Menu

Premium

Preekschets 1 Thessalonicenzen 4:14

Laatste zondag van de voleinding of Eeuwigheidszondag of Laatste zondag van het kerkelijk jaar

Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en is opgestaan, moeten wij ook geloven dat God door Jezus de doden naar zich toe zal leiden, samen met Jezus zelf.

1 Tessalonicenzen 4:14

Schriftlezing: 1 Tessalonicenzen 4:13-18

Zie ook

Het eigene van de zondag

Deze zondag is de laatste van het kerkelijk jaar. Deze is gericht op de voleinding, waarbij we uitzien naar de voltooiing van Gods werk. Daarbij gaat het om de komst van zijn Koninkrijk, zijn heerschappij over heel de schepping.

Op deze zondag worden in veel gemeenten de overledenen herdacht. De namen worden genoemd van diegenen die in het afgelopen jaar de gemeente ontvallen zijn. Veelal worden de nabestaanden van deze overledenen speciaal voor deze dienst uitgenodigd. Dat betekent dat in de prediking ook aandacht aan de dood en aan rouw om het verlies van dierbaren gegeven wordt. Het verdriet wordt benoemd en de pijn om het gemis. Maar op deze zondag mag ook de hoop weerklinken dat de Heer bij zijn komen de gestorvenen niet vergeet.

Dit gedeelte van 1 Tessalonicenzen past heel goed bij deze zondag, omdat het hierin gaat om de hoop voor de overledenen. De gelovigen hoeven niet te treuren, zoals zij die geen hoop hebben. In het Lutherse leesrooster staat dit gedeelte op het rooster voor deze zondag.

Uitleg

In dit gedeelte spreekt de apostel nadrukkelijk over de parousie van de Heer. Daarbij gaat het om de komst van de Heer. Veelal wordt dit weergegeven als wederkomst, dat dan een tweede komst van Hem is. Dit zit niet in het begrip parousie dat gewoon komst betekent. Het gaat om het komen van de Heer dat de gemeente mag gedenken en tegelijkertijd verwachten. Paulus heeft bij zijn verkondiging aan de Tessalonicenzen nadrukkelijk gewezen op de parousie en dit heeft bij de gemeente geleid tot de verwachting van zijn komen. Hij prijst de gemeente om haar verwachting (zie 1 Tessalonicenzen 1:10). Die komst van de Heer werd op korte termijn verwacht. Paulus geeft daarvan blijk, wanneer hij in 1 Tessalonicenzen 4:15 schrijft ‘wij die in leven blijven tot de komst van de Heer’. Nu was er bij de Tessalonicenzen een probleem ontstaan. Er waren in de gemeente gelovigen gestorven, mogelijk als slachtoffers van vervolgingen. Dat had de vraag doen rijzen wat het lot van deze overledenen zou zijn, wanneer zij de komst van de Heer niet zouden meemaken. Op deze vraag gaat de apostel in dit gedeelte in.

Paulus bemoedigt de Tessalonicenzen dat er ook voor de gestorven gemeenteleden hoop is. En die is gebaseerd op de opstanding van Jezus. Voor de gelovigen geldt: ‘Als we geloven dat Jezus gestorven is en opgestaan, dan volgt daaruit dat God de door Jezus ontslapenen zal brengen bij Hem’. Het komt er nogal op aan hoe dit vers vertaald wordt. Wie is die Hem en waar hoort ‘door Jezus’ bij? In de NBV is Hem God en hoort ‘door Jezus’ bij het werkwoord leiden: ‘dat God door Jezus de doden naar zich toe zal leiden’. Door de exegeten wordt hier verschillend over gedacht. Naar mijn mening blijkt uit het vervolg in vs. 17 dat Hem duidt op Jezus; daar is sprake van het met de Heer zijn. ‘Door Jezus’ hoort dan bij de doden. De doden door Jezus duidt dan op de doden die vanwege hun geloof in Jezus de dood gevonden hebben.

De basis voor de verwachting voor de gestorvenen is de dood en de opstanding van Jezus. Die is de garantie dat God de slachtoffers zal brengen bij Jezus, de opgestane Heer die tegelijkertijd de komende is. Opstanding en parousie zijn verbonden in het komen van Jezus.

Paulus verduidelijkt zijn stelling met een woord van de Heer. Dit woord is in de evangeliën niet terug te vinden. Het is of een woord dat alleen in mondelinge traditie overgeleverd is of een profetische uitspraak waarbij de verhoogde Heer door de mond van een profeet spreekt. Dit woord wijst op het komen van Jezus met grote tekenen waarbij de doden zullen opstaan en met de dan levenden de Heer tegemoet zullen gaan in de lucht. Zo zullen zij voor altijd met de Heer zijn. De apostel gebruikt hier apocalyptische taal en beelden. Op de achtergrond staat waarschijnlijk de komst van een heerser naar zijn stad waarbij een delegatie hem buiten de stad tegemoet gaat. Wolken en lucht zijn hier tekenen van Gods aanwezigheid. In deze beelden wil de apostel duidelijk maken dat de doden niet achterblijven maar de levenden zullen voorgaan. Er is toekomst, omdat zij voor altijd bij de Heer zullen zijn. De hoofdzaak van de dit vers is de eschatologische verbondenheid van de gelovigen met Christus, een verbondenheid die alomvattend is zowel in het leven als in het lijden als in eeuwigheid. In apocalyptische taal wil de apostel de Tessalonicenzen duidelijk maken dat noch dood noch leven hen kan scheiden van Christus.

Aanwijzingen voor de prediking

Bij een diep tragisch ongeluk of bij een aanslag leggen mensen bloemen bij de plek waar het gebeurde en komen ze bijeen. Ze willen de slachtoffers herdenken en meeleven met de nabestaanden. Soms worden bij herdenkingen de namen van de omgekomenen genoemd. Dit alles is vaak heel indrukwekkend. Is het gedenken van de overledenen wat we in de kerk doen hetzelfde? Ja en nee. Ja, want we staan ook stil bij wat zij geweest zijn en bij de pijn van het verlies. Nee, want wij hebben ook hoop voor de gestorvenen.

Die hoop heeft te maken met de dood en opstanding van Jezus. Die staat centraal binnen het christelijk geloof en dat verbindt de gelovigen die op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar bijeengekomen zijn om de overledenen te gedenken. Omdat zij geloven dat Jezus gestorven is en opgestaan, mogen zij verwachten dat God hen zal brengen bij de gestorven en opgestane Heer. Op deze zondag hoeven wij niet alleen stil te staan bij wat de overledenen gedaan hebben en wat zij voor ons betekend hebben maar ook bij de toekomst die zij bij de Heer zullen hebben. Hoe dat zal zijn, vult de apostel niet in. De nabestaanden en heel de gemeente, die de gestorvenen gedenkt, mogen weten dat de opgestane Heer in zijn komen de doden en de levenden met zich verbindt. Dit neemt de pijn en het verdriet niet weg maar maakt het niet uitzichtloos.

Ook gelovigen leven in een wereld vol moeite en narigheid. Het lijkt of daar de dood heerst. Mensen worden ziek en sterven. Er gebeuren rampen met talloze slachtoffers en er vindt soms gruwelijk geweld plaats, waarbij een mensenleven niet in tel is. Ook het volgen van Jezus kan moeite en pijn met zich meebrengen. Vlak voor zijn lijden en sterven spreekt Jezus bij de tempel in Jeruzalem zijn leerlingen toe en laat Hij hun zien wat hun allemaal te wachten staat. Het zijn beelden die bang maken en soms herkenbaar zijn in huidige wereldgebeurtenissen. Jezus vertelt dit niet om zijn leerlingen bang te maken. Hij wil hen bemoedigen dat ze vasthouden aan zijn weg. Dat is de weg van geloof, liefde en hoop. De verwachting van de Heer wil ons ervoor bewaren dat wij ons door de machten van dood, verderf en ondergang laten beheersen. Ondanks alle pijn en verdriet is het de moeite waard het goede te zoeken, recht te doen en liefde te betrachten. Juist de verwachting van de Heer maakt ons kritisch tegenover een samenleving, waarin over mensen heen gelopen wordt en een mensenleven niet in tel is.

Het gedenken van de doden bepaalt ons bij onze relatie met hen. Wie zijn zij voor ons? Soms zijn er gevoelens van boosheid of van teleurstelling. Zij hebben je toch maar verlaten. Soms is er de pijn van het onherroepelijke gemis. Zijn het alleen maar de mensen van voorbij, die nu weg zijn? Hoe hebben wij ons gedragen tegenover hen? Zijn er nog onuitgesproken zaken? Daar hebben wij iets mee te doen. Hebben wij hen losgelaten? In zijn brief aan de Tessalonicenzen laat de apostel ons zien, dat de gestorvenen ons vóór gaan. Zij komen niet achteraan, alsof ze geen betekenis meer hebben, maar gaan ons voor. Wij zullen hun die ruimte moeten geven en ons achter hen opstellen, zodat er weer gezamenlijkheid is tussen hen en ons. We hoeven hen niet los te laten maar mogen met hen de Heer tegemoet gaan.

Wij hoeven niet te treuren, zoals zij die geen hoop hebben. Zo mogen wij elkaar op deze zondag troosten.

Liturgische aanwijzingen

  • De Schriftlezingen voor deze zondag zijn: 1 Tessalonicenzen 4:13-18 en Lucas 21:5-19.

  • Het gesprekje met de kinderen op deze zondag zal moeilijk zijn. Wellicht kan aangesloten worden bij de vraag wanneer zij verdriet hebben en wat zij dan doen?

  • Mogelijke liederen zijn: Psalm van de zondag Ps. 50:1,2,11. Verder NLB 544, 608, 727, 730, 748, 758.

Geraadpleegde literatuur

Belangrijke commentaren zijn:

  • M.H. Bolkestein: De Brieven aan de Thessalonicenzen

  • E.Best: The First and Second Epistle to the Thessalonians

  • E. Verhoef: De Brieven aan de Thessalonicenzen

  • J A.D. Weima: 1-2 Thessalonians;

  • G.M. Soares-Prabhu: 1 Tessalonicenzen in Internationaal Commentaar op de Bijbel, redactie Erik Eynikel, Ed Noort, Tjitze Baarda en Adelbert Denaux;

  • R.H. Nieuwenhuis: Leven in verwachting. Een onderzoek naar de uitleg en het gebruik van Paulus’ teksten over de (weder)komst van Christus in 1 Tessalonicenzen in preken. Dissertatie aan de Universiteit van Amsterdam

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken