij het oude niet weg, maar geeft Hij goud in plaats van koper, zilver in plaats van ijzer, koper in plaats van hout en in plaats van stenen ijzer.

  • Mattheüs 6:19-21: de lokroep van Jezus om geen vergankelijke schatten te verzamelen, maar schatten voor in de hemel. Blijkbaar kan dat dus!

  • 1 Korinthe 3:10-15: het vuur dat Paulus hier noemt, is duidelijk niet een allesverterend vuur, maar louteringsvuur dat al wat door ons op het fundament gebouwd is zal beproeven (vs. 13).

  • 2 Petrus 3:8-13: met name vers 10 is in dit verband heel belangrijk. De betekenis hangt onder meer af van welk handschrift je als vertaler kiest. Vergelijk HSV (‘en de aarde en de werken daarop zullen verbranden’) en NBG’51 (‘en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden’; evenzo NBV en Willibrordvertaling ’95). In deze preekschets wordt de keuze van NBG’51 gevolgd. Voor de argumenten daarvoor zie drs. W.G. Rietkerk, De aarde en haar toekomst (p. 30-33). P.H.R. van Houwelingen maakt in zijn commentaar een andere keuze (2 Petrus en Judas, p. 91): ‘De door Petrus gebruikte termen zijn zo sterk, dat het begrip “louteren” hier beslist onvoldoende is. (…) De apostel kondigt een wereldbrand aan die alle goddeloosheid uit de schepping verdelgt.’

  • Het verschil tussen beide visies hangt ook samen met de gebruikte definitie van ‘louteren’. ‘Een wereldbrand die alle goddeloosheid verdelgt’ verschilt niet veel van wat Rietkerk bedoelt. Alle spreken over de toekomstige dingen blijft bovendien metaforisch taalgebruik voor een onzegbare werkelijkheid.

  • Openbaring 2:17: over een witte keursteen (destijds als bewijs van rechterlijke vrijspraak) met onze nieuwe naam erop. Deze nieuwe naam is de omschrijving van ieders eigenheid, gaven en opdracht. Zo persoonlijk dat je het alleen zelf begrijpt.

  • Openbaring 14:13: met name het gedeelte ‘en hun werken volgen met hen’. Er gaat dus iets mee van nu naar straks. Vergelijk ook Openbaring 21:24 (en 26).

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na deze dienst weet de gemeente dat de Here God Zijn schepping niet vernietigen zal, maar zal vernieuwen door al het kwaad en alle kwaden weg te doen en het goede te reinigen en uit te vergroten. Mede door deze dienst leert de gemeente zich erover te verheugen dat iedere volgeling van Jezus op de nieuwe aarde een taak krijgt die helemaal bij hem of haar past.

Homiletische aanwijzingen

  • Totaliter aliter? Twee vrome monniken zongen graag over het eeuwige leven. Ze spraken af dat wie het eerst stierf, zou proberen de ander iets te vertellen over het nieuwe paradijs. Was het zoals ze verwacht hadden, dan hoefde de gestorvene alleen maar te zeggen: ‘Helemaal’ (in het Latijn: Totáliter). Was dat níet zo, dan moest hij zeggen: ‘Anders’ (of Latijn: Aliter). Toen het zover was, kwam de overleden monnik inderdaad in een droom bij zijn vriend. ‘En…?’ vroeg die met gespannen verwachting. ‘Totáliter aliter,’ was het antwoord, ‘helemaal anders.’ Een mooi verhaal, dat overigens niet zo veel zegt. De vraag blijft immers wat je met ‘helemaal anders’ bedoelt.

  • Geen vernieling maar vernieuwing. Oppervlakkig gelezen gaat het in 2 Petrus 3 over totale vernietiging: zelfs de elementen zullen brandend wegsmelten. Maar Petrus bedoelt iets anders dan een kosmische wereldbrand. Wat Petrus in dit bijbelgedeelte wil zeggen, is juist het tegenovergestelde. Het gaat niet om een totale vernietiging, maar om een totale omvorming van alles. Met de ‘elementen’ die Petrus noemt, bedoelt hij niet de delen waaruit de aarde is samengesteld, maar de ‘boze elementen’. Die worden weggesmolten uit heel de schepping. En na dit louteringsproces zal Gods schepping mooier zijn dan ooit tevoren. Werkelijk helemaal nieuw. Zo vertaalt NBG’51 (vanwege een ander handschrift) dit als: ‘(…) de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.’ Het einde van deze wereld betekent niet het einde van alles. Het betekent het einde van alle kwaad en de uitvergroting van al het goede. Hoe dat zal zijn, daar hebben we nog geen weet van. Temeer daar ook de dimensies van de oude schepping zullen worden ‘uitvergroot’ naar eeuwigheidsniveau. De beelden die de Bijbel hiervoor gebruikt, laten ons verlangen. De rivieren klappen al in de handen (Ps. 98), nu wij nog.

  • Er gaat iets mee. Naast een oneindig verschil is er ook overeenkomst tussen nu en straks, want er gaat iets mee. Niet alles verdwijnt als de oude aarde verdwijnt. Komt ook de Domtoren in Utrecht weer terug, en dan nog mooier? En een nog mooiere ‘Mattheüs Passion’ straks (W.G. Rietkerk)? Hoe dat ook zij, Openbaring 21:24-26 maakt heel nieuwsgierig. Denk ook aan Mattheüs 6, waar Jezus zegt dat wij schatten voor de hemel kunnen verzamelen. Die gaan dus ook mee. Of beter: ze gaan ons vooruit. Vergelijk ook Openbaring 14:13. Niet omdat hetgeen wij doen in zichzelf al eeuwigheidswaarde heeft, maar vanwege de trouw van God. En niet te vergeten: ook de liefde zal blijven, terwijl geloof en hoop dan veranderd zijn in zien en zaligheid (verg. 1 Kor. 13:8-13).

  • Ons werk straks. We zullen daar een taak hebben die helemaal bij ons past. Denk aan de gelijkenis van de talenten. De trouwe slaaf krijgt te horen: ‘Goed gedaan! Over weinig ben je getrouw geweest, over veel zal ik je stellen.’ Die slaaf had hier beneden een bepaalde verantwoordelijkheid. Maar die is nog klein vergeleken bij de verantwoordelijkheid die we op de nieuwe hemel en aarde zullen ontvangen.

    De taak die we in Gods Koninkrijk ontvangen zal voor ieder weer een andere zijn, want elk kind van God krijgt aan het begin van het eeuwige leven een witte steen met daarop een nieuwe naam, die niemand anders kent dan die hem ontvangt (Op. 2:17). In die nieuwe naam klinkt alles door: onze persoonlijkheid, onze eigenheid, onze bijzondere gaven – maar daarom ook ieders bijzondere taak. Alles wat we in ons leven ooit gedaan hebben voor Jezus of voor de minste van Zijn broeders, zal meeklinken in die nieuwe naam, als een geheim tussen Christus en ons.

    Geldt dat zonder onderscheid voor iedereen? Die nieuwe vreugde ontvangen we als we bij tijden nu al verblijd waren in de Here. Het is: nu reeds of nooit. Als de liefde tot de Here Jezus hier niet begonnen is, kan die onmogelijk straks voortgezet worden. Maar wie Hem hier heeft lief gekregen als Here en Heiland en in die liefde heeft volhard, die zal straks gegarandeerd die witte steen met de nieuwe naam ontvangen.

    Dan zal tevoorschijn kunnen komen aan gaven en begaafdheden wat nu door allerlei oorzaken verborgen bleef. Tot onze verwondering zullen we zeggen: ‘Dat had de Here dus allemaal in mij gelegd!’ Sommigen zullen beslist aldoor zingen van Gods goedertierenheid. Kijk maar naar de nieuwe naam die zij ontvangen. Anderen zullen op heel andere wijze hun Koning loven en prijzen. Want zij ontvingen een andere nieuwe naam. In het Koninkrijk der hemelen, dat dan ook gevestigd is op de nieuwe aarde, zal een oneindige variatie zijn. Even veel verschillen als de Here nieuwe namen weet te bedenken. Wat een vreugde! Maar niet alleen straks. Het begint nu al (zie v/a 58). Er loopt een vreugdelijn van de hemel naar de aarde. ‘Wie in Mij gelooft,’ sprak Jezus, ‘die hééft het eeuwige leven.’ Onze erediensten zijn snijpunten van deze vreugdelijn met onze gewone werkelijkheid. Als iemand vraagt: ‘Welke vreugde?’ dan is het antwoord: het zal vooral de vreugde zijn over de vergeving van alle zonden. Maar daarna, en dat is misschien wel het hoogste en het uiteindelijke doel van ons leven, daarna de vreugde om God Zelf.

Leestips voor de gemeente

  • W.G. Rietkerk, De aarde en haar toekomst. Kampen, 1991.

  • M.R. van den Berg, Wat staat ons te wachten? Bijbelse toekomstverwachting. Amsterdam, 1999.

Met het oog op de tieners

Voor tieners is het erg belangrijk te beseffen dat op de nieuwe aarde niet al hun concrete toewijding aan de Here God verdwenen is. Zij zullen het terugzien: gezuiverd van al het verkeerde en met al het goede uitvergroot. Dat mag hun extra moed geven om vol te houden discipel van de Here Jezus te zijn op de oude aarde. Concrete voorbeelden, die verder gaan dan ‘eeuwig zingen’, kunnen daarbij helpen. Te denken valt daarbij aan de inspanningen die tieners (soms met tegenzin en de nodige weerstand) leveren in de kerk, bijvoorbeeld in de oppasdienst, kindernevendienst of jeugddienstcommissie. ‘Niet altijd valt het mee om vroeg je bed uit te komen en waar doe je het eigenlijk voor?’ Of de tieners van de tienerclub die een paar zaterdagen per jaar voor stichting Present bij mensen thuis bij allerlei klussen helpen. Met elkaar zien ze er de lol nog wel van in, maar vanbinnen kan er ook de vraag zijn welk verschil het nu eigenlijk maakt dat zij daar nu zo hard staan te ploeteren om het huisje van die oude mevrouw weer opgeknapt te krijgen. Ze kan toch al niet meer zo goed zien en over een tijdje gaat ze toch naar het bejaardentehuis… ‘Maar je zult verbaasd zijn als straks Jezus komt en op Zijn genadige manier gaat vermenigvuldigen en afmaken waar jij hier op aarde aan bent begonnen. Wat zal de wereld dan mooi zijn!’

Met het oog op de kinderen

Om ook aan kinderen uit te leggen wat met ‘vuur dat loutert’ bedoeld wordt, zou u een stukje zilvererts kunnen meenemen en een stukje glimmend zilver (van een sieraad bijvoorbeeld) waar alle vuil uit weggebrand is, zodat het helemaal zuiver is geworden.

Wanneer u iets wilt zeggen vanuit de beleving van de kinderen in de kerk, kunt u misschien iets hebben aan de brief die Luther ooit schreef aan zijn zoon Hansje (even googelen). Uiteraard niet om die voor te lezen in de dienst, want dat zegt onze kinderen weinig of niets. Kies beelden en voorwerpen die voor kinderen van nu belangrijk zijn: eerste mobieltje, games, lego, speeltuin, Efteling, dierentuin, tentoonstelling voor kinderen in het museum vlakbij, voetballen op het schoolplein, trampolinespringen in de tuin van de buren, op vakantie gaan, enzovoort.

Pastorale aanwijzingen

Bij sommige oudere gemeenteleden leven ernstige gevoelens als het gaat over de wederkomst en het laatste oordeel. ‘Het zal toch wat zijn…’ Met verwijzing naar Romeinen 8:1 en de leerdienst over ‘Gods goedkeuring’ kunt u hen misschien verder helpen.

Denk ook aan hen die kortgeleden geliefden verloren hebben. Met daarbij de bekende en moeilijke vragen: Zal ik mijn heel jong gestorven kind daar weer terugzien? Hoe zal ik eeuwig moeten leven met het weten geliefden eeuwig te missen? In de preek zal er niet genoeg ruimte zijn om op deze en dergelijke vragen in te gaan. U zou daarvoor eventueel de samenvatting van die dienst op papier kunnen gebruiken.

Met het oog op de tieners

Voor tieners geldt wat hierboven geschreven is misschien nog wel sterker. Emoties gaan bij hen heel diep. Zie verder wat over tieners geschreven is bij ‘Relevantie’. Het is goed om dit ook expliciet in het gebed te benoemen.

Met het oog op de kinderen

Zie wat over kinderen geschreven staat bij ‘Met het oog op de kinderen’ onder ‘Relevantie’.

Denk ook aan vragen als (na het overlijden van de buurvrouw): ‘Mam, zal buurvrouw straks ook op de nieuwe hemel en aarde zijn?’ Opvoeders die daarbij misschien wel erg snel ‘ja’ zeggen, kunnen reacties verwachten (omdat buurvrouw veel vloekte en nooit naar de kerk ging) in de trant van: ‘Maakt het dan niet uit of je in Jezus gelooft?’ Een (ook pastoraal!) beter antwoord is: ‘Daar gaan wij niet over, Jeroen. Dat beslist de Here God. Maar jij weet gelukkig dat het heel belangrijk is om veel van de Here Jezus te houden. Wie dat nooit heeft willen doen, kan niet bij God komen.’ Laat antwoorden op kindervragen (ook in de prediking) in elk geval zo zijn, dat ze later niet hoeven te worden veranderd, hooguit aangevuld.

Daarnaast is het goed om u te realiseren dat voor sommige kinderen die nieuwe hemel en nieuwe aarde juist sterk tot de verbeelding kunnen spreken. Zij kunnen hierdoor op een positieve manier heel nieuwsgierig zijn naar de toekomst die komt en soms verzuchten: ‘Was het maar vast zover…’ Samen met deze kinderen kunnen we dan uitzien naar die tijd en bidden: ‘Kom, Jezus, kom.’

Liturgische aanwijzingen

  • Psalm 17:7 (NB, of vs. 8 OB); 43:3, 4, 5 (NB); 68:10 (OB); 96; 98; 149:3, 5 (NB); 150.

  • Liedboek voor de kerken Gezang 109; 288; 289; 290; 291; 441:1, 2, 7, 11.

  • Voor een ‘blokje’ lofprijzing kunt u ook denken aan Opwekking 71 en 126.

  • Als eventuele aanvangstekst kunt u denken aan Openbaring 2:17.

Helpende vormen

Als onderstreping van de grote heerlijkheid die al Gods kinderen zullen beërven, zou u kunnen denken aan de laatste regels van het gedicht ‘Najaarslaan’ van Jacqueline E. van der Waals.

Met het oog op de tieners

Stel per e-mail, sms of Facebook een aantal tieners uit de gemeente de vraag wat zij denken op de nieuwe aarde te mogen doen. Vraag daarbij of u hun antwoorden in de preek gebruiken mag.

Met het oog op de kinderen

Hierboven werd al geschreven over het meenemen van zilvererts en gezuiverd zilver. Wanneer u een beamer gebruikt, zou u natuurlijk ook enkele plaatjes kunnen laten zien van een louteringsproces.

Literatuur

  • T.E. van Spanje, 2 Korintiërs. Profiel van een evangeliedienaar (CNT). Kampen, 2009.

  • W.G. Rietkerk, De aarde en haar toekomst. Kampen, 2e druk 1992.

  • P.H.R. van Houwelingen, 2 Petrus en Judas. Testament in tweevoud. Kampen, 1993.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken