Menu

Premium

Wolk

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

damp, nevel, wolk- en vuurkolom, rook

Er zijn mensen die een bijzondere passie hebben voor het fotograferen van wolken. Zij verwonderen zich over de schoonheid van die massa zeer kleine waterdeeltjes, die beweeglijk door het luchtruim zweven. Inderdaad, wolken fascineren. Geen wolk is gelijk aan de ander. Elke wolk is uniek in kleur, donkerte en vorm. Dat maakt dit verschijnsel tot een schitterend gezicht waar wij nooit op uitgekeken raken. Niet alleen zijn wolken prachtig om naar te kijken, zij hebben ook invloed op het aardse bestaan. Zij brengen schaduw en regen, soms – bij onweer en storm – vervullen zij ons met huiver.

In de Oudheid werden mensen nog sterker aangesproken door wolken. Soms zag men in de vormen zelfs voorspellende boodschappen. In elk geval waren toentertijd wolken meer dan samengebalde waterdeeltjes. Zij zagen, zoals bij alle natuurverschijnselen, de goddelijke kracht erin werkzaam. Hoe de bijbelse mens dit verschijnsel beleefde, proberen we in deze bespreking op het spoor te komen.

Grondtekst

Het Oude Testament bevat verschillende woorden voor wolk(en). Het meest frequent – inclusief het Aramese ‘anan (Dan. 7:13) en de hapax ‘ananah, ‘regenwolk’ (Job 3:5) – treffen we ‘anan aan (ca. 90x). Vooral verschijnt het in de boeken Exodus en Numeri, die herhaaldelijk vertellen van de goddelijke nabijheid in de wolken vuurkolom tijdens de woestijntocht. Een tweede woord voor wolk luidt ‘av (ca. 30x), vaak in het meervoud, hoofdzakelijk in poëtische geschriften (Psalmen en Job). Het draagt het aspect van donkerte in zich, vervuld van regen. Als derde woord komen we sjachaq tegen, op enkele teksten na steeds in het meervoud, en alleen in poëzie. In Jesaja 40:15 duidt het ‘stof aan. In de overige twintig plaatsen gaat het om de wolken(hemel); daarvan dienen we een deel als synoniem van sjamajim, ‘hemel’, op te vatten, waarin de verre afstand met de aarde wordt beschreven (Jer. 51:9; Ps. 36:6; 57:11; 108:5; Job 35:5). Het vierde woord voor wolk, ‘arafèl (15x), heeft het element van bedekken in zich. Deze wolken veroorzaken donkerte en verborgenheid, zoals 1 Koningen 8:12 duidelijk laat zien: de Heer wil in donkerheid of verborgenheid wonen. Met nasjie’ is vermoedelijk een laaghangende ‘damp’ of ‘nevel’ bedoeld (Jer. 10:13; 51:16; Ps. 135:7; Spr. 25:14). Discutabel is de betekenis qietor in Psalm 148:8. Elders betekent het ‘rook’ (Gen. 19:28; Ps. 119:83), maar in deze psalm zal vermoedelijk ‘mist’ bedoeld zijn (de Septuaginta heeft ‘ijs’), gelet ook op de woordparen: vuur en hagel, sneeuw en mist. Onzeker is de exacte

betekenis van chaziez (Zach. 10:1; Job 28:26; 38:25; Sir. 35[32]:26; 40:13). Het geeft een ruw weersverschijnsel aan: onweer, storm en regen -en die gaan gepaard met donkere wolken. Het Nieuwe Testament kent drie woorden voor wolk. Het belangrijkste is nefelè, dat voornamelijk een rol speelt bij de verheerlijking op de berg (Mat. 17:1-13; Mar. 9:2-13; Luc. 9:28-36), bij de toekomstige verschijning van de Zoon des mensen (Mat. 24:30; 26:64; Mar. 13:26; 14:62; Luc 21:27; 1 Tess. 4:17; vgl. Dan. 7:13) en in het visionaire boek Openbaring (1:7; 10:1; 11:12; 14:14-16). Daarnaast geeft Hebreeën 12:1 nefos, waar de wolk een menigte duidt, en 12:18 gno-fos, ‘donkerte’ of ‘onweerswolk’, dat zinspeelt op Gods verschijning bij de Sinai (Deut. 4:11).

Letterlijk en concreet

a.De bijbelschrijvers tonen weinig meteorologische belangstelling voor wolken of nevels. Zij kijken hoofdzakelijk met ‘theologische’ ogen naar dit natuurverschijnsel. Ook in de letterlijke betekenis komt bijna steeds het godsdienstige om de hoek kijken.

b.Wolken komen vanuit het westen, de zee, naar het vaste land (Luc. 12:54). Met hun verschijning gaat dikwijls regen gepaard, want zij zijn vol met water (Richt. 5:4; Pred. 11:3). Zij komen en gaan (Jes. 44:22; Job 7:9). Tot een gevleugeld woord is de uitspraak van Elia’s knecht geworden: ‘Zie, een wolkje als een mans hand’, letterlijk: ‘En zie, een wolk, klein als de handpalm van een man’ (1 Kon. 18:44). Het luidt het einde van de langdurige droogte in. Het gebruik van het meervoud wolken in vers 45 wijst op de snelle komst van regen: wolk wordt wolken, wolken worden regen. En die regen wordt niet geschonken door de Baäl, de brenger van vruchtbaarheid (!), maar door de Heer, de bron van alle leven. De oorsprong van wolken ligt bij de Heer; Hij is er de Schepper van, Hij brengt de wolken naar de aarde, Hij vult de wolken met water (Gen. 9:13-16; Jer. 51:16; Ps. 135:7; Job 37:11, 27-28; 37:11-12; 38:34).

c.In het verlengde hiervan ligt de oproep aan de wolken God te prijzen. Zo wakkert de dichter van Psalm 148 de mistwolk aan dit te doen, samen met andere natuurverschijnselen. Hetzelfde lezen we in het gebed van Azarja (73): ‘Bliksems en wolken, looft de Heer’. Zij prijzen Hem door hun taak waartoe zij geschapen zijn te vervullen. Verwant hiermee is de oproep van de Heer (Jes. 45:8) tot de wolken – alsof zij personen zijn – gerechtigheid te laten regenen. Aldus verbindt de profeet Gods bevrijdend handelen met de schepping. Hier belanden we in het grensgebied tussen de letterlijke en overdrachtelijke zin.

Beeldspraak en symboliek

a.De bijbelschrijvers noemen graag de wolk als metafoor voor Gods aanwezigheid èn verborgenheid. Hoe kunnen die twee – aanwezigheid en verborgenheid – samengaan? Sluiten die elkaar niet uit? Wij stuiten hier op het hart van de bijbelse theologie: wij kunnen slechts over God spreken met een tweezijdige beeldspraak. God is nabij en ver weg, present en afwezig; Hij openbaart en verhult zich tegelijk. De metafoor wolk geeft als geen andere metafoor die tweezijdigheid, die tot het wezen van de Eeuwige behoort, aan. Mensen kunnen slechts in paradoxen over God spreken. De bijbelse mens ziet de wolk en hij beseft dat God daarin tot hem komt, maar tegelijk is hij zich ervan bewust dat God zich niet laat zien. De wolk als verwijzing naar God leert ons omzichtig en met groot respect over God te spreken; Hij is altijd meer en anders dan wij kunnen waarnemen (Job 22:13). Zoals nevel en mist ondoorzichtig zijn, zo is de Eeuwige ontoegankelijk. Hetzelfde verbeeldt de damp van het ontstoken reukwerk op het verzoendeksel van de ark, waar de Heer verschijnt. De wolk of rook houdt nabijheid en afstand in (Lev. 16:2,13). Wolken, met name donkere wolken, accentueren het element van Gods ontoegankelijkheid als dit element losstaat van de nabijheid. In Klaagliederen uit de dichter de klacht dat God zich geheel heeft verborgen en ondoordringbaar lijkt te zijn voor de bidder in nood (3:44; vgl. vs. 55-57). Volgens de spreuk van Salomo bij de tempelwijding verkiest God te wonen in donkere wolken (1 Kon. 8:12). Overheerst in de vuur- en wolkkolom het nabijheidsaspect, hier heeft de verborgenheid de overhand.

b.Het bekendste voorbeeld van deze dubbele betekenis van de wolk is de zogenaamde wolken vuurkolom, waarover de Sinai- en woestijntraditie herhaaldelijk spreekt. Kernachtig vertelt Exodus 13:21-22 de betekenis van de wolken vuurkolom: de Heer gaat zijn volk voor op weg naar het beloofde land; zijn aanwezigheid in de wolk bevat de noties leiden, beschermen en bewaren. Israël heeft onderweg de beschermende nabijheid van de Heer ervaren en de wolk drukt deze nabijheid voortreffelijk uit. Vergelijk Exodus 40:34-38; Numeri 9:15-23; 14:14 en Deuteronomium 1:33. Zie ook ‘vuur’, B-b. Latere liturgische teksten hebben dit wolkmotief opgenomen als getuigenis van Gods bevrijdende daden (Ps. 78:14; 105:39; Neh. 9:12, 19; vgl. Wijsh. 10:17; 19:7; 1 Kor. 10:1-2). Voor de Israëlieten is het buitengewoon belangrijk dat de wolk gedurende de tocht door de woestijn bij hen is. De aanwezigheid van de wolk houdt de presentie van God in, de enige zekerheid die men tijdens de tocht heeft.

c.Menig verhaal van de verschijning van God, ook wel theofanie genoemd, in wolken is gesitueerd bij een berg. Berg en wolk liggen zowel ruimtelijk als religieus dichtbij elkaar. Ruimtelijk: de hoge berg en de laaghangende bewolking raken elkaar soms. Religieus: de berg is de geliefde plaats waar de godheid wil wonen en de wolk is het geliefde voertuig waarmee de godheid tot zijn schepselen nadert. Als God zich openbaart in een wolk en bij een berg, dan is dat het ultieme moment waarop Hij het allerbelangrijkste meedeelt. Samen symboliseren zij de hemel die de aarde nadert om leven te geven en te bewaren. Maar behalve onthulling is er sprake van verhulling. Niemand kan God zien, zijn heerlijkheid is te machtig om te aanschouwen. Door die dubbele functie van de wolk – onthulling en verhulling – komt alle nadruk op het geopenbaarde woord te liggen. Om dat woord draait alle leven, meer hoeven Israël en de ge meente niet te weten, niet te ‘zien’. Indrukwekkende voorbeelden zijn de openbaring en verhulling op de Sinai (Ex. 19; vgl. Hebr. 12:18) en die bij de verheerlijking op de berg (Mat. 17:1-8; Mar. 9:2-8; Luc. 9:28-36).

d.Van nog een andere kant kijkt de bijbel naar dit natuurverschijnsel, namelijk de wolk als voertuig waarop de Heer zich verplaatst (Ps. 68:34; 104:3). Bij het geven van de zegen aan Aser belooft Mozes dat God als helper langs de hemel en over de wolken rijdt (Deut. 33:26). Maar de Heer kan ook via de weers-verschijnselen tot de aarde afdalen om gericht te brengen (Jes. 19:1; Nah. 1:3). Ook de apocalyp-tiek grijpt naar de wolken als symboliek van hemelse aanwezigheid op aarde. Daniël ziet, in een visioen, met de wolken van de hemel een mensenzoon verschijnen (Dan. 7:13). De evangeliën grijpen terug naar dit visioen, echter toegepast op de komst van Christus (Mar. 13:26; 14:62; Op. 1:7; 14:14-16; vgl. 10:1). Lucas vertelt dat de verrezen Heer omgeven door een wolk uit het gezichtsveld verdwijnt (Hand. 1:9). En de eerste christenen verbinden de wolken aan de wederkomst van Christus (Didachè 16:8). Ook brengen de wolken, alsof het een voertuig is, de gelovigen naar Christus. Dit geldt als ultieme daad van bevrijding (1 Tess. 4:17; Op. 11:12). Het beeld van zowel het afdalen als het opgaan met de wolken drukt de goddelijke aanwezigheid uit. In die zin zijn de verhalen over de komst van de Zoon des mensen en de opname van de gemeente troostverhalen. Zij doorbreken de eenzaamheid en versterken het vertrouwen. Telkens neemt de hemel het initiatief, het is de beweging van boven naar beneden en soms weer terug naar boven. De wolken lenen zich buitengewoon goed om dat gedachtegoed – de toekomst ligt aan Gods kant, de toekomst komt van Gods kant – te verbeelden.

e.Zojuist noemden we al de wolken als metafoor voor Gods komst om gericht te houden. Van de wolken, vaak samen genoemd met de weersverschijnselen storm en onweer, gaat in die context dreiging uit. Duisternis en wolken drukken samen op scherpe wijze het goddelijk onheil uit, zoals in Joël 2:2 (mogelijk gaat het hier om zwermen sprinkhanen als donkere wolken). In Sefanja 1:15 zien we iets dergelijks. Ook kan het gebeuren dat het ene volk als een dreigende wolk op het andere volk valt (Ez. 38:9. 16). De ondoorzichtigheid van nevel en wolken is beeld voor uitzichtloosheid en afgesloten vluchtwegen, die het gericht teweegbrengt. Het goddelijk oordeel staat echter niet op zichzelf, maar altijd in het teken van uiteindelijke bevrijding (Jes. 60:2). De verschijning van deze wolken wordt aangekondigd als de ‘dag van de Heer’ (o.a. Ez. 30:3). Deze dag is onheil en heil tegelijk; het laatste ontstaat slechts door de crisis heen.

f.Als deel van de schepping getuigen wolken van hun Schepper (Ps. 135:7; Job 35:5; Rol van de Oorlog 10:11). Zij komen voort uit en worden bestuurd door zijn hand. Meer dan eens verwerken de bijbelschrijvers dit gegeven om de macht en onvergelijkelijkheid van God naar voren te brengen. In vergelijking met de grootheid van de Schepper, stelt de macht van de goden niets voor (Jer. 10:13; vgl. 51:16). Vooral de auteur van het boek Job voert Gods grootheid zo ten tonele. Hij confronteert de mens met zijn beperkingen en kleinheid in vergelijking met de Schepper. Die vergelijking maant de mens tot bescheidenheid waardoor ruimte ontstaat voor eerbied voor de Machtige. (Zie Job 26:8; 36:29; 37:11,16,21; 38:34; Ps. 77:18.). In het verlengde hiervan ligt de verbinding die de spreukendichter legt tussen wijsheid en schepping. De wolken zijn een schitterend product van de wijze Schepper (Spr. 3:20; 8:28). Zij verwijzen naar Gods wijsheid en maken de mens stil en bescheiden. Wolken maken als het ware het goddelijke aanschouwelijk.

g.Dat wolken tot de verbeelding van bijbelschrijvers, vooral dichters spreken, blijkt wel uit de overvloedige beeldspraak en tal van vergelijkingen met wolken. Zoals de schaduw van een wolk de hitte tempert, zo dempt God het gezang van de geweldenaars (Jes. 25:5). Het welgevallen van de koning is als wolken met late regen (Spr. 16:15). Met het beeld van een zonnig-wolkeloze ochtend na regenval vergelijkt de psalmist de rechtvaardige heerser (2 Sam. 23:3-4): fris, vruchtbaar, groeizaam. De hoog aan de hemel staande wolken dienen om iets groots of een enorme hoogte weer te geven (Jes. 14:14; Job 20:6). Bijvoorbeeld Gods barmhartigheid en trouw die reiken tot de wolken, wat aangeeft dat deze twee onbegrensd zijn. Deze vergelijking is geliefd bij de psalmisten (36:6; 57:11; 108:5); zij schenkt de lezer moed en vertrouwen. De ervaring dat wolken overdrijven en na regen verdwijnen, heeft ertoe geleid dit weersver schijnsel als beeld van vergankelijkheid, betrekkelijkheid en onbestendigheid te gebruiken (Hos. 6:4; 13:3; Job 30:15). Hierbij kunnen we ook Jesaja 44:22 noemen: God vergeeft, Hij lost de zonden op zoals nevel oplost door de zon. De overdrijvende wolk verwijst naar vernieuwing. Donkere wolken die het licht hinderen zijn voor de Prediker metafoor voor de ouder wordende mens; de oude mens is als een koude, regenachtige dag (12:2). En de spreukendichter waarschuwt niet al te gemakkelijk op allerlei beloften te vertrouwen, die soms zijn als damp en wind zonder regen (25:14).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 18; 27; 36; 68; 77; 78; 80; 82; 99; 104; 105; 106; 147; Gezang 4; 5; 103; 125; 128; 129; 136; 166; 219; 225; 231; 243; 251; 290; 300; 347; 379; 400; 415; 427; 447; 478; Alles III: 27; Bijbel II; 84; III: 77; Gezangen: 287; Hoop: 69; Land: 23; Leven: 7; Zleven: 7; Zolang: 66 (= Liturgie: 633).

b.Poëzie:

Hans Andreus, Gedichten 1948-1974, Haarlem 1975, blz. 9: ‘Er drijven maar wolken over’. Martinus Nijhoff, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1975, blz. 128: ‘De Wolken’. Huub Oosterhuis, Levende die mij ziet, Kampen/Tielt 1999, blz. 82: ‘Verborgen’. A. Roland Holst, Poëzie, Amsterdam 1981, blz. 590: ‘De wolk’

c.Verwerking:

De wolk als metafoor en beeld reikt ons verschillende thema’s aan. Het belangrijkste thema is dat Gods verschijning aan mensen het karakter heeft van nabijheid en verborgenheid tegelijk. De taal van de wolken stelt onze godsbeelden ter discussie. In elk geval zeggen de wolken: God is altijd meer en anders dan wij denken! Daarnaast wellen thema’s op als schepping, vergankelijkheid, bescherming, goddelijke leiding en oordeel.

Verwijzing

Bij de bespreking van de wolk- en vuurkolom zagen we dat wolk en ‘vuur‘ met elkaar samenhangen. Andere woorden die raakvlakken met wolk hebben zijn ‘wind‘, ‘regen‘ en ‘hemel‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken