De verborgen behoeften van de predikant
Een predikant heeft een stevig ego nodig, stelt Theo Witkamp. Wat zijn de valkuilen die haar of hem onvrij kunnen maken in het werk?
Het predikantschap is een mooi vak, maar de verkeerde mensen worden het.’ Dit schreef de godsdienstpsycholoog Rein Nauta ooit. Hij bedoelde daarmee dat er nogal wat predikanten zijn die in hun werk hun eigen verborgen psychische behoeften bevredigen. Daardoor zijn ze te onvrij om het beroep met vrucht te kunnen uitoefenen. Waar gaat het dan om?
Eenzaamheid en uitverkiezing
Er zijn bijvoorbeeld nogal wat predikanten die vroeger op school gepest zijn. Ze kennen de ervaring van apart te staan, van afzijdigheid en isolement. Het ambt kan dan functioneren als een bijzondere uitverkiezing die (vaak onbewust) beleefd wordt in direct vervolg op hetzelfde gevoel van vroeger van apart te staan.
Het ambt versterkt de aparte status en het oude emotionele tekort wordt omgezet in overvloed. De eenzaamheid van het schoolplein wordt getransformeerd tot de bestemming van het bestaan.
Dienstbaarheid en waardering
Een ander voorbeeld. Onder predikanten (net zoals trouwens onder andere hulpverleners) komen nogal wat mensen voor die zelf vroeger emotioneel tekortgekomen zijn, thuis of elders. Denk aan parentificatie. Met parentificatie wordt bedoeld dat een kind op oneigenlijke wijze verantwoordelijk wordt (gemaakt) voor het welbevinden van de ouders. Kinderen nemen dan te snel te veel taken van de ouders over.
Het kind wordt zo te snel oud en komt zelf emotioneel tekort. Dit kan soms niet te voorkomen zijn, zoals wanneer een van de ouders overlijdt, maar het heeft wel een prijs. Het kan namelijk een impact hebben op de hechting en de verhouding tot de ander bepalen. Het is wat men wel noemt het drama van het begaafde kind (Alice Miller).
Minderwaardig zondaar maar toch een die Gods woord spreekt
Het kind voelt de behoeften van de ouders (moeder / vader) aan en schuift de eigen behoeften opzij om aan die van haar of hem te voldoen. Dit patroon kan zich heel gemakkelijk herhalen in het werk van predikant.
Door anderen te helpen stapt deze in een patroon dat zij of hij kent en hoopt stilletjes zo veel waardering te ontvangen dat het emotionele tekort opgevuld wordt.
Het zijn mensen met een grote inzet, ze willen helpen zonder duidelijke afgrenzing en ze vertonen aangepast gedrag (iedereen te vriend willen houden). Ze zijn sterk in bemiddelen waarbij ze zelf op de achtergrond kunnen blijven, maar ook kwetsbaar bij conflicten. Want oude angsten en mechanismen steken gemakkelijk de kop op, zoals: ik moet extra hard werken (dienen) om te verdienen dat ze me accepteren. Echt leiderschap, waarbij men emotioneel sterk in eigen schoenen moet staan, is moeilijk.
Minderwaardigheid en bewondering
Een derde voorbeeld. Er lopen onder predikanten ook narcistische mensen rond. Er is een gezond narcisme, dat betrekking heeft op zelfrespect en zelfwaardering en dat juist nodig is. Maar er is ook een ongezonde vorm van en zelfs een pathologische (de narcistische persoonlijkheidsstoornis). Dan gaat het om een zeer dringende behoefte aan bewondering en overdreven grote aandacht voor zichzelf.
Men kan geen kritiek velen. Er is sprake van een overdreven gevoel van eigenwaarde en van weinig inlevingsvermogen. Eronder zit paradoxaal genoeg juist een gevoel van minderwaardigheid en een laag zelfbeeld. Dit is echter zo pijnlijk en onverdragelijk, dat het verdrongen wordt en omgezet in een gevoel van superioriteit.
Dit kan zich onder predikanten gemakkelijk verbinden met enerzijds het besef een minderwaardig zondaar te zijn, maar anderzijds toch wel een die Gods woord spreekt en daarom bewondering en respect verdient. (Het gaat dan meestal om mannen. Narcisme bij vrouwen zal wellicht eerder de vorm van zuigende aandacht voor de eigen persoon krijgen.) Praktisch gezien betekent dit dat het gevaarlijk kan zijn om predikant te worden wanneer je een erg hoog of een erg laag zelfbeeld hebt.
Erkenning organiseren
Een andere belangrijke menselijke behoefte is die aan erkenning. Je kunt bijvoorbeeld dominee willen worden om erkenning te krijgen van je ouders of omdat je veronderstelt dat dit je erkenning zal opleveren. Behoefte aan erkenning hebben we allemaal en er is niets mis mee, integendeel, we kunnen niet zonder.
Bij het vak van predikant, waar automatisch iets van eenzaamheid bij hoort, moet je het zelfs een beetje organiseren door in de kerkenraad aandacht te vragen voor wat je doet en om feedback te vragen. Dat versterkt de gezamenlijke verantwoordelijkheid en haalt de predikant een beetje uit zijn of haar solitaire positie. Als de behoefte aan erkenning echter de verborgen dominante drive is, maakt zij onvrij en belemmert ze de predikant om er voor de gemeente te zijn.
Zelfreflectie
Moeten dan alleen psychisch gezonde mensen predikant worden? Een gezonde geest helpt beslist en de hardware doet ertoe. Tegelijk zijn we ook allemaal kwakkelende mensen en de rugzakjes die we meeslepen, kiezen we niet zelf.
God heeft de Leviathan gemaakt om mee te spelen
Wat allereerst van belang is, is dat iemand die predikant wil worden, bereid en in staat moet zijn om naar zichzelf te kijken. Het vereist een (soms moeizaam) proces van zelfreflectie om inzicht in de eigen persoon te verwerven. Daarbij hoort onlosmakelijk dat hij of zij feedback kan horen en er iets mee kan doen.
Willen predikanten geen belemmering maar een hulp zijn voor de mensen en de gemeenten in het zoeken naar en de omgang met God, dan is het niet nodig dat zij geen handicaps hebben. Wel is nodig dat zij weten welke dat zijn en welke gevolgen deze (kunnen) hebben voor anderen.
Het roept soms wel angst op wanneer je je op deze weg begeeft, want welke monsters zullen er dan uit de krochten van je eigen ziel opdoemen? Maar wie dit aandurft, zal merken dat deze angst zelden gegrond is en zal herinnerd worden aan het woord uit Psalm 104 dat de Heer de Leviathan gemaakt heeft om ermee te spelen. Dat geeft lucht.
Om dit te zien en genezing te ontvangen is er soms wel therapie nodig. En dan kan het gebeuren dat je aanvankelijke zwakte je kracht wordt en je kracht je zwakte.
Kortom, wil je als predikant vruchtbaar kunnen werken, dan heb je wel een redelijk stevig ego nodig. Je moet immers geen slaaf zijn, niet van anderen, noch van de eigen verborgen drijfveren. Een goede predikant wil graag vrij zijn.
Theo (Dr. L.T.) Witkamp is emeritus Hoofd van het Centrum voor Beroepsvorming en Spiritualiteit van de Protestantse Theologische Universiteit.