Menu

Premium

Honing

zoet

Het woord ‘honing’ heeft een goede klank. Als iets ‘honingzoet’ smaakt, zullen de meeste mensen dat lekker vinden. Met honing valt veel te bereiken. Veelzeggend zijn in dit verband uitdrukkingen als ‘men vangt meer vliegen met een lepel honing dan met een vat azijn’ en ‘iemand honing om de mond smeren’.

Grondtekst

Over het Griekse meli bestaat geen twijfel. Dat heeft de betekenis van bijenhoning. Het woord komt in het Nieuwe Testament slechts 4x voor (Mat’ 3:4; Mar-‘ l:6; Op’ 10:9-10)’ Minder zeker is men van de precieze betekenis van het Hebreeuwse woord devasj. Het is mogelijk dat het niet uitsluitend betrekking heeft op ‘bijenhoning’, maar tevens op zoete vruchtenstropen van onder andere druiven, dadels of vijgen (o.a. Gen. 43:11; Ex. 16:31; Deut. 32:l3; Richt 14:8; 1 Sam. 14:25,29,43; PS. 8l:l7; Hoogl 4:11; JeS. 7:15,22).

Letterlijk en concreet

a.Over bijenteelt verschaft de bijbel geen informatie. Als er sprake is van honing dan is die afkomstig van wilde bijen (vgl. 1 Sam. 14:2527). Over de leefwijze van Johannes de Doper wordt het volgende verteld: ‘Johannes ging gekleed in kameelhaar en had een leren gordel om zijn middel, en hij leefde van sprinkhanen en wilde honing’ (Mar. 1:6; vgl. Mat. 3:4). Hij was een asceet en leefde van het karige voedsel dat hij in de natuur vond.

b.De cultische betekenis van honing is gering. In de Tora staat het volgende: ‘Geen enkel meeloffer dat U de HEER aanbiedt mag met zuurdeeg worden klaargemaakt; nooit mogen zuurdeeg of honing deel uitmaken van de offergaven die u voor de Heer in rook laat opgaan’ Wel mag u ze als eerste vruchten aan de Heer aanbieden, maar ze mogen niet van het altaar opstijgen als geurige gave’ (Lev’ 2:11-12)’ Uit het directe vervolg blijkt dat zout cultisch gesproken veel belangrijker is dan honing: ‘bij alle meeloffers moet u zout voegen’ (Lev’ 2:13)’ In een tekst Uit een latere periode wordt honing expliciet gerangschikt onder de vruchten van het veld die als eerstelingen geofferd mochten worden: ‘Toen dit bevel algemeen bekend gemaakt was, brachten de Israëlieten in groten getale het beste van het koren, de most, de olie, de honing en van al wat de grond opbrengt’ (2 Kron. 31:5).

Beeldspraak en symboliek

a.Spreekwoordelijk is de zoetheid van honing: ‘wat is zoeter dan honing en wat is sterker dan een leeuw?’ (Richt. 14:18). De spreukendichter weet dat en vergelijkt er zelfs de wijsheid mee: ‘Eet honing, mijn zoon, want die is goed en honingzeem streelt je gehemelte. Zo zijn kennis en wijsheid voor je ziel … ‘ (Spr. 24:13). De psalmist bezingt met soortgelijke beelden de voortreffelijkheid van de geboden van God: ‘zij zijn begerenswaardiger dan goud, dan een schat aan puur goud; en zoeter dan honing, dan honing zo uit de raat’ (Ps. 19:11). Ook in het laatste bijbelboek, geïnspireerd door een profetische tekst uit het Oude Testament (Ez. 2:8-3:3) is dit motief te vinden: ‘En ik ging naar de engel en vroeg hem mij het boekje te geven. Hij zei: Neem het en eet het op. Het zal bitter zijn in uw buik, maar in uw mond zoet als honing. En ik nam het boekje uit de hand van de engel en at het op. Het smaakte in mijn mond zoet als honing, maar toen ik het had doorgeslikt, werd het bitter in mijn buik’ (Op. 10:9-10).

b.Een enkele keer wordt honing genoemd in een opsomming van producten van het veld die de moeite waard waren om te worden geëxporteerd: ‘Juda en het land van Israël drijven handel voor u: in ruil voor tarwe uit Minnit, mirre, honing, olie en balsem bieden ze uw koopwaar aan’ (Ez. 27:17; vgl. Gen. 43:11).

c.Van bijzondere betekenis is de combinatie van melk en honing. Op deze stereotype wijze wordt de vruchtbaarheid van het beloofde land tot uitdrukking gebracht: ‘naar een land dat goed en ruim is, een land dat overvloeit van melk en honing’ (Ex. 3:8; vgl. Ex. 3:17; 13:5; 33:3; Lev. 20:24; Num. 13:27; 14:18; 16:13,14; Deut. 6:3; 11:9; 26:9,15; 27:3; 31:20; Joz. 5:6). Op twee plaatsen komen ‘varianten’ voor: ‘Voorwaar, de Heer uw God brengt u in een heerlijk land, een land met beken vol water, met bronnen en stromen, die op de bergen en in de dalen ontspringen, een land met tarwe, gerst, wijnstokken, vijgen en granaatappels, een land met vette olijven en honing, een land waar u niet zuinig behoefte zijn met brood en waar het u aan niets ontbreekt (Deut. 8:7-9; vgl. 2 Kon. 18:32).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 19; 81; 89; 119:39; Gezang 25; 34; 38; 82; 112; 157; 261; 284; 302; 305; 355; 366; 425; 446; Gezegend: 8; 207; Hoop: 107; ZAD II: 27; III: 22; Zingend I-II: 60; IV: 57; 59; V: 13; VI: 56; 58; Zolang: 55 (= Liturgie: 531).

b.Poëzie:

Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 351: ‘Geur van honing’; 600: ‘In Vlaanderen’. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten III, Amsterdam 1999, blz. 155-173: ‘De bijen’. Jan Greshoff, Een eerlijk man heeft niets dan zijn gelaat, Amsterdam 1981, blz. 48: ‘De gaven’. Judith Herzberg, Doen en laten, Amsterdam 19977, blz. 125: ‘Terwijl je me aanraakt…’. Martin Nijhoff, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1975, blz. 200: ‘Het lied der dwaze bijen’.

c.Verwerking:

Het is boeiend om enige van de bovengenoemde liederen door te lezen en te kijken voor welke zaken de metafoor honing staat. We zien honing verwijzen naar de Tora, de rijkdom van het nieuwe land Israël, het goede van het eeuwige land van God, welzijn, de woorden van de verrezen Heer, het evangeliewoord en naar Gods woorden. Honing als verwijzing naar dat wat leven brengt en leven wekt. Dit sluit goed aan bij de bijbelse thema’s die honing vertegenwoordigt: beloofd land, toekomst, intocht, welzijn, geluk, de woorden van God ten leven.

Verwijzing

Primair verwijst honing naar zijn schepper, de ‘bij‘. Verder loopt er een verbinding naar ‘melk‘ (de uitdrukking ‘het land van melk en honing’), ‘gal‘, waar het tegenovergestelde begrip ‘bitter’ wordt besproken.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken