Menu

Premium

Pascha

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

In het hedendaagse jodendom is het Pascha nog altijd een van de grote feesten. Het wordt bij uitstek in de familiekring gevierd. In de christelijke geloofstaal en de Nederlandse cultuurtaal herinnert het van het Hebreeuwse pèsach afgeleide woord ‘Pasen’ aan de onlosmakelijke verworteling van het christelijke hoogtijfeest in de oude Israëlitische viering van de uittocht uit Egypte. In onze moderne samenleving is deze verworteling slechts bij weinigen bekend. Pasen is voor velen niet meer dan een oppervlakkig beleefd voorjaarsfeest, waarbij paashaas en -eieren een nieuwe lente inluiden.

Woorden

Voor het Pascha-feest gebruikt het Oude Testament het woord pèsach, dat in het nieuwtestamentische Grieks wordt weergegeven als pascha. Voor het nauw met het Pascha verbonden feest van de ongezuurde broden vinden we in het Oude Testament de term hag hamatsot. Aangaande de oorspronkelijke betekenis van pèsach zijn vele verklaringen voorgesteld zoals: ‘terugstoten/beschermen’, ‘(over)springen’, ‘hinkelen’, ‘overslaan’. In Exodus 12:13, 23, 27 wordt de naam van het feest verbonden met een sparend, beschermend handelen van de Here (verbum pasach): tijdens de tiende plaag werden bij het doden van de de eerstgeborenen de huizen van de Israëlieten overgeslagen. Behalve als aanduiding van het feest (Num. 9:4) kan pèsach evenzeer slaan op het te slachten lam (het pèsach-offer; Deut. 16:2) of op de bijbehorende maaltijd (2 Kron. 30:18). Deze zelfde spreiding vinden we ook in het Nieuwe Testament (vgl. Luc. 22:1; Mar. 14:12; Mat. 26:19).

Betekenis in context

Oude Testament

Historische achtergrond

De reeds in het Oude Testament nauw aan elkaar gerelateerde feesten Pèsach en het feest van de ongezuurde broden gaan volgens veel bijbelwetenschappers terug op twee onderscheiden feesten. In verschillende variaties vindt men daarbij de gedachte dat het Pèsach van oorsprong een herdersfeest was, waarin op de grens van het voorjaarsseizoen door middel van een nachtelijke bloedrite demonen werden afgeweerd. Daarentegen zou het feest van de ongezuurde broden teruggaan op een oud landbouwfeest, dat in het teken stond van het begin en de goddelijke wijding van de oogst. Volgens tal van oudtestamen-tici zouden de twee feesten pas tijdens de cul-tusreformatie van de Judese koning Josia (640609 v. Chr.; 2 Kon. 22-23) zijn gecombineerd. In het Oude Testament worden beide feesten evenwel vrijwel algemeen in hun onderlinge samenhang genoemd. Daarbij lijkt wel een onderscheid tussen een ‘huiselijk/op de familie/clan gericht’ (Pèsach) en ‘meer publiek/ nationaal gericht’ (feest van de ongezuurde broden) gebeuren gerechtvaardigd (Ex. 23:15; vgl. 2 Kon. 23:22). Hoewel een herkomst van onderdelen vanuit een oud magisch levensbesef niet mag worden uitgesloten, worden in het Oude Testament zowel de feesten als de verschillende riten over de hele linie eenduidig godsdienstig gemotiveerd. Dit pleit voor een teruggaan van de godsdienstige zingeving van beide (mogelijk reeds in de agrarische context bestaande) feesten op oude tijden. Het feit dat alle bijbelse gegevens ook het eten van ongezuurd brood bij het Pèsach-offer benadrukken, wijst bovendien op een zeer oude verbinding van het Pèsach en het feest der ongezuurde broden.

Pèsach als huisfeest

De meest uitgebreide beschrijving van het Pèsach en het feest der ongezuurde broden vinden we in Exodus 12 en 13. Daarbij blijkt het te gaan om een feest van viering en gedachtenis (Ex. 12:24-27) aan de bevrijding van het volk Israël uit Egypte, dat vooral in de familie c.q. clan gevierd wordt. Dit feest vangt aan in de vollemaansnacht nadat de baan van de zon de noordelijke keerkring heeft bereikt en daarmee het lenteseizoen heeft ingeluid (deze stand van de zon is bereikt op ca. 21 maart). Een reeds op de tiende dag van deze (later met de naam Nisan aangeduide) maand afgezonderd éénjarig lam wordt tegen de avondschemering van de veertiende dag geslacht. Na dit ‘slachten van het Pèsach’ (Ex. 12:21) wordt het bloed aan de deurposten en de bovendorpel van de huizen gestreken, waarna men binnenshuis het gebraden Pèsach-lam eet. Dit doet men haastig en in reiskleding.

Hieraan gepaard gaat de beschrijving van het feest der ongezuurde broden dat, net als het Pèsach, nadrukkelijk wordt verbonden met Gods uitleiding van zijn volk uit Egypte. Daarbij is het Pèsach vooral gericht op het sparen van de eerstgeborenen (Ex. 12:11-13), waarbij een oud besef aangaande de plaatsvervangende, verzoenende en afwerende betekenis van bloed doorklinkt. Het feest van de ongezuurde broden doelt meer algemeen op de uittocht zelf (Ex. 12:17). Het ontbreken van het stukje oude deeg (dat in oude tijden diende als ‘gist’), waardoor het brood niet was ‘gezuurd’ en derhalve een harde, platte broodkoek bleef, herinnert evenwel aan het specifieke moment van het haastige vertrek uit Egypte. Hoewel het feest van de ongezuurde broden formeel op de vijftiende Nisan aanvangt (Lev. 23:5, 6), worden vanaf de veertiende Nisan al ongezuurde broden gegeten (Ex. 12:18). De zeven dagen van het feest van de ongezuurde broden worden feestelijk afgesloten (Ex. 13:6). Gedurende de hele periode van Pèsach en feest der ongezuurde broden mag er niets gezuurds in huis aanwezig zijn (Ex. 12:15).

Pèsach als pelgrimsfeest

Toen de dienst aan God steeds meer in min of meer centrale heiligdommen (Silo; Jeruzalem; Betel; Dan) plaatsvond, ontwikkelden ook het Pèsach en het feest der ongezuurde broden zich tot in grotere verbanden of zelfs nationaal gevierde feesten. In de oude liturgische kalender Exodus 23:14-17 wordt het feest der ongezuurde broden samen met het wekenfeest en het loofhuttenfeest onder de drie grote pelgrimsfeesten geschaard. Blijkens 2 Koningen 23:9 werd in verscheidene heiligdommen (de zogenaamde ‘hoogten’) het feest der ongezuurde broden gevierd. Een groots opgezette, centrale viering van Pèsach lijkt evenwel pas tijdens de reformatie van koning Josia (hernieuwd) plaats te vinden (2 Kon. 23:21-23). In dit licht eist ook Deut. 16:5-6 het slachten van het Pèsach in het centrale heiligdom in Jeruzalem. Een belangrijk motief voor deze centralisatie was de strijd tegen de vermenging van het geloof in de Here met Kanaänitische godsdienstige gebruiken. Deze vermenging vond zowel in privé-sfeer als in lokale heiligdommen plaats (vgl. 2 Kon 23:5-8).

Beschrijvingen in 2 Kronieken 30; 35 enEzra 6:19-22 geven ons enig inzicht in de wijze waarop deze centrale viering plaatsvond. Het eerste gedeelte bevestigt de gebrekkigheid van de centrale Pascha-viering in de konin-gentijd voor Josia. Omdat men niet tijdig gereed was, vond deze zelfs een maand later plaats. Een belangrijke verschuiving in de latere tempelviering is dat, anders dan in de op de huiselijke kring gerichte viering, naast het eten van het door de priesters geslachte Pèsach-lam de nadruk valt op het – overigens wel familiegewijs – brengen van Pèsach-offers (2 Kron. 30:17; 35:7, 12). Daarbij werd evenals bij andere offers bloed gesprenkeld (2 Kron. 30:16; 35:11). Na deze offers werd in de vorm van een offermaaltijd het Pèsach gegeten (2 Kron. 30:18; 35:13-14).

Nieuwe Testament

Het Pascha in het Nieuwe Testament

Evenals andere feesten heeft Jezus ook het Pascha en het feest der ongezuurde broden gevierd (Luc. 2:41; Mar. 14:1; Joh. 6:4; 11:55). De kruisiging en opstanding van Jezus vond plaats rond het Pascha en het feest der ongezuurde broden. De betekenis hiervan kan nauwelijks worden overschat. De laatste maaltijd, waarbij Jezus brood en wijn als tekenen van zijn aanstaande levensoffer aanduidde, was een Pascha-maaltijd, gehouden op de veertiende Nisan (Mar. 14:12-25). Daarmee staat Jezus’ lijden in het kader van de weg van Israël – in lijden en verlossing – alsook van Gods bevrijdende handelen en een hernieuwd verbond.

De verbinding met het Pascha-offer wordt nog sterker gelegd door de evangelist Johannes. Deze plaatst de laatste maaltijd op de avond voor het Pascha (de dertiende Nisan) en de veroordeling en kruisiging op de dag, waarop in de namiddag de Pascha-offers werden gebracht (de veertiende Nisan; Joh. 13:1, 30; 18:28; 19:14). Zo is Jezus waarlijk het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegdraagt (Joh. 1:29; vgl. Opb. 5:6). Een bijzondere toespitsing van het feest der ongezuurde broden vinden we bij Paulus, die oproept om, ten gevolge van het slachten van ons Paaslam Christus, nu ook alle zuurdesem (= zonde) weg te doen (1 Kor. 5:6-8).

Pasen als joods en christelijkfeest

Na de verwoesting van de tempel (70 n. Chr.) verdween het Pèsach als een centraal gevierd offerfeest. In het jodendom bleven echter zowel Pèsach als het feest der ongezuurde broden bestaan als een vooral in de familiekring gevierd feest van herdenking en actualisering van Gods bevrijdende daden. Daarbij raakte gedurende de eeuwen het Pèsach-lam op de achtergrond (het ‘lamsbot’ herinnert hier nog aan) en werd de maaltijd uitgebreid met verschillende symbolische ingrediënten (bittere kruiden, een ei, groenten, zout water en een mengsel van o.a. zoete vruchtjes) die naast de matzes en de vier bekers wijn ieder hun betekenis hebben in feestliturgie. De vaste begroeting ‘Volgend jaar in Jeruzalem’ getuigt van Israëls hoop op Gods verlossend handelen in de toekomst. In de vroege christelijke kerk ontwikkelde het Paasfeest zich tot het belangrijkste hoog-tijfeest, waarop catechumenen door middel van de doop in de gemeente werden ingewijd. Daarbij lag bij het christelijke Paasfeest de nadruk op de opstanding van Christus als een nieuw, bevrijdend handelen van God ter overwinning van zonde en dood. Dat de datering van het Paasfeest daarbij bewust van het joodse Pèsach werd losgemaakt, mag de onlosmakelijke verbondenheid tussen beide feesten niet verbloemen.

Kern

Pèsach en het feest der ongezuurde broden bepalen bij Gods bevrijdende daden van de uitredding van het volk Israël in Egypte en de gave van een land om te wonen en God te dienen. In het hedendaagse jodendom is het -vooral als huisfeest gevierde – Pèsach voor elke gezin een jaarlijks hoogtepunt. In de christelijke gemeente werd het Paasfeest bij uitstek het feest van de opstanding van Christus. Voor een goed besef van de betekenis van het christelijke Paasfeest blijft kennis van het Pascha en het feest der ongezuurde broden echter onontbeerlijk. De relatie tussen Jezus’ sterven en opstaan enerzijds en het Pascha-feest anderzijds gaat diep: Hij zelf was het Paaslam dat geofferd moest worden en zijn opstanding bekrachtigt een nieuw handelen van God tot bevrijding van zijn volk.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: maaltijd, uittocht, offer.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken