De groene Bijbel
Dit artikel is een gratis introductie op het themanummer van Schrift over de groene Bijbel (2021, nr. 3). Vanuit dit artikel kun je doorklikken naar andere bijdragen uit het nummer. Ben je benieuwd naar andere nummers van Schrift? Bekijk dan de eigen webpagina.
Met de Bijbel kun je alle kanten op. Als er iets is wat de geschiedenis van de bijbeluitleg ons leert, dan is dat het wel. Het thema ‘de groene Bijbel’ zal dus enige argwaan op kunnen roepen: wordt dit weer zo’n geval waarbij na veel geleerde omzwervingen vastgesteld wordt dat God zegt wat wij zelf van tevoren ook al bedacht hadden? Gaan we nu in de Bijbel antwoorden vinden op vragen die de bijbelschrijvers zelf nooit hadden bedacht?
De auteurs die bijdragen aan dit nummer van Schrift zijn zich van dat gevaar van inlegkunde zeer bewust. Ze delen niet alleen de zorg om de bedreigde aarde, maar ook de wens om de Bijbel tot zijn recht te laten komen.
In hun bijdragen laten ze zien dat de Bijbel wel degelijk op dit terrein iets te zeggen heeft, maar dan wel op zijn eigen wijze. Daarbij klinken verschillende stemmen. Dat heeft aan de ene kant te maken met de uiteenlopende genres van de aangehaalde bijbelteksten, maar ook met de lezers van die teksten. Dat betreft de mensen die erover schrijven, maar ook u als lezer van dit tijdschrift. Waarschijnlijk zult u, wanneer u met ons de Bijbel doorloopt met de vraag wat de teksten ons te zeggen hebben over God, natuur en mens, soms instemmend knikken, soms hopelijk ook verrast zijn door nieuwe inzichten, maar op een ander moment mogelijk minder overtuigd zijn of zelfs geïrriteerd raken. Daar hoef je niet van te schrikken of bang voor te zijn. Het is in zekere zin de Bijbel op zijn best: als een verzameling van eeuwenoude teksten die heden ten dage nog heel wat los kunnen maken.
We zijn blij dat Trees van Montfoort de eerste aanzet wilde leveren met haar bijdrage over het scheppingsverhaal vanuit ecologisch perspectief. Zij is immers de deskundige bij uitstek. Haar boek Groene theologie werd verkozen tot beste theologische boek van 2019. Uitgebreid gaat zij in de vraag naar het juiste gebruik van de Bijbel. Ze legt uit dat, anders dan vaak wordt beweerd, in Genesis niet de mens centraal gesteld wordt en daarmee een vrijbrief zou krijgen om de aarde naar zijn hand te zetten. Intrigerend is ook hoe zij zich keert tegen een dualistische uitleg.
Piet van Midden stelt in zijn bijdrage over ecologie en Tora nuchter vast dat natuurbescherming in de Bijbel niet aan de orde is. In de wereld van de Bijbel ging het er veeleer om dat de mens beschermd moest worden tegen de vele gevaren van de natuur. Bij die bescherming van de mens helpt het dan weer wel om de natuur niet alleen als vijand te zien. Sommige wetten zouden door natuurbeschermers bedacht kunnen zijn. Na de Tora volgen in de Hebreeuwse Bijbel de boeken van de profeten. Marco Visser wijst op de vele voorbeelden van beeldspraak daarin met verwijzing naar de natuur. De natuurlijke werkelijkheid wordt in de eerste plaats in dienst genomen om duidelijk te maken waar het de profeten om gaat: om recht en gerechtigheid. Mensen zijn daarbij meer dan toeschouwers. Zij worden als het ware betrokken bij de schepping. Dat is niet iets uit een ver verleden, maar een doorgaand proces. Bernice Brijan voegt daar in haar bijdrage aan toe dat veel profetische teksten over de natuur het beste begrepen worden vanuit het besef dat ze gebaseerd zijn op een ander wereldbeeld dan het onze. Vergelijking met het animistische wereldbeeld maakt duidelijk dat dergelijke teksten niet gelezen moeten worden als een menselijke monoloog over de natuur, maar veeleer als een dialoog met de natuur.
Na de profeten volgen in de Hebreeuwse Bijbel de Geschriften, om te beginnen de Psalmen. Sommige daarvan worden omarmd door ecologische theologen, anderen verfoeid. Harm van Grol verklaart waarom dat eerste geldt voor Psalm 104 en dat laatste voor Psalm 8. Hij vraagt zich daarbij vooral ook af of dat terecht is. Hij leert ons daartoe de juiste omgangsvormen met deze teksten, waarbij hij zich laat inspireren door Franciscus van Assisi en zijn hedendaagse naamgenoot in het Vaticaan.
Hans Burger bevrijdt ons van de illusie dat het Nieuwe Testament de oplossing bevat voor de huidige ecologische problemen. In zijn bespreking van Marcus 1, Kolossenzen 1 en Romeinen 8 kan hij echter vanuit de boodschap van de verlossing in Jezus Christus een relevant perspectief bieden op de vragen op dit terrein. Matthijs den Dulk maakt vervolgens duidelijk dat dit niet het perspectief is van de verwachting van een nieuwe aarde, dat in dit kader soms wordt aangehaald. Weigeren om je in te zetten voor het behoud van deze wereld is niet Bijbels. Het zou, zo kunnen we opmaken uit de bijdrage over de ecologische problematiek in de christelijke traditie, ook in gaan tegen het grote respect voor de natuur zoals we dat vinden bij de kerkvaders.
Tot slot bespreekt Harm van Grol het boek De achterkant van verhalen: Anders kijken naar de Bijbel en de Koran, geschreven door Jos van Remundt, en geeft Gerard van Broekhuizen in het Naschrift zijn bedenkingen bij het begrip ‘groen’.
Twee auteurs in dit nummer, Bernice Brijan en Harm van Grol, maakten tot voor kort ook deel uit van de redactie, waarvan de laatste zelfs tien jaar. Inmiddels zijn zij met dit werk gestopt. We zijn hen dankbaar voor hun creatieve inzet.
Klaas Spronk is hoogleraar Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit Amsterdam.