Een bescheiden hoera
Het geboorteverhaal van Jezus klinkt weinig glorieus. Het is een armoedige bedoening. Geen paleis in de hoofdstad als geboorteplek, geen bedje maar een voederbak. Geen beroemde of hoogstaande ouders.
De zoon van God wordt geboren in een stal. De omstandigheden zijn niet optimaal. Niks-aan pracht-en-praal. Zo gaat het verhaal. God is heel bescheiden. Zo lijkt het. Maar is dat wel zo? Wordt het niet juist doordat het zo bescheiden lijkt, iets ongekends en groots? Getuigt die geboorte van de zoon van God daarmee alsnog, via een handig omweggetje, van iets glorieus? En is deze bescheidenheid een middel om iets anders tot uitdrukking te brengen?
Een extra koekje
‘Hee jongen, neem toch een koekje. Iedereen heeft al. Je bent altijd zo bescheiden. Toe maar. Neem er nog maar één.’ Soms is het handig om jezelf juist niet op de voorgrond te zetten. Toen ik een klein jongetje was, had ik ontdekt dat het best handig was om niet als eerste een koekje te pakken bij opa en oma. Dat had dubbel resultaat: ik werd gezien en gewaardeerd, en zelfs geprezen om mijn bescheidenheid. En de volgende keer kon ik als eerste een koek van de schaal kiezen (eerste keus, de lekkerste) of ik kreeg zelfs een extra koekje. Maar het voelde ook ongemakkelijk. Omdat ik eigenlijk van mijzelf vond dat ik helemaal niet bescheiden was. Mijn bescheidenheid was een middel om een doel te bereiken (gezien en geprezen worden, een extra koekje). In feite was ik helemaal niet bescheiden. En daarmee was het een soort valse bescheidenheid. Ik was uit op winst. Ik werd er beter van.
Valse bescheidenheid kun je ook als gelovige hebben. In de Bijbel worden verschillende vormen van valse geloofsbescheidenheid geduid. Bijvoorbeeld als het in de evangeliën over vasten en bidden gaat. Dan maakt Jezus duidelijk dat het er in de kern niet om gaat, dat precies volgens de regels en heel opzichtig te doen. Het ‘goede’ bidden en vasten volgens de regels is geen doel op zich. En bescheidenheid ook niet. Dat je publiekelijk en opzichtig laat zien hoe goed je iets doet is juist een teken dat je eigenlijk niet helemaal hebt begrepen waar het om gaat.
Als in een spiegel
De Bijbel is als het ware een spiegel, die iets zegt over hoe God is, én mensen zijn. Immers: De mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Dus wil ik u de kwestie voorleggen: zou mijn eigen manier van bescheiden zijn om er zelf beter van te worden (een extra koekje te krijgen) of valse geloofsbescheidenheid (opzichtig bidden en vasten) wellicht ook iets kunnen zeggen over God? Scherper: dat God zichzelf in feite opzichtig glorieus op de kaart zet, juist door die bescheiden geboorteplek en de bescheiden omstandigheden?
Onrustig
God heeft al dat wereldlijke machtsvertoon niet nodig, blijkt uit het geboorteverhaal. God is zo groot, dat het grootse van God ook zonder dit grootse kan. Maar wordt het zo niet juist extra glorieus?
Door die glans van bescheidenheid? Is dat niet wat mensen ook ietwat onrustig maakt ten opzichte van het Heilige, onrustig ook ten opzichte van God? Het dubbele, tegenstrijdige in dit geboorteverhaal: is God nou bescheiden of niet? Of zijn bescheiden omstandigheden eigenlijk een middel om zijn glorie extra kracht bij te zetten?
In het licht van die dubbelheid lijkt het me gepast om een welgemeend en vreugdevol, maar ook oprecht bescheiden en niet te triomfantelijk geloofs-‘hoera’ te laten klinken!