De paradox van de volle herberg
Nadenken over grenzen aan onze herbergzaamheid
Herbergzaamheid mag dan onze opdracht zijn, onze christenplicht zo u wilt, het zal ook duidelijk zijn dat we nou eenmaal niet alles kunnen. Herbergzaamheid heeft in de praktijk dus grenzen. Maar hoe dan? En waar blijft die opdracht dan? Een tegenstrijdigheid, een paradox is hier aan de orde.
Inleiding
Over grenzen aan herbergzaamheid moest het gaan en ik zei ja. Maar we hadden nog geen regeerprogramma met dat grimmige hoofdstuk ‘Grip op asiel en migratie’. En we hadden nog geen minister Faber, die op het moment dat ik dit schrijf (eind september 2024) geen kans onbenut lijkt te laten om van Nederland een land te maken dat voor vluchtelingen en asielzoekers onherbergzaam is.
Wie keuzes maakt en prioriteiten stelt, trekt onherroepelijk ook grenzen
Over die onherbergzaamheid zal het in deze bijdrage dus niet gaan. Integendeel, als we maximaal herbergzaam en ontvankelijk willen zijn, hoe gaan we dan om met het gegeven dat die herbergzaamheid begrensd is? Overigens vermoed ik dat het één niet geheel los zal staan van het andere. Hoe onherbergzamer ons land, hoe groter de druk op de velerlei ‘herbergen’ die kerken en andere religieuze en/of maatschappelijke organisaties proberen open te houden.
Grenzen aan herbergzaamheid
De Halte
In ons werk bij Stek lopen we regelmatig aan tegen de grenzen van onze herbergzaamheid. Een duidelijk voorbeeld daarvan is ons project De Halte.
De Halte is een opvang voor mensen zonder geldige verblijfspapieren. Mensen die in acute nood zijn, kunnen er tijdelijk wonen. Vrouwen en kinderen en kwetsbare mannen die geen recht hebben op reguliere opvang. In de Halte kunnen zij op adem komen. Zij krijgen er begeleiding, maar de huishoudelijke taken doen ze zelf. Opvang kan alleen als er zicht is op een duurzamere oplossing.
Dat er in De Halte grenzen zijn aan onze herbergzaamheid, zie je bijvoorbeeld aan het aantal opvangplekken: bijna twintig. Zo’n grens heeft te maken met de kosten die zo’n opvangproject met zich meebrengt. Er zijn huisvestingslasten, mensen betalen geen huur en krijgen leefgeld. Een andere grens aan de herbergzaamheid van De Halte is gegeven met het feit dat mensen er ook weer een keer uit moeten. En omdat we doorstroming echt belangrijk vinden, vangen we alleen mensen op als er zicht is op een duurzame oplossing.
Het kerkasiel in de Bethelkapel (2018-2019)
Ook moet ik denken aan het kerkasiel dat van oktober 2018 tot februari 2019 in één van de locaties van Stek plaats vond.
Toen we ermee begonnen, waren we er geenszins zeker van dat we die doorgaande viering langer dan twee weken zouden kunnen volhouden. We gingen na de kerst van 2018 ook op zoek naar een kerk die het van ons kon overnemen. De grenzen aan onze herbergzaamheid waren hier eerder fysiek en mentaal van aard. Het kerkasiel eiste niet alleen de Bethelkapel op, waar we normaal ook andere activiteiten hadden, het vergde ook veel van onze lichamelijke en geestelijke kracht en energie. Veel mensen hebben zich toen zwaar belast om alles mogelijk te helpen maken.
Zwaar was ook de tol die werd geëist van de familie Tamrazyan, die in de kapel asiel had gezocht. Het was ruim drie maanden lang een uitermate spannend en slopend gebeuren, dat voor hen en voor ons misschien niet heel veel langer had moeten duren. Dat we het toch volhielden kwam voor een belangrijk deel door die doorgaande dienst, die had ook voor ons zelf een grote dragende kracht. Veel inspiratie ontleenden we aan al die mensen die van heinde en verre (tot de Verenigde Staten aan toe) aan kwamen zetten om een dienst bij te wonen of een dienst te doen, dag en nacht door, meer dan drie maanden lang.
Vluchtelingen uit Oekraïne
Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak en er vluchtelingen naar Nederland kwamen, kozen wij ervoor om niets met deze groep te doen. Het leek ons minder nodig, ze werden vaak gastvrij ontvangen en de overheid nam haar verantwoordelijkheid in de facilitering van de opvang en het verblijf van deze vluchtelingen. Bovendien hadden en hebben wij onze handen vol aan de mensen die zonder papieren bij ons binnen lopen. Er zijn nu eenmaal minder organisaties die de middelen en mogelijkheden hebben om zich op deze groep te richten.
‘Ik was een vreemdeling en jullie namen Mij op.’
Wie keuzes maakt en prioriteiten stelt, trekt onherroepelijk ook grenzen. Daarbij helpt het als je van te voren hebt nagedacht over de basis waarop je die keuzes maakt.
De paradox volle herberg
Het zal duidelijk zijn: we kunnen nou eenmaal niet alles. Het lijkt dan ook logisch, dat er grenzen zijn aan onze herbergzaamheid. Maar daarmee kan niet alles gezegd zijn. Want gastvrijheid of herbergzaamheid zijn ook begrippen, die een principiële grenzeloosheid met zich meedragen. Wie gastvrijheid verleent, nodigt een vreemde over de drempel. Elke gast overschrijdt die grens.
De gastvrijheid die we vanuit de Bijbel kennen, is de gastvrijheid van bedoeïenen, grensgangers en grensoverschrijders bij uitstek. Abraham biedt die gastvrijheid aan drie personen (Genesis 18) zonder te weten wie zij zijn of waar ze vandaan komen. Zo worden ook wij aangespoord precies die gastvrijheid in ere te houden: ‘want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen’ (Hebreeën 13,2).
Meer invloed nog hebben, denk ik, de woorden van Jezus in Matteüs op ons verstaan van gastvrijheid gehad. In zijn Regel voor monniken (6e eeuw) opent Benedictus van Nursia het 53ste hoofdstuk over de gastvrijheid niet voor niets met een verwijzing naar precies die woorden van Jezus: ‘Alle gasten moeten opgenomen worden als Christus zelf, want Hij zal zeggen: “Ik was een vreemdeling en jullie namen Mij op.”’ (Matteüs 25, 35) Hoe zouden we gastvrijheid dus kunnen begrenzen als Christus de volgende gast is? Wanneer gastvrijheid de essentiële betekenis is van herbergzaamheid, hoe kan de herberg dan in hemelsnaam vol zijn?
De begrenzing van onze herbergzaamheid is een praktisch gegeven, tegelijk in essentie onmogelijk
En toch is de herberg soms vol. Er zijn in de praktijk nu eenmaal grenzen aan die oneindige verantwoordelijkheid tot gastvrijheid. En dus lijkt het gerechtvaardigd dat we onze grenzen leren kennen, dat we ze in acht nemen en leren bewaken zodat anderen die niet overschrijden. Maar was dat nou niet precies het wezenlijke van gastvrijheid: dat anderen over onze grenzen gaan? Ziedaar de paradox van de volle herberg. De begrenzing van onze herbergzaamheid mag praktisch dan een gegeven zijn, ze is tegelijkertijd in essentie onmogelijk en ondoenlijk.
De moeilijkste liefde
Gastvrijheid is blijkbaar niet begrensd verkrijgbaar, zoals ook verantwoordelijkheid en liefde niet goed kunnen worden begrensd of verdeeld. Over liefde gesproken: het Griekse woord voor gastvrijheid in Hebreeën 13 (zie boven) is het woord filoxenia. Letterlijk betekent dat: liefde voor de vreemdeling, liefde voor het vreemde. Filoxenia lijkt daarmee op spanning te staan, want boezemt het vreemde ons niet juist angst in? Roept de vreemdeling geen argwaan op, maakt onbekend niet onbemind?
In de Thora wordt die spanning verdiept en overbrugd tegelijk: ‘Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte’ (Deuteronomium 10, 19) En hoe je dat doet, de vreemdeling liefhebben? Dat staat er vlak voor – dat doe je door de vreemdeling brood en kleding te geven. Herbergzaamheid dus als liefde. Die Bijbelse herbergzaamheid wortelt in het besef dat je het zelf was of bent of kunt worden. Vanuit dat besef is de vreemdeling een vertrouwde verschijning: een mens zoals ik er ook één ben. En een mens waar ik verantwoordelijkheid voor draag, nog voordat die ander een beroep op mij heeft gedaan.
‘Om te leren wat liefde is,’ schrijft Huub Oosterhuis, ‘moeten we ons wagen aan de moeilijkste liefde: de liefde tot de vreemdeling. Opdat de samenleving der mensen niet zal wegzakken in schijn-liefde, apen-liefde, bezitters-liefde, bloed-liefde, bloed-en-bodem-liefde, daarom wordt ons gevraagd de vreemdeling lief te hebben. Dit woord is de kortste samenvatting, en de hevigste toespitsing van de Bijbelse levensleer.’ (Deze geboren vreemdeling, De Prom 2004, blz. 352.)
Bouwplaats van de samenleving
Stek heeft in Den Haag het Wereldhuis, een plek waar mensen zonder geldige verblijfsvergunning terecht kunnen. Voor steun en advies of om elkaar te ontmoeten. De mensen die daar komen, hebben allemaal hun eigen verhaal en hun eigen redenen om in Nederland te zijn. Mensen die onze huizen schoonmaken, de afwas doen in de spoelkeukens van restaurants waar wij eten, die in kassen van het Westland werken of als huispersoneel haast gevangen zitten in één van de statige ambassades. Ze maken deel uit van onze samenleving, maar toch ook weer niet. Want wie geen verblijfspapieren heeft, is ‘niet rechthebbend’ en kan nergens aanspraak op maken.
‘Maar als deze mensen geen deel zijn van de samenleving, waar zijn ze dan wel?’ Met die vraag trapte Erik Borgman in oktober 2022 zijn toespraak af bij de opening van de nieuwe locatie. Hij noemde het Wereldhuis een ‘bouwplaats van de samenleving’. Als er een plek is waar ieder mens gezien kan worden, bouw je aan een nieuwe inclusieve samenleving. De gemeenschap die op en rond zo’n bouwplaats ontstaat en langzaam verder groeit, heeft uiteindelijk andere regels nodig en zal uiteindelijk ook leiden tot de opstelling van nieuw recht, aldus Borgman.
Ons wordt gevraagd de vreemdeling lief te hebben – de hevigste toespitsing van de Bijbelse levensleer
Als ik op een doordeweekse dag bij ons Wereldhuis binnenloop, is al snel de eerste vraag of ik blijf eten. De gastvrijheid in dit Wereldhuis wordt voor een belangrijk deel verzorgd door mensen zonder papieren. Zij helpen mee om deze plek draaiend te houden. Ze zijn vrijwilliger bij de spreekuren, helpen met schoonmaken en altijd wordt er gekookt voor de mensen die aan komen lopen. Welbeschouwd zijn zij dus degenen die mij herbergzaamheid bieden.
En is dat niet een glimp van het geheim: dat herbergzaamheid niet goed kan worden begrensd of verdeeld, maar des te beter wordt gedeeld en verbreed? Wie is hier nu bij wie te gast? Wie leert hier nu aan wie wat gastvrijheid is? Het is mijn diepste overtuiging dat uitgerekend op zo’n plek als deze niet alleen de herbergzaamheid van Den Haag op het spel staat, maar ook de toekomst van deze stad als stad van vrede en recht. En van vreugde.
Derk Stegeman is predikant van de Protestantse Gemeente in Den Haag en directeur van Stek, stichting voor stad en kerk (www.stekdenhaag.nl).