David rouwt. En hoe!
Rouw komt regelmatig voor in de Bijbel, maar koning David spant de kroon. Kijken we naar de verhalen over hem, met name in het tweede boek Samuël, dan lezen we dat hij maar liefst zes keer in rouw is. Eerst bij de dood van Saul en zijn zonen (2 Samuël 1), dan bij de moord op Abner (2 Samuël 3:31-39), bij zijn zonen als hij denkt dat zij slachtoffer zijn geworden van Absolom (2 Samuël 13:30-31), bij Amnon (2 Samuël 13:36-37), bij de dood van Absolom (2 Samuël 19:1-5), en tenslotte voorafgaand aan de dood van het kind van Batseba (2 Samuël 12:15b-23). In alle gevallen wordt de rouw geuit, maar de uitingen zijn niet steeds gelijk. We lopen de zes situaties kort na om te zien wanneer en hoe er gerouwd is.
Rouw over Saul en Jonatan
Laten we beginnen bij zijn rouw over zijn voorganger koning Saul en diens zoon Jonathan. Saul heeft meerdere pogingen ondernomen om David te doden, terwijl Jonatan zijn meer dan geliefde vriend was. Bij de dood van Saul had David opgelucht kunnen zijn, maar van opluchting is er geen sprake. Saul was en bleef voor David de persoon die ooit tot koning was gezalfd en blijkbaar vond hij het niet gepast om je over de dood van een gezalfde te verheugen. Zelfs niet als deze meermaals geprobeerd heeft David uit de weg te ruimen. Over de dood van Saul is het verhaal dat ons voorligt in de Samuëlboeken niet eenduidig. Hij zou zichzelf in zijn speer hebben gestort of iemand anders hebben gevraagd om hem de genadeslag toe te dienen. Voor de rouw maakt de wijze waarop hij de dood vond blijkbaar niet uit. David heft een uitgebreide klaagzang aan over Saul en zijn zoon Jonathan. Wij begrijpen dat wel vanwege zijn meer dan bijzondere vriendschap met Jonathan, maar als het om diens vader Saul gaat, dan verbaast ons dat toch. Het zijn duidelijk verhalen uit een andere tijd en een andere wereld. Saul heeft, vandaag zouden we misschien zeggen: psychotisch, tot tweemaal toe geprobeerd om David te doden door in uitzinnige woede zijn speer naar hem te werpen (1 Samuël 18:11 en 19:9-10). Daarnaast echter heeft hij David vaker nog meer berekend of planmatig naar het leven gestaan. Niettemin rouwt David om Saul. Na het bericht van diens dood lezen we:
‘David greep zijn kleren en scheurde ze, en ook al zijn mannen deden dat. Ze rouwden, jammerden en vastten tot de avond viel om Saul, zijn zoon Jonatan en het volk van de Heer, het volk van Israël, omdat zij in de strijd waren gesneuveld’. (2 Samuël 1:11-12)
‘Toen hief David een klaaglied aan over Saul en zijn zoon Jonatan. Hij heeft gezegd dat alle Judeeërs dit lied, het Lied van de boog, moesten leren. Het staat opgetekend in het Boek van de oprechte’ (Verzen 17-18)
In Davids klaaglied over Saul en Jonatan, wordt om te beginnen dus heel Israël aangesproken (2 Samuël 1:19). Pas in vers 26 (één enkel vers!) spreekt David over zijn persoonlijke verdriet bij de dood van Jonathan:
‘Het verdriet verstikt me, Jonatan, je was mijn broeder, en mijn beste vriend. Jouw liefde was mij dierbaar, meer dan die van vrouwen’.
Op de vraag hoe het kan dat David rouwde over Saul die hem probeerde te doden, kom ik later nog terug. Hier zien we dat de rouw wordt geuit met een klaagzang, met het scheuren van kleren en met vasten. Bovendien is er sprake van collectieve rouw.
Rouw over Abner
Abner was een generaal van Saul (1 Samuël 14:50) maar zocht toenadering tot David. (2 Samuël 3) Dit werd niet begrepen door Joab, een veldheer van David. Joab vertrouwt Abner niet en besluit de laatstgenoemde slinks te vermoorden (vers 27). Zeer tot ongenoegen van David die zijn veldheer Joab en diens mannen dwingt tot rouw:
‘David zei tegen Joab en diens mannen: ‘Scheur je kleren, trek een rouwkleed aan en ga jammerend voor Abner uit.’ Koning David zelf liep achter de baar toen Abner in Hebron werd begraven. De koning jammerde luidkeels bij Abners graf, en de soldaten jammerden mee. De koning zong een klaaglied voor Abner:
‘Hoe eerloos moest je sterven, Abner.
Je handen waren niet geboeid,
je voeten niet gekluisterd,
toch ben je als door struikrovers geveld.’
Toen begon iedereen nog luider te jammeren. De soldaten kwamen David iets te eten brengen, terwijl het nog licht was. Maar David zwoer: ‘God mag met mij doen wat Hij wil als ik voor zonsondergang brood eet of wat dan ook.’’ (2 Samuël 3:31-35)
Het zijn duidelijk verhalen uit een andere tijd en een andere wereld
Hier is opnieuw sprake van het scheuren van kleren, maar ook over het aantrekken van een rouwkleed. Opnieuw ook over een klaaglied en jammeren. Dit jammeren loopt hier zelfs uit tot nog luider jammeren. Tenslotte besluit David te vasten. Hij weigert iets te eten.
Rouw bij het bericht van omgekomen zonen
David ontving het gerucht dat zijn zoon Absolom alle koningszonen (lees: broers en halfbroers) had gedood en dat niet één van hen ontkomen was. (2 Samuël 13:30) Dat bleek niet waar te zijn. Alleen Amnon (over wie hieronder meer) is gedood (vers 33). Bij het eerste bericht werd er echter al gerouwd:
‘De koning stond op, scheurde zijn kleren en wierp zich op de grond. De hele hofhouding stond met gescheurde kleren om hem heen’. (Vers 31)
We zien weer het scheuren van kleren en we lezen dat de koning zich op de grond wierp.
Rouw over Amnon
Amnon en diens dood, dat is een verhaal apart. (2 Sam 13) Amnon betekent ‘betrouwbaar’, maar dat was hij niet. Hij is verliefd geworden op zijn halfzus Tamar – de zus van zijn halfbroer Absolom (vers 4). Met een list lukt het hem om met haar alleen te zijn en dat leidt ertoe dat hij haar overweldigt, verkracht en onteert (vers 14). Dat is dan voor zijn halfbroer Absolom alle reden om met hem af te rekenen. Na de dood van Amnon zijn het de koningszonen die jammeren. David en zijn hovelingen sluiten zich daarbij aan:
‘Ze begonnen luidkeels te jammeren, en ook de koning en alle hovelingen schreeuwden het uit van verdriet. Ondertussen vond Absalom een veilig heenkomen (…) terwijl David bleef rouwen over zijn zoon’. (Verzen 36-37)
Hier gaat het om jammeren, ja zelfs het uitschreeuwen van verdriet en we zien ook dat deze rouw niet zomaar over is. David bleef rouwen over zijn zoon.
Rouw over Absolom
Absolom gaat zich verzetten tegen zijn vader David. Hij grijpt naar de macht (2 Samuël 15). In de strijd blijkt David mild:
‘Aan Joab, Abisai en Ittai beval hij: ‘Treed niet te hard op tegen mijn jongen, tegen Absalom.’ (2 Samuël 18:5)
en hij beveelt zelfs om hem te sparen (vers 12).
Als Absolom oog in oog komt te staan met een aantal soldaten van David, raakt hij zittend op zijn geschrokken muildier met zijn haren verstrikt in een grote boom.
‘Zo bleef hij hangen tussen hemel en aarde, terwijl het muildier verder draafde.’ (Vers 9)
Joab, met wie we eerder kennis hebben gemaakt, stoot de nog levende Absolom uit de boom en Joabs wapendragers slaan Absolom vervolgens echt dood. (2 Samuël 18:14-15) Boodschappers verwachten dat ze David goed nieuws brengen met het bericht over Absoloms dood, maar dat is niet zo. David vraagt om te beginnen tweemaal; ‘is alles goed met mijn jongen, met Absolom?’ (verzen 29 en 32), maar hoort dan dat zijn zoon dood is. De reactie van rouw is heftig:
‘Toen voer er een siddering door de koning. Jammerend trok hij zich terug in het vertrek boven de poort: ‘Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Was ik maar dood in plaats van jij! Absalom, mijn zoon, mijn zoon!’.
Men vertelde aan Joab dat de koning huilde en rouwde over Absalom. Toen het leger hoorde dat de koning treurde om zijn zoon, sloeg de overwinningsroes om in een rouwstemming’. (2 Sam 19, 1-2)
En:
‘De koning had zijn gezicht in zijn handen verborgen en schreeuwde luid: ‘Mijn zoon Absalom, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!’ (Vers 5)
Huilen, rouwen, treuren, schreeuwen. Persoonlijke rouw, en niet publiek. Ook hier weer ondanks het feit dat Absolom zijn vader, evenals Saul eerder, naar het leven had gestaan.
Dat moge vreemd lijken voor hedendaagse lezers, maar hier is het van belang niet te vergeten dat David in de verhalen messiaans is getekend. Dat maken we op uit de woorden die Joab tegen David spreekt na de dood van Absolom:
‘U haat degenen die u liefhebben en u hebt degenen die u haten lief’. (2 Samuël 19:7)
Het laatste deel van dit vers is door Jezus (zoon van David genoemd!), tot een imperatief gemaakt:
‘Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen’. (Matteüs 5:44. Lukas 6:27,35)
Rouw nog voor de dood. Het eerste kind van David en Batseba (2 Samuël 11 en 12)
Een van Davids helden, een zekere Uria ,had een vrouw die Batseba heette.
‘Ze was heel mooi om te zien’. (2 Samuël 11:3).
David valt voor haar als Uria niet thuis is, maakt haar zwanger en zit met een probleem. Dit kan hij uiteindelijk alleen maar oplossen door haar man Uria te laten sneuvelen en dat gebeurde dan ook. We lezen niet dat David rouwt over Uria, maar Batseba doet dat wel (2 Samuël 11:26).
Rouw is van alle tijden, maar de uitingen van rouw zijn dat niet
Batseba baart een zoon en deze wordt ernstig ziek. En David? David rouwt over het kind dat nog niet dood is. Hij bidt, hij vast en slaapt op de grond (2 Samuël 12:16). Hij deed wat hij kon zolang het kind nog in leven was. Maar het kind sterft. Wanneer het eenmaal gestorven is, neemt David een bad, wrijft zich in met olie en trekt andere kleren aan. Dan neemt hij een maaltijd.
‘Zijn dienaren vroegen hem: ‘Hoe kunt u dat nu doen? Toen het kind nog leefde, vastte u en stortte u tranen, maar nu het gestorven is, staat u op en gaat u eten.’ Hij antwoordde: ‘Toen het kind nog leefde, vastte ik en stortte ik tranen. Ik dacht: Wie weet is de HEER me genadig en blijft het kind in leven. Maar nu het dood is, wat zou ik nu nog vasten? Daarmee kan ik het toch niet terughalen. Ik ga naar hem toe; hij komt niet terug bij mij.’’ (2 Samuël 12:21-23)
Doen alsof
Het blijkt ook mogelijk te doen alsof je in de rouw bent. In 2 Samuël 14:2 horen we Joab tegen een wijze vrouw zeggen:
‘Doe alsof u in de rouw bent: trek een rouwkleed aan, wrijf u niet in met olie en gedraag u als een vrouw die al vele jaren om een dode treurt’.
Hier blijkt de rouw geen vaste tijdsduur te kennen, terwijl andere teksten duidelijk maken dat de rouw wel eindig is of kan zijn. Batseba treurde om haar man Uria, maar dan lezen we ook:
‘Toen de rouwtijd voorbij was’ (2 Samuël 11:27).
Terugblikkend
Rouw is van alle tijden, maar de uitingen van rouw zijn dat niet. Die uitingen zijn in ieder geval cultureel bepaald. De hedendaagse lezer zal zich verbazen over het scheuren van kleren, het vasten en in ieder geval ook over het feit dat je gedwongen kunt worden tot rouw (2 Samuël 3:31). Als het gaat over klaagzangen en collectieve rouw, kan er nog van enige herkenbaarheid worden gesproken. Hierop zal nader ingegaan worden in het Naschrift. Direct herkenbaar is wel het verdriet dat zich uit in huilen, treuren en schreeuwen.
Gerard van Broekhuizen is kunstenaar en theoloog.
Boekentip
Klaproosmomenten
In dit prachtig geïllustreerde geschenkboek staan bemoedigende teksten voor allerlei momenten in een tijd waarin jouw grond omgewoeld wordt. De klaproos staat symbool voor momenten van moed en kracht. Ze wortelt ondergronds, vindt daar kiemkracht en komt uiteindelijk tot bloei op plekken waar je dit het minst verwacht. In dit boek worden tekeningen afgewisseld met poëtische teksten, verhalen en anekdotes over de klaproos en haar symboliek, over rouw en afscheid nemen.