Menu

Premium

Bij

wesp (hoornaar)

Van oudsher wordt aan de bij een rijke symboliek toegekend. Vanwege de ijver van bijen ten dienste aan het geheel symboliseren zij vlijt, onvermoeibaarheid en saamhorigheid. Dit wordt in de christelijke symboliek toegepast op het werk van en de onderlinge band in de kerk. Vanwege de zoetigheid die bijen voortbrengen, zijn zij in China beeld van de verliefde jongen die van een meisjesbloem proeft, en in Chinese sprookjes zorgt de bij ervoor dat de jongen de ware bruid vindt. De bij verbeeldt bij de kerkvaders hun (zoete) welsprekendheid; een van de legenden vertelt, dat meteen na Ambrosius’ geboorte (tussen 333 en 340) zich een zwerm bijen nestelt in zijn mond; dit wil zijn treffende retoriek verklaren. Zowel de zoetheid als de angel van de bij verwijst naar Christus, die liefde en oordeel brengt.

In het geringe aantal bijbelteksten over de bij, komen bovengenoemde betekenissen niet voor; wel vinden we ze ten dele terug bij de symboliek van honing (zie aldaar).

Grondtekst

Viermaal heeft het Oude Testament devorah, ‘(honing)bij’; behalve in Richteren 14:8 (vgl. Josefus’ Joodse Geschiedenis V,288) steeds als beeld of vergelijking (Deut. 1:44; Jes. 7:18; Ps. 118:12, vgl. Barnabas 6:6; zie ook Sir. 11:3 en 4 Makk. 14:19). De Septuaginta leest eveneens in Spreuken 6:8; Sirach. 5:7 ‘bij’. Het woord herkennen we ook in de naam van de profetes Debora (Richt. 4:4; 5:1). De betekenis van tsir’ah is omstreden (Ex. 23:28; Deut. 7:20; Joz. 24:12); er zijn twee opties: ‘wesp, hoornaar’ of ‘schrik, vrees’. Onze voorkeur gaat uit naar de eerste mogelijkheid, mede op grond van de oude vertalingen en de context van Exodus 23:28. In het Nieuwe Testament ontbreken bij en wesp.

Letterlijk en concreet

a.Uit afbeeldingen weten we dat de Egyptenarenal in 2600 v.Chr. bijen hielden. De bijbel verhaalt nergens over bijenteelt; wel lezen we over het verwerven van honing in de wilde natuur (Spr. 25:16). Uit de latere joodse literatuur mogen we opmaken dat het houden van bijen sinds oude tijden bestaat (Misjna, Baba Batra 5:3).

b.De bij of honingbij heeft een behaard lijfje, een angel en vier vliezige vleugels. Het is een sociaal insect, dat veelal in zwermen optrekt (Richt. 14:8). Bijen zijn vooral vanwege de honingproductie belangrijk. Aan de beeldspraak van onder andere Psalm 118:12 ligt de ervaring met het steken door bijen ten grondslag. Discutabel is of de wesp in Exodus 23:28 letterlijk dan wel overdrachtelijk is bedoeld (zie B-d).

Beeldspraak en symboliek

a.Bijen als zwerm dienen als beeld voor de dreiging van het ene volk tegen het andere volk.Dit overkwam Israël toen het tegen de wil van de Heer het beloofde land introk. De bewoners, de Amorieten, vielen hen aan als een bijenvolk, met het gevolg dat de Israëlieten op de vlucht sloegen (Deut. 1:44). Mens, kom niet te dicht in de buurt van de bijenkorf, want dan… ; Israël, kom niet te dicht in de buurt van de Amorieten, want dan… Hoe angstig is het om achtervolgd te worden door een zwerm bijen; je weet niet waar je het zoeken moet. De auteur legt nadruk op het vluchten, wat een enorme afgang inhoudt, en relateert dit aan het verbod het beloofde land binnen te trekken (1:42). Hij wil de mensen die nu – eeuwen later – opnieuw het beloofde land binnengaan, op het hart drukken dat alleen te doen in gehoorzaamheid en trouw aan God. Zo niet, dan zullen zij zeer snel het land verliezen. Een soortgelijke betekenis hebben de bijen in Jesaja. De profeet kondigt de ernstige dreiging tegen Juda aan, die uit de richting van Egypte en Assyrië komt (7:1820). De eerste wordt vergeleken met steekvliegen, de tweede met bijen. Op Gods signaal komen deze ‘insecten’ naar Juda en zij zullen zich overal nestelen. De conclusie is helder: Juda’s ondergang is nabij.

b.Nauw hierbij aansluitend is de beeldspraak in Psalm 118:10-12, waar de dichter vertelt hoe volkeren hem omringden als vijanden. Viermaal noemt hij het werkwoord omringen, wat de benauwenis beklemtoont. Zij omsingelden hem als bijen. De Septuaginta suggereert dat zij hem omringden als bijen rond was. We weten wat er gebeurt, wanneer we ingesloten worden door een zwerm bijen. Met dat beeld legt de psalmist zijn vroegere situatie uit; hij voelt zich benauwd, angstig en opgesloten door de machten van rondom.

c.De wijsheidsleraar gebruikt het beeld van de bij op een heel andere, positieve, manier (Sir. 11:3). Hij roept zijn hoorders op oog te hebben voor het kleine waarachter iets groots schuil kan gaan. Ga niet louter en alleen af op de buitenkant, op uiterlijk vertoon of op de vormgeving. Let op de binnenkant en wat de binnenkant voortbrengt. Neem nu de kleine bij. Op het eerste gezicht een nietig beestje. Maar wie verder kijkt, ziet dat dit insect de allerzoetste vrucht voortbrengt. De gelijkenis doet denken aan de parabel van het mosterdzaad (Mat. 13:31-32).

d.Op drie plaatsen, alle drie over de intocht, wordt verhaald dat de Heer vóór het leger van Israël wespen uitzendt om de volkeren te verjagen. Alleen zo lukt het Israël het beloofde landbinnen te treden (Ex. 23:28; Deut. 7:20; Joz. 24:12). Het is twijfelachtig of we hier de wespen in letterlijke zin moeten opvatten – God zendt een zwerm wespen in de richting van de vijand – dan wel in overdrachtelijke betekenis. Het is moeilijk een keuze te maken. Onze voorkeur gaat er naar uit de wespen symbolisch te zien. De wespen staan voor vrees en angst, die zich manifesteren in de harten van de vijanden. De vrees verlamt hun daadkracht. De auteurs willen de lezers niet vermoeien met de vraag, hoe zij de wespen moeten opvatten. Nee, zij willen louter en alleen zeggen, dat het de Heer is die Israël het beloofde land indertijd heeft geschonken. Het land was een geschenk van Hém. Dat inzicht bemoedigt het volk eeuwen later, als het weer voor een nieuwe fase staat. Israël twijfelt over zijn toekomst. In die situatie klinkt dat oude verhaal van vroeger: God heeft toen zijn kracht vooruit gezonden, vandaag zal Hij dat weer doen. Vertrouw en ga!

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 23; 81; 118; 140; Gezang 392; 442; 465; 480; 482; Zingend I-II: 2; IV: 57; VI: 57; Zlicht: 5.

b.Poëzie:

Chr. J. van Geel, Dierenalfabet, Amsterdam 1978, blz. 16: ‘Bij’; 241: ‘Wesp’. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 77: ‘De bijen’. Judith Herzberg,Bijvangst, Amsterdam 1999, blz. 20: ‘Over een wesp’. Martinus Nijhoff, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1975, blz. 200: ‘Het lied der dwaze bijen’. Annie M.G. Schmidt, Ziezo, Amsterdam 1987, blz. 187-188: ‘De weduwe Wesp’.

c.Verwerking:

In de inleiding op de bespreking van de bij, gaven we een kleine opsomming van de symboliek die dit dier heeft opgeroepen. De bijbel legt vooral verbindingen met geweld en oorlog. Dat geeft thema’s zoals: vijandschap, (be)dreiging, angst, verdrukking. Met daarachter de theologische betekenis van gehoorzaamheid aan de Heer. Ook ligt er het thema binnenkant-buitenkant, klein-groot.

Verwijzing

De bij is vooral bekend om zijn ‘honing‘, waarnaar we dan ook meteen verwijzen. Zie verder de insecten ‘sprinkhaan‘ en ‘vlieg‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken