Menu

Premium

Macht, machtig

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

‘Macht’ is een begrip dat in het christelijk geloof vóór alles verbonden wordt met God. Een God zonder macht is geen God. Zelfs voor wie niet meer in een persoonlijk God gelooft, is het idee dat er in het leven een hogere ‘macht’ bestaat vaak onopgeefbaar. Naast de ‘macht’ van God is er de ‘macht’ van het kwaad of de boze. Er komt ook in de gevestigde kerken steeds meer aandacht voor de zogenaamde ‘geestelijke strijd’, een door het geloof geïnspireerde strijd tegen onzichtbare machten.

In de samenleving wordt op vele manieren over macht gesproken; er is politieke, economische en militaire macht; er is de ‘ouderlijke macht’, macht in relaties thuis en op het werk. Kortom, er is geen terrein van het leven waar macht niet op de een of andere manier een rol speelt. In het algemeen is dat positief, want daardoor is er ordelijk leven mogelijk. Tegelijk is het evident dat macht op al deze terreinen misbruikt kan worden. Voor sommige mensen is dat mede de reden dat macht per definitie verdacht is.

Woorden

Het begrip ‘macht, machtig’ is oudtestamentisch de weergave van meerdere Hebreeuwse grondwoorden. Sommige (bijv. oz, koach, cha-zaq) worden vaker met ‘kracht’ of’sterkte’ vertaald. De woorden abbir/avir, sjalat/sjilton omschrijven ‘macht’ of ‘gezag’, terwijl ‘atsoem en rav de macht aanduiden die berust op grote aantallen, zoals een machtig (groot) volk (bijv. Joz. 23:9; Deut. 26:5) of machtige wateren (Jes. 8:7). In Joel 1:6 staat ‘machtig’ op één lijn met ‘ontelbaar’. In het Hebreeuws wordt de termjad (‘hand’) vaak gebruikt om het concept ‘macht’ uit te drukken. De NBG-51 vertaalt in dergelijke gevallen consequent met ‘macht’, zoals in Exodus 4:31 – de ‘grote hand’ van de Here is zijn ‘macht’ of ‘machtige daad’. Dit gebruik van ‘hand’ komt meestal voor in vaste uitdrukkingen: ‘in iemands macht (hand) zijn'(zie bijv. Gen. 14:20; 16:6).

In het Nieuwe Testament liggen vooral de begrippen dunamis en exousia ten grondslag aan de Nederlandse woorden ‘macht’ en ‘machtig’. In opsommingen van verschillende machten wordt dunamis standaard met ‘krachten’ en exousia met ‘machten’ weergegeven (Ef. 1:21; 1 Petr. 3:22).

Betekenis in context

Oude Testament

Macht als heerschappij, overheersing

Er wordt in het Oude Testament regelmatig gesproken over het ‘in de macht zijn’ van koningen en machthebbers. ‘Macht’ duidt daarbij overheersing aan. Vooral in de boeken Richteren, Samuël en Koningen keert eenzelfde thema steeds terug: wanneer Israël ongehoorzaam is en afgoden naloopt, wordt het door God overgegeven in de hand (macht) van vijanden en plunderaars (Ri. 2:14; 2 Kon. 17:20). Telkens geeft de Here God echter ook weer richters om het volk te verlossen (Ri. 2:16); wanneer Israël zich bekeert, wordt het door God gered (1 Sam. 7:3).

In dit alles is het evident, dat God boven elke macht staat. Hij is het die zijn volk ‘overgeeft in’ of ‘redt uit de macht’ van de vijanden (Deut. 32:39). Zelfs de machten van de satan en het dodenrijk zijn Hem onderworpen (Job 1:12, Ps. 49:16).

De macht die de Here God toekent, is in zekere zin ‘neutraal’; het kan ten goede en ten kwade worden aangewend. Een sprekend voorbeeld daarvan is de geschiedenis van Saul die David tracht te doden. Saul achtervolgt David door de woestijn en tijdens een onverwacht moment heeft David de mogelijkheid Saul te doden. Davids mannen zien dit als een door God gegeven kans (1 Sam. 24:5). Maar David gebruikt deze macht ten goede en laatSaul in leven. Hij snijdt slechts een stuk van diens mantel af, toont dit vervolgens aan Saul en onderstreept zijn goede bedoelingen. Saul moet beseffen dat de Here hem in Davids macht gegeven heeft (1 Sam. 24:11, vgl. ook 2 Sam. 3:18).

Bevoegde macht, autoriteit

In Daniël 4 verkondigt de Babylonische koning Nebukadnessar de machtige daden die God aan hem gedaan heeft. De koning kreeg in een droom te verstaan dat zijn hoogmoed voor de val zou komen, omdat hij dacht dat hij zijn koninklijke grootheid aan zijn eigen ‘macht’ te danken had en dat deze diende tot zijn eigen eer (4:30). God strafte hem met een periode van waanzin, waarin hij aan de dieren gelijk werd tot hij erkende dat ‘de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en het geeft aan wie Hij wil’ (4:17, 25, 32).

Hier ligt bij macht de nadruk op het legitieme karakter. Omdat de Here voor eeuwig de Koning van de wereld is, heeft Hij het recht de aardse macht te verdelen. Daarbij wordt de kracht om dit gezag concreet gestalte te geven verondersteld.

In de spaarzaam gebruikte naam ‘de Machtige Jakobs’ (Gen. 49:24) liggen beide besloten: het recht dat de Here op zijn volk heeft, vanwege de verkiezing, en de kracht om daadwerkelijk voor zijn volk te zorgen. De Machtige is de herder en de steenrots van Israel (Gen. 49:24), de redder van zijn volk (Jes. 49:26;60:16).

In dat verband wordt God ook wel de ‘Almachtige’ genoemd; daarmee wordt onderstreept dat geen enkele andere macht het tegen God kan opnemen. God is dan ook de ‘Heer van de (hemelse) machten’ (1 Sam. 1:3, 11; 4:4).

Nieuwe Testament

Wanneer in het Nieuwe Testament de macht van Jezus beschreven wordt, ligt nog sterker dan in het Oude Testament de nadruk op het legitieme van de macht; het is macht die gelegitimeerd wordt uitgeoefend: ‘gezag’ of ‘volmacht’.

Volmacht van Jezus om zonden te vergeven W

anneer vier mannen hun verlamde vriend bij Jezus brengen, claimt Jezus de macht te hebben om zonden te vergeven (Luc. 5:17-26). Terecht stellen de Farizeëen en schriftgeleerden dat niemand zonden kan vergeven dan God alleen (5:21). Slechts de persoon tegen wie een overtreding begaan is, kan een ander zijn schuld kwijtschelden. Wanneer Jezus dan toch de zonden van de verlamde man vergeeft, claimt Hij goddelijke macht (5:20). En deze claim is niet ongegrond. ‘Maar, opdat gij weten moogt, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven’ zegt Jezus tegen de verlamde man: ‘sta op, neem uw matras op en ga naar huis’ (5:24).

De macht om zonden te vergeven is niet gebaseerd op fysieke kracht, maar op goddelijke volmacht. In de kracht om te genezen komt die volmacht openbaar. Die volmacht proeven mensen ook wanneer Jezus spreekt over het Koninkrijk van God (Mat. 7:29).

Jezus’ (vol)macht over het leven

Diezelfde goddelijke volmacht komt aan het licht in Jezus’ gezag over zijn eigen leven. ‘De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen’ (Joh. 10:11). Niemand kan Jezus zijn leven ontnemen, zelfs Pilatus niet (Joh. 19:10, 11). Jezus heeft ‘macht het af te leggen en macht het weder te nemen’ (Joh. 10:18; Mat.27:42).

Hier wordt duidelijk dat de macht van Jezus anders is dan de aardse macht van bijvoorbeeld Pilatus. Zijn ‘Koninkrijk is niet van deze wereld’ (Joh. 18:36). De macht van de goede Herder is de macht van het kruis, de macht van de liefde die zichzelf opoffert; niet de macht van het zwaard. En alleen zó is Hem gegeven ‘alle macht in hemel en op aarde’

(Mat. 28:18).

Macht als mogelijkheid, fysieke kracht

Naast ‘macht’ als gerechtvaardigd gezag, wordt het begrip ook gebruikt om de erachter liggende kracht aan te duiden, die het mogelijk maakt deze macht daadwerkelijk gestalte te geven. In Lucas 4:36 worden beide begrippen naast elkaar gebruikt: de mensen zijn verbaasd, omdat Jezus met gezag (exousia, vaak vertaald met ‘macht’) en macht(dunamis, ook vertaald met ‘kracht’) zijn bevelen oplegt aan de onreine geesten. Zo is de macht van de Zoon des mensen niet alleen een gezag dat Hem rechtmatig toekomt, maar ook een kracht die aan dit gezag beantwoordt (zie Mar. 1:27). Daarom ook is Hij bij machte ‘oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen’ (Ef. 3:20). Wie om wat voor reden ook zelf zwak is, is paradoxaal genoeg juist ‘machtig’; want zo kan Christus zijn kracht laten zien (2 Kor. 12:10).

De ‘machten’

Hoewel ‘macht’ in het Grieks ook gebruikt kan worden voor ‘gewone’ aardse machthebbers (Luc. 12:11), verwijst het op een aantal centrale plaatsen in het Nieuwe Testament naar zich tegen God verzettende ‘machten’. Deze machten spelen een wezenlijke (onzichtbare) rol op de achtergrond van het toneel (Ef. 6:12). Waarschijnlijk moeten we hier aan ‘engelen-machten’ denken.

Volgens Paulus zijn deze machten aan Christus ondergeschikt, omdat ze niet alleen in Hem zijn geschapen (Kol. 1:15, 16), maar ook door zijn sterven met God zijn verzoend (Kol.1:20), wat voor de vijandige machten concreet betekent dat ze door Hem zijn overwonnen (Kol. 2:15). Eenmaal zullen ze dan ook definitief door Hem onttroond worden (1 Kor. 15:24). Hoezeer de tegenstander van God nog rondgaat als een brullende leeuw (1 Petr. 5:8) en macht uitoefent over deze wereld (vgl. Op. 13:2, 4, 5, 7, 12), hij is niettemin door Christus overwonnen en zal zich daarom eenmaal definitief aan God moeten onderwerpen (Op. 12:10; 18:1; 20:6).

Er is een geestelijke strijd gaande. Daarom moeten de gelovigen ook nuchter en waakzaam zijn en de boze weerstaan (1 Petr. 5:9). Jezus heeft zijn discipelen macht gegeven ‘over onreine geesten, om die uit te drijven’ (Mat. 10:1), en macht ‘om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand’. Geen enkele ‘macht’ kan de gelovige nog scheiden van de liefde van God in Christus Jezus (Rom. 8:38, 39). Het is voor de gelovige wel van levensbelang om zich tegen de boze te wapenen (Ef. 6:12, 13).

De Bijbel is in dit alles opvallend sober en nuchter. In tegenstelling tot het jodendom van die tijd vinden we geen speculaties over allerlei rangen en standen van engelenmachten. Het verschil tussen ‘machten’, ‘krachten’, ‘tronen’ en ‘heerschappijen’ is in het Nieuwe Testament niet van belang. Het is belangrijker, dat we bij God thuishoren: ‘Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen’.

De macht van de overheid

Volgens Paulus heeft God ‘machten’ over ons gesteld (Rom. 13:1-7). Vandaag zouden we dit waarschijnlijk de overheid noemen, maar het gaat over alle structuren in de wereld die bedoeld zijn om desnoods met kracht het kwade in te tomen. Wie goed doet, hoeft voor deze machten niet bang te zijn. Zelfs waar de overheid haar macht misbruikt, blijft net als in het Oude Testament toch gelden dat de macht door God gegeven is, al is het kwade daarmee niet goddelijk gesanctioneerd. Deze ‘overheids-macht’ zullen we goed moeten onderscheiden van de hierboven besproken engelenmachten. Zelfs als engelenmachten niet los te maken zijn van het wereldgebeuren (Ef. 6:12) gaat het in Romeinen 13 vooral over het aardse gezag.

Kern

Macht heeft in de Bijbel vooral te maken met ‘gezag’, macht die iemand rechtmatig toekomt.

Uiteindelijk ligt de grond van alle macht bij God, de diepste autoriteit. Als de Machtige van Israël heeft Hij het voor het zeggen over zijn volk, als de eeuwige Koning heeft Hij de volmacht over alle koninkrijken. Het komt Hem toe om macht uit te delen. Waar dat niet langer erkend wordt, ontaardt gezag en wordt deze ‘misbruikt’. Daar krijgen ‘de machten’ vrij spel. In Jezus heeft de goddelijke macht concreet gestalte gekregen; daar blijkt, dat deze macht zich voor alles kenmerkt door de onmacht van het kruis. De ware overwinning ligt in het afzien van elke vorm van aardse macht die berust op geweld. Alleen zo kan de wereld gered worden.

Zo geldt ook vandaag dat macht een heilzame uitwerking heeft, waar God als Koning erkend wordt. Dergelijke macht is in relaties gericht op groei en heling, komt in de politiek op voor de armen en zwakken, deelt economisch met hen die niets hebben en zorgt in de rechtspraak dat er recht geschiedt.

Wie in Christus geworteld is, ontvangt gezag over de anti-goddelijke machten. De geestelijke strijd die er niettemin is, wordt gestredenop de knieën, vanuit de overwinning die door Christus al is behaald.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: Koninkrijk van God, kracht, kruis, overheid, overwinning.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken