Menu

Premium

Brief

boek

Onze tijd wordt wel het tijdperk van de communicatie genoemd. De communicatiemiddelen die ons ter beschikking staan, maken het mogelijk om in luttele seconden boodschappen uit te zenden naar alle windstreken. In die ontwikkeling verdwijnt al meer de vertrouwde brief als menselijk document waarin de een de ander aanspreekt en vaak een reactie verwacht. De brief met een persoonlijk karakter, waarin mensen weloverwogen elkaar van hart tot hart naderen, blijft van grote waarde. Misschien wel juist in een tijd waarin mensen elkaar meer en meer tegenkomen op de elektronische snelweg. In dit verband noemen we het zogenaamde briefpastoraat, een wijze van omzien naar elkaar via de persoonlijke brief. Aan de andere kant biedt de ‘electronische briefwisseling’ weer onbegrensde mogelijkheden elkaar aan te spreken.

Ook de bijbel kent de brief als communicatiemiddel. Een aanzienlijk deel van de bijbel bestaat zelfs uit brieven. Daarnaast kent de bijbel andere overdrachtsmiddelen, bijvoorbeeld het boek of de boekrol. We gaan niet in op allerlei inleidende kwesties rondom brieven en boeken maar beperken ons voornamelijk tot de vraag of er ook niet-letterlijke aspecten aan deze documenten zitten.

De Grondtekst

Het oudtestamentische woord sefèr (bijna 200x) duidt materiaal aan waarop iets staat geschreven. De hoofdbetekenissen zijn ‘boek of boekrol’ (Pred. 12:12) en ‘brief (1 Kon. 21:9). Zie ook het Aramese equivalent sefar (Ezra 4:15; 6:1, 18; Dan. 7:10). Verder kan het document, oorkonde, voorschrift e.d. aangeven. Synoniemen zijn megillah, ‘boekrol’ (Jer. 36; Ez. 2:9; 3:1-3; Zach. 5:1-2; Ps. 40:8); ‘iggèrèt, ‘brief, in geschriften van na de ballingschap (Est. 9:26, 29; Neh. 2:79; 6:5-19; 2 Kron. 30:1-6; zie voorts het Aramese equivalent ‘iggerah in Ezra 4:8, 11 en 5:6); ketav, ‘schrift(elijk document), lijst, voorschrift’ (17x, voornamelijk in late geschriften, Est. 1:22; 3:14); miktav, ‘schrift(telijk document)’, dat 6x voorkomt (o.a. Ex. 32:16; 39:30). Het nieuwtestamentische biblos (10x) en het jongere biblion (34x) sluiten aan bij het Hebreeuwse sefèr: ‘boek(rol), schriftelijk document, brief; vgl. ons woord ‘bibliotheek’. Het verkleinwoord van biblion is biblaridion, ‘boekje’ (Op. 10). Vooral in Openbaring treffen we biblion vaak aan (5:1-9; 22:7-19, totaal 23x). Het gebruikelijke woord voor ‘brief’ is in het Nieuwe Testament epistolè (zie ons woord epistel), dat ruim 20x voorkomt; het duidt zowel de brief om iets mee te delen (Hand. 15:23) als de apostolische brief (Rom. 16:22). Daarnaast zien we gramma, ‘schrift’ (Hand. 28:21).

Letterlijk en concreet

a.In de bijbel neemt de brief als communicatiemiddel een wezenlijke plaats in. Allerlei mededelingen, boodschappen, aankondigingen, gedachten, opdrachten en berichten worden in briefvorm overgebracht aan een of meer adressanten. Vooral vernemen we van brieven van en aan instanties en leidinggevende personen. De aanleiding en daarom ook de inhoud lopen sterk uiteen. Er zijn ambtelijke edicten (Ezra 4), aanbevelingsbrieven (2 Kon. 5:5), dreigbrieven (2 Kon. 19:14-19), vermanende en troostende brieven (brieven van Paulus), informatieve brieven (Hand. 28:21) enzovoort.

b.Op tal van plaatsen zijn brieven als literair genre opgenomen in een groter geheel, zoals in Ezra 4-6 en in Openbaring 2-3. De brief als literair genre heeft vooral bekendheid gekregen door de apostolische brieven, die tot de canon van het Nieuwe Testament behoren.

c.Behalve de brief kent de bijbel ook het boek, of juister de boekrol. Er hebben tal van boeken gecirculeerd waarvan wij de inhoud niet kennen (Num. 21:14; Joz. 10:13). De nieuwtestamentische schrijvers typeren afzonderlijke gedeelten uit het Oude Testament als boek: van Mozes (Mar. 12:26), van Jesaja (Luc. 3:4), het Psalmenboek (Luc. 20:42) enzovoort. De visioenen van Johannes gelden als een boek door God gegeven (Op. 22:6-22). Later beschouwt de christelijke kerk de gehele bijbel als hét Boek waarin God zich aan de mensen openbaart (2 Clemens 14:2). Jodendom, christendom en islam worden wel de godsdiensten van het heilige Boek genoemd. De grondslag van hun godsdienst is schriftelijk vastgelegd in boekvorm.

Beeldspraak en symboliek

a.Eenmaal treffen we de brief als metafoor aan voor de christelijke gemeente (2 Kor. 3:2). De apostel schrijft aan de Korintiërs: jullie zijn onze brief. Uit het voorgaande vers maken we op dat hij een aanbevelingsbrief bedoelt. Dat is een brief waarin bekende personen iemand aanbevelen bij anderen. De drager van de brief verkrijgt hiermee gemakkelijker toegang in vreemde plaatsen. Welnu, zo’n brief is de kerk van Korinte. Paulus heeft deze ‘brief’ geschreven, toen hij in Korinte werkte; de ‘schrijver’ is metafoor voor prediker en pastor. Christus is de afzender, want het bestaan van de gemeente is het werk van zijn Geest. Aan het feit dat deze gemeente bestaat, ontleent Paulus zijn gezag. De beeldspraak prikkelt de lezer: Kan iedereen deze brief ‘lezen’? Wie is onze ‘schrijver’? Welke ’taal’ spreekt de brief? Maar ook: als het geheel een brief is, dan zijn de afzonderlijke leden woorden en letters; alle woorden letters zijn nodig om de brief leesbaar te maken. Voor de opbouw en de missionaire roeping van de gemeente waarlijk een gewichtig gegeven!

b.Met het beeld man-vrouw en alles wat daaruit voortvloeit stellen de profeten herhaaldelijk de relatie tussen de Heer en zijn volk aan de orde. We moeten erop bedacht zijn dat het beeld van de vrouw indirect negatief wordt beïnvloed door deze beeldspraak, omdat het ontrouwe volk vergeleken wordt met een vrouw die vreemdgaat. Tot dit complex behoort ook de scheidbrief (Deut. 24:1-4). Deze brief, die de man in Israël aan zijn weggestuurde vrouw meegeeft als bewijs dat hun relatie stuk is gelopen, symboliseert bij de profeten het in ballingschap gestuurde volk van God (Jes. 50:1; Jer. 3:8). God heeft zich van zijn ontrouwe en afvallige volk gescheiden.

c.Bij Jeremia zien we behalve deze scheidbrief ook nog andere brieven. In 32:10-15 schrijft Jeremia een koopbrief en bergt deze op in een kruik. De symboliek is deze: de inhoud van de brief verwijst naar het beloofde land als Juda’s eigendom; het bewaren van de brief wil zeggen dat de naderende ondergang van Juda niet het definitieve einde is. Aldus is deze brief een teken van licht aan Juda’s donkere horizon. Hoewel we de brieven in hoofdstuk 29 letterlijk opvatten, verbeeldt dit genre de persoonlijke betrokkenheid van de profeet (en van de Heer) bij zijn volk. Er bestaat een bijzondere relatie tussen hetgeadresseerde Juda in ballingschap, en de afzender Jeremia in naam van de Heer. De brieven waarschuwen voor valse profeten met hun mooie maar loze beloften.

d.In de visioenen van Johannes speelt het boek een opvallende rol. Het zijn hemelse boeken die gaan over Gods betrokkenheid bij en zijn plan voor mens en aarde. Het boek, ook al bedoelt men dat letterlijk, fungeert als metafoor voor de hemel die zich verbindt met de aarde. Vooral de symboliek van het gesloten en geopende boek trekt de aandacht. De ziener ziet in hoofdstuk 5 een boekrol op de hand van God, een bekend gegeven in het oude Nabije Oosten. Het boek in de hand van de godheid wil zeggen dat in dit boek de goddelijke plannen liggen opgesloten. De rol is beschreven van binnen en van buiten, wat er op wijst dat er veel staat te gebeuren. Alleen, het boek is verzegeld. Het is ontoegankelijk, niet te lezen. Geen enkel wezen in de hemel en op de aarde blijkt waardig te zijn het boek te openen. Toch is het nodig om het te lezen, omdat daarin de toekomst staat beschreven. Zonder te lezen, blijft de aarde verstoken van elk perspectief. Slechts één blijkt waardig om het te openen, namelijk de gekruisigde Heer, het Lam. Het openen van een verzegeld of zorgvuldig bewaard boek drukt uit dat de tijd van de vervulling van hetgeen beschreven staat, aanbreekt. Christus opent het; in en door Hem breekt de vervulling van de belofte van de nieuwe schepping aan, al gaat dat niet zonder hevige crises gepaard. Verderop in Openbaring krijgt Johannes in zijn visioen de opdracht een boekje uit de hand van de engel te nemen (Op. 10). Het boekje vormt een onderdeel van de grotere boekrol. Het is geopend, dat wil zeggen: leesbaar en beschikbaar. De engel vraagt hem de rol op te eten. Het opeten van geschriften en woorden is een handeling die tot uitdrukking brengt dat de inhoud helemaal wordt opgenomen. Het eten van boeken is het opnemen van de boodschap, de boodschap inlijven, tot je eigendom maken. Ja, wie het boek eet, identificeert zich met de inhoud. Jeremia bekent dat hij Gods woorden heeft opgegeten (15:16) en Jezus zegt tot de leerlingen dat zijn spijze het gehoorzamen is aan degene die Hem gezonden heeft (Joh. 4:34). Met andere woorden: het eten van boeken en woorden is niet alleen het je eigen maken van de inhoud, maar leidt tot roeping en navolging! Hetzelfde zien we aan het begin van Ezechiëls arbeid als profeet (Ez. 2:8-3:3). Voor Johannes is het boekje bitter van binnen en zoet in de mond. Aan de ene kant doet de inhoud de ziener pijn om wat er staat te gebeuren, aan de andere kant weet hij dat Gods plan uiteindelijk tot bevrijding van alles en ieder voert. Voor Ezechiël is de inhoud enkel zoet (3:3); de zoete smaak ontstaat door het besef dat gehoorzaamheid sjalom brengt.

e.Johannes ziet nog andere hemelse boeken; boeken waarin God de namen van de rechtvaardigen schrijft. De naam luidt ‘boek des levens’ (Op. 3:5; 13:8; 17:8; 20:12; 21:27; vgl. Ps. 69:29). Hier treffen we de gedachte aan dat de naam van ieder die God trouw is, wordt opgetekend in dit hemelse boek. In vroegere bijbelse teksten – in het Oude Testament – wordt gesuggereerd dat de namen van alle mensen in de hemel zijn opgetekend (Ex. 32:32-33; Ps. 139:16). Niet alleen de namen maar ook ervaringen en daden. De psalmist verwacht dat zijn tranen in Gods boek zijn opgenomen (56:9). Al meer zien we dat het hemelse notitieboek alleen nog de rechtvaardigen en vromen vermeldt; de namen van goddelozen en afvalligen verdwijnen uit het boek. Wie in het boek staat, leeft; wie eruit is geschrapt, is dood, althans figuurlijk gesproken (Mal. 3:16; Ps. 69:29; Dan. 10:2-4; Luc. 10:20; Fil. 4:3). Zoals zo vaak zien we ook hier dat aardse gebruiken geprojecteerd worden op de hemel. Anders gezegd: om over God te kunnen spreken en denken, nemen mensen voorbeelden uit de dagelijkse werkelijkheid. Deze beelden en metaforen brengen God binnen de belevingswereld van mensen. In dit geval hebben de bijbelschrijvers het over het gebruik in tempel en paleis om aantekeningen te maken van de daden van mensen. Het beeld van het hemelse notitieboek verkondigt: a. God kent onze namen, wij tellen mee en wij zijn de moeite van het noteren waard; b. onze levensstijl en daden doen er toe, hebben zin en zetten aan tot kritische beschouwing over ons doen en laten; c. God is rechtvaardig in zijn oordeel dat is afgestemd op de omstandigheden van mensen; d. de mens is niet overgeleverd aan het lot, maar bepaalt zelf door zijn manier van leven of hij al dan niet in het boek des levens voorkomt.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 33:; 34; 56; 69; 85; 139; Gezang 45; 113; 173; 244; 279; 329; 405; Gezegend: 283; Liefde: 74; Zingend III: 82; IV: 54; VI: 18; Zolang: 76 (= Gezangen 793; Liturgie: 593).

b.Poëzie:

Remco Campert, Dichter, Amsterdam 1995, blz. 368: ‘Brieven’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 74: ‘De postbode’; 243: ‘Het boek’; 642-647: ‘Een brief. Miriam van Lee, Het verband tussen de dagen, Amsterdam 1998, blz. 170: ‘Post’. Jacq Vogelaar, Inktvraat, Amsterdam 1998, blz. 23: ‘Afgeschreven brief’.

c.Verwerking:

Het begrip ‘boek des levens’ roept verschillende gedachten op: wij zijn voor God een open boek; ons doen en laten is van eeuwigheidswaarde; wij hebben zelf de verbinding met de hemel in de hand. Hierbij kunnen we vragen: Wat betekent dit voor ons geloof en leven? Ook het beeld van de kerk als een brief van Christus prikkelt tot nadere bezinning. Verder kunnen we spreken over de betekenis van de brief in ons leven en in de omgang met elkaar.

Verwijzing

De besproken woorden brief en boek hebben raakvlakken met het begrippenpaar ‘alfa en omega’ en met ‘woord‘ en ‘mond‘ (tong, taal).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken