Menu

Premium

Preekschets 1e Advent – 1 Samuël 9:20a en 16:11b

‘Wat de ezelinnen betreft, die vandaag al drie dagen zoek zijn, laat dat u niet aan het hart gaan, want ze zijn al gevonden.’

‘En hij zei: de jongste is nog achtergebleven, zie hij weidt de schapen’

Schriftlezingen: 1 Samuël 9: 1-10 en 18-21, 1 Samuël 16: 1-13

Zie ook:

Het eigene van de zondag

Deze preekschets maakt deel uit van een reeks van vier schetsen voor de vier adventszondagen. In vier Bijbelgedeelten die over de Christusverwachting gaan valt op dat ezels een (bij)rol spelen. Ze vertellen ons iets over de Messias en zijn rijk.

Met advent staat de verwachting van de Messias centraal. We kijken terug naar de eerste komst van Christus, waarvan de Schrift getuigt. Tegelijk vinden we in het Oude Testament ook het uitzien naar de tweede komst, verbeeld in de schildering van het vrederijk waarin Christus zal regeren. In deze eerste schets gaat het om het karakter van de regering die de Messias beloofd heeft. We vergelijken daarvoor de start van het koningschap van Saul en die van koning David. Het thema: ‘Twee Messiassen’.

Uitleg

In het eerste Samuëlboek lezen we over twee koningen die beiden geroepen en gezalfd zijn, toch kan het verschil bijna niet groter zijn. De capita 9 en 16 vormen in zekere zin een spiegel van elkaar. De auteur laat ons zien hoe de start van het koningschap bepalend is voor de uitkomst van hun beider regering.

Van beide wordt eerst hun afkomst vermeld, daarna de indruk die ze persoonlijk maken, dan volgt de situatie waarin ze ten tijde van hun roeping verkeren en ten slotte de wijze waarop ze met Gods roeping omgaan.

Het is opmerkelijk dat Sauls introductie start met zijn elitaire afkomst. Als Benjaminiet uit een welgestelde familie lijkt hij alles mee te hebben om koning van Israël te worden. Daar komt nog bij dat zijn uiterlijk ontzag inboezemt. Zijn uitstraling en lengte geven hem een koninklijke waardigheid. Op het moment dat de roeping tot het koningschap tot hem komt, jaagt hij ezels door het hele bergland van Efraïm. Nota bene: hij kan ze niet vinden. Met dat spotmotief introduceert de auteur een aanleiding om de profeet Samuël te ontmoeten en preludeert hij op de ontmaskering van een pseudomessias die zijn bediening op fysieke kracht bouwt. Dat Saul gericht is op de stemmen van het hier en nu blijkt wel als hij zich vooral financiële zorgen maakt voor de ontmoeting met de profeet. Hij zal keer op keer trachten de goddelijke inspraak te compenseren.

Hoe anders is de introductie van de andere Messias. Hij wordt geïntroduceerd binnen het kader van een offerfeest. Hij kan zich niet laten voorstaan op een natuurlijke afkomst, want van meet af aan blijkt hij ongeteld. Ofschoon ook hij knap is, zullen we dat niet moeten zoeken in zijn indrukwekkende gestalte, maar in zijn vriendelijke oogopslag. Hij jaagt niet op ezels; we vinden hem schapen weidend. Hij hoeft geen bodes van God te raadplegen, want een bode komt hem halen.

De profeet Samuël zit in de modus van de eerste Messias. Aan het begin van hoofdstuk 16 moet God hem vermanen om in actie te komen. Zag hij het falen van Saul als een persoonlijke mislukking? God heeft echter ditmaal voor Zichzelf een koning gezien (16,1). Deze is niet door mensen maar door Gods verkiezende liefde naar voren gekomen. Samuël blijft echter met ‘natuurlijke ogen’ de situatie beoordelen. Net als bij Saul destijds is hij ook nu onder de indruk van Eliabs gestalte. Het verschil tussen de Messiassen komt aan het licht als God kernachtig zegt dat Hij het hart aanziet (16,7). Het verworpen zijn van Saul zal vooral als afwijzing van zijn bediening gezien moeten worden en niet betrokken op zijn eeuwig behoud. Samuël rekent aanvankelijk meer met de niet gekozen Saul, dan met de verkoren David.

Merk ten slotte op dat er een verschil is in de wijze waarop de Geest tot de twee Messiassen komt. Bij Saul wordt gezegd dat de Geest over (Hebreeuws: al) hem komt. Die zalving van de Geest blijkt straks bij hem incidenteel werkzaam, al naar gelang de Geest wil. Bij David wordt de Geest ‘vaardig over hem’ van die dag af. De Geest lijkt David niet zomaar voor een taak aan te grijpen, hij wordt vervuld om zo als koning verbonden te zijn met de Heere van de legermachten.

Aanwijzingen voor de prediking

Er is een verschil tussen enthousiasme en gedrevenheid. Het eerste laat zich vullen met de Geest en rekent met Gods kracht. Het tweede vertrouwt op menselijk inzicht en natuurlijke gaven. Nu kan God door zijn Geest die gaven inzetten, zoals Hij deed met Saul. Maar David kan alleen een Beeld zijn van de verwachte Messias omdat hij zich laat leiden door Gods inzicht.

Het verschil tussen die Messiassen laat zich nieuwtestamentisch inkleuren tussen de regering van de nieuwe mens of het oude vlees (niet de oude mens, want die is gekruisigd). De nieuwe mens is naar de godzaligheid en verlangt de wil Gods te volbrengen. Het oude vlees richt zich continue op de eigen begeerte. Die begeerte is zo sterk dat Paulus in 1 Korintiërs 2 spreekt van psychikoi, mensen die zich door hun eigen inzicht laten leiden.

De kracht der begeerten kan makkelijk als inleiding tot de preek dienen. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van de aapjes uit Indonesië die liever doodgingen met een fles aan hun hand, dan de vrucht los te laten die de militairen erin stopten om hen te vangen.

De gemeente van Jezus Christus mag aanspraak maken op Gods verkiezende liefde en de bijbehorende zalving met de Heilige Geest. Die zalving moet ons niet tijdelijk aangrijpen in onze scheppingsmatige gaven, maar vraagt een doordrenking van het hele leven in die Geest. Daarbij gaat het niet primair om allerlei ervaringen, maar op onze hartsgesteldheid. Zo kan de gemeente gevraagd worden waar zij zich opgejaagd voelt. Kan het zijn dat we kerkelijk of persoonlijk ezels aan het jagen zijn?

God heeft een voorkeur voor herders boven jagers. Dat verschil was al te zien bij Jakob en Ezau. Hier wordt duidelijk dat het koningschap in Israël gebaseerd moet zijn op een dienende liefde voor Gods kudde (vergelijk Deuteronomium 18). Pastoraal moet dit motief in de verkondiging een plek krijgen. Jagen wij als gemeente op ezels omdat we op onze eigen inzichten vertrouwen of weiden wij schapen door de kudde vooral bij Christus brengen in al haar geledingen? Ook de ambtsdragers dienen hier aangesproken te worden als herders in plaats van managers.

Dit alles kan niet zonder dat Jezus in het middelpunt van het kerugma staat als de goede Herder. Hij heeft de nederige gestalte van de Davidische Koning die tot uitdrukking komt in de woorden van Pilatus: ‘bent U een Koning?’. Onherkenbaar is Hij in Zijn kruisgestalte voor wie gericht is op het vlees en de uiterlijke verschijning. Maar wie door de Geest geleid wordt herkent in Hem de Messias van God.

Het motief van advent komt tot uitdrukking als David terug moet naar de kudde. Hij ruikt een uur in de wind na zijn zalving. Dagenlang herinnert zijn neus hem aan het koningschap, maar hij zal op Gods tijd moeten wachten. Zo wacht de gelovige op de openbaring van Gods Geest die mensen in dienst neemt voor het komende rijk.

Kernzin: ons oude vlees heeft de neiging om op ezels te jagen, maar de Geest leert ons om in navolging van de Messias schapen te weiden.

Ideeën voor kinderen

David was als jongste ongeteld in zijn gezin. Ze waren hem bijna vergeten te noemen. Kinderen kunnen in hun gezin of op school/kerk het gevoel hebben niet mee te tellen. Voorzichtig kunnen de motieven van uiterlijke schoonheid, afkomst (rijkdom) en vaardigheden ter sprake gebracht worden.

Begeerte als verwoestende kracht wanneer hij niet verbonden is met Gods plan, kan op veel manieren concreet gemaakt worden voor onze jongeren.

Liturgische aanwijzingen

Voor de wetslezing kan als alternatief voor de dekaloog gekozen worden voor Deuteronomium 17: 14-20 en 1 Samuël 8: 17-22.

Het herdersmotief verbonden met David vinden we in Psalm 23 en in Psalm 89 wordt zijn naam in relatie met het koningschap genoemd. Psalm 146 roept op om geen heil bij mensen te zoeken.

In de bundel Zingende Gezegend geeft gezang 135 een mooie toepassing na de verkondiging. Voor wat betreft de gezangen mogen de adventsliederen niet ontbreken in deze dienst. Opwekking 461 en 790 kunnen tekstueel een goede bijdrage leveren.

Geraadpleegde literatuur

Jong, H. de, Twee Messiassen (Kampen, 1978).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken