Menu

Premium

Preekschets voor een van de zondagen na Epifanie bij Marcus 6:3

‘Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan hem.

Marcus 6:3

  • Schriftlezing: Marcus 6:1-6a

  • Overige lezingen: Jeremia 11:18-12:6

  • Thema: Bekend maakt onbemind

Zie ook

Liturgisch kader

Op de zondagen na Epifanie staan we in de kerk stil bij Jezus’ optreden op aarde en welke reacties zijn optreden en onderwijs opriepen. Vandaar de keuze voor een gedeelte uit Marcus. Het gedeelte uit Marcus 6 gaat over de vraag hoe mensen Jezus hebben leren kennen versus wie hij werkelijk is en wat hij komt doen.

De voorgestelde lezing uit het oude testament betreft de eerste confessie van de profeet Jeremia. Als er één profeet voor Jezus te maken heeft gehad met verzet vanuit zijn vaderstad, dan is het wel deze uit Anatot afkomstige Jeremia. Dat juist de mensen die het dichtstbij staan afstand nemen, blijft iets verbazingwekkends houden.

Een tweetal mogelijke liederen. Allereerst Psalm 118:8-9. Niets is wat het lijkt. Het beeld dat mensen hebben van Jezus spoort niet met de werkelijkheid en dat zal uiteindelijk duidelijk worden door Gods ingrijpen. Ten tweede NLB 438: Godlof! Nu is gekomen Gods aangename tijd. Het is een Adventslied dat ook goed past bij Epifanie. Zonder pracht en praal, haast undercover, komt Jezus zijn missie op aarde volbrengen.

Uitleg

Het verhaal over Jezus’ bezoek aan zijn vaderstad Nazaret wordt hier in Marcus 6 en daarnaast ook in Lucas 4:14-30 en in Matteüs 13:54-58 verteld. Het is verhelderend om te kijken naar de verschillen tussen de drie verhalen. Waar Lucas het verhaal verbindt aan de inhoud van Jezus’ verkondiging en in feite laat zien hoe het ongeloof leidt tot blinde woede en waar Matteüs het verhaal vrij sec vertelt, is Marcus vooral geïnteresseerd in de reactie die Jezus oproept bij de hoorders. Hij heeft daarbij ook oog voor de manier waarop Jezus daarmee omgaat. Matteüs stelt dat Jezus geen wonderen deed, Marcus dat hij geen wonderen kon doen. Ook de verbazing van de kant van Jezus blijft bij Matteüs en Lucas buiten beeld.

Maar laten we bij het begin beginnen: de reis die Jezus’ familie aflegde in Marcus 3:20-21.31-35, legt Jezus nu in tegenovergestelde richting af: van Kafarnaüm bij het meer, waar hij op dat moment woonde, naar Nazaret in het heuvelland waar zijn familie nog steeds woont. Nazaret wordt hier slechts aangeduid als ‘vaderstad’, maar uit Marcus 1:9.24 weten we dat het om Nazaret gaat. Het lijkt haast wel of Marcus met dit verhaal in zijn evangelie weer even een pas op de plaats maakt. De vorige hoofdstukken laten veel zien van het ‘succes’ van Jezus: de macht over de storm (Marcus 4:35-41), de genezing van Legioen (Marcus 5:1-20) en de genezing van de vrouw die aan bloedverlies leed, gevolgd door de opwekking van de gestorven dochter van Jaïrus (Marcus 5:21-43). Nu weer een verhaal van weerstand.

Ongetwijfeld hadden de mensen uit Nazaret al wel verhalen gehoord over hun stadsgenoot. Ze hebben het over wonderen (Marcus 6:2), terwijl Jezus op dat moment nog geen wonderen heeft gedaan. Als Jezus dan op de sabbat in de synagoge het onderwijs voor zijn rekening neemt, zal de aandacht groter dan anders zijn geweest. Ze lijken nauwelijks te horen wat Jezus zegt, maar hebben vooral oren voor het uitzonderlijke van Jezus’ spreken. Dit klinkt heel anders dan ze gewend zijn. Hoe kan iemand uit hun eigen dorp zoveel wijsheid hebben? Waar haalt hij het vandaan (vgl. Johannes 7:15)? Hoe kan iemand die ze zo goed kennen zo spreken? En dan al die verhalen nog over zijn wonderen? Ze kunnen er niet bij. Ze zijn stomverbaasd, perplex. Dit kunnen ze niet plaatsen. Ze weten toch uit welk nest Jezus komt. Ze kennen zijn moeder, zijn broers en zussen nota bene. In een tijd waarin je geografische afkomst en de maatschappelijke positie van je familie bepaalde hoe hoog je kon reiken, past Jezus’ optreden niet in het bestaande plaatje. Jezus is de timmerman, de enige plaats in de Bijbel waar hij zo aangeduid wordt. De oudste zoon van Jozef en daarmee degene die zijn bedrijf zal voortzetten. Dat is zijn rol. Hij is niet meer dan zijn broers. Hij moet zich vooral niet anders gedragen. Overigens, dat Jozef niet genoemd wordt in Marcus 6:3, wil niet zeggen dat men wist van de maagdelijke geboorte van Jezus of dat het gerucht rondging over een buitenechtelijke geboorte, maar het ligt meer voor de hand te veronderstellen dat Jozef inmiddels overleden is. Zijn stadsgenoten weigeren naar Jezus te luisteren, maar blijven steken bij het plaatje dat in hun hoofd niet meer klopt. Ze nemen aanstoot aan hem, staat er. Ze weigeren van toehoorders echte hoorders te worden. Hun verbazing verandert niet in verwondering maar in ongeloof. Onze eigen ideeën over wie de a/Ander is, kunnen ons zo in de weg zitten dat we niet doorhebben met wie we van doen hebben en niet horen wat ons gezegd wordt.

En dan komt Jezus met zijn uitspraak waarmee hij nog even olie op het vuur gooit: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn vaderstad’, waarmee hij zich in het rijtje vervolgde profeten met onder anderen Jeremia schaart. Alleen Marcus voegt ‘verwanten’ toe aan het rijtje. Ook Jezus’ directe familie wordt aangesproken (vgl. Marcus 3:20-35).

Het ongeloof van zijn stadsgenoten verbaast Jezus. Alleen in Matteüs 8:10 wordt dit van Jezus gezegd. Daar gaat het om het geloof van een niet-Jood. Hier om het ongeloof van mensen uit Jezus’ eigen stad. Waar de mensen uit Nazaret zich verbaasden over Jezus’ onderwijs en wondermacht, is de terechte verbazing die van Jezus. Het is ongelooflijk dat men niet gelooft. Aandacht moet nog gevraagd voor de merkwaardige uitdrukking dat Jezus vanwege hun ongeloof geen wonderen kon doen. Marcus legt vaker de link tussen geloof en genezing (vgl. Marcus 2:5; 4:40; 5:34.36; 9:23-24; 10:52 en 11:22-24). Geloof betekent niet automatisch dat er een wonder gebeurt. Omgekeerd geldt wel dat ongeloof een wonder in de weg kan staan. Als mensen zich niet willen laten genezen, gebeurt het ook niet, op een enkeling na.

Aanwijzingen voor de prediking

De preek over dit verhaal zou goed kunnen beginnen bij de gedachte dat wie voor een dubbeltje geboren is, nooit een kwartje wordt. Een verschrikkelijk sociaal mechanisme dat mensen vaak gevangenhoudt. Door sociale druk kunnen mensen in hun schulp kruipen, hun hoofd niet boven het maaiveld uit durven steken. Die druk om maar gewoon te doen, komt vaak van de mensen het meest dichtbij. In de pijn die dat oplevert, kan Jezus meevoelen. Met een iets andere invalshoek zou je kunnen beginnen met een ereburger van het dorp of de stad, een lokale (sport)held die we op een voetstukje plaatsen, waar we trots op willen zijn. Maar o wee, als hij of zij iets doet dat niet in het plaatje past, andere kanten blijkt te hebben.

Vervolgens gaat het verhaal een slag dieper omdat Jezus juist als bekende onbemind en miskend wordt in wie hij werkelijk is. De verblinding van de mensen het meest nabij is symptomatisch voor wat Jezus vaak meemaakt. Mensen die hun eigen beeld maken van hem en hem niet geloven op zijn woorden en daden. Dit is een risico dat we nog steeds en voortdurend lopen. Als je wel denkt te weten wie Jezus is, als je hem claimt als één van ons, loop je gemakkelijk stuk op het vreemde van Jezus. Ook voor de reflex om in verbazing over details te blijven hangen en niet te willen luisteren naar wat er werkelijk gezegd wordt, zou aandacht besteed kunnen worden. In een kerkelijke discussie zie je mensen vaak de move uithalen om aandacht te vragen voor de vorm in plaats van de inhoud. Vaak, niet altijd, is het een manier om de inhoud uit de weg te gaan. Hetzelfde lijkt hier in Marcus te gebeuren. Het gevolg in Marcus 6 is dat mensen Jezus’ genezende genade mislopen.

Ideeën voor kinderen en jongeren

‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.’ Deze uitspraak zou het vertrekpunt kunnen zijn voor een gesprek met kinderen over hoe ze last kunnen hebben van het hokje waar ze ingeduwd worden. Denk ook aan het liedje van Elly en Rikkert: ‘Hokjes, vakjes’.

Je zou ook iets kunnen vertellen over de gewoontes in de synagoge waarbij steeds een van de aanwezigen voorleest uit een boekrol en daarover uitleg geeft. Dat een dorpsgenoot dus onderwijs gaf, kwam vaker voor. Jezus’ onderwijs was uitzonderlijk omdat het zo wijs was, zo totaal anders dan ze gewend waren.

Verder verwijs ik naar het materiaal dat in het programma Bijbelbasics is ontwikkeld over Lucas 4:14-30: Jezus is in Nazaret.

Geraadpleegd

  • J. van Bruggen, Marcus, Het evangelie volgens Petrus, Commentaar op het Nieuwe Testament, Derde serie, Kampen 1988, 81-84.

  • R.T. France, The Gospel of Mark, The New International Greek Testament Commentary, Grand Rapids 2002, 142-152.

  • B. Witherington III, The Gospel of Mark, A Socio-Rhetorical Commentary, Grand Rapids 2001, 132-140.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken