Gaan of blijven?
Ze schrikt als ze het zichzelf hoort zeggen: ‘Hoe lang nog?’ Ze is er het type niet naar om te klagen. Niet klagen, maar dragen, heeft ze altijd geleerd, en bidden om kracht. Gewoon doorgaan, vooruit kijken en doen wat je hand vindt om te doen. Zo staat ze in het leven.
Ze telt haar zegeningen, gelukkig kán ze voor mensen klaar staan. Ze doet het graag, ze kan het goed en ze is er van overtuigd dat het een van de belangrijkste dingen in het leven is: zorgen voor de ander. Zo leeft ze haar geloof.
Haar vader kreeg dementie, ruim 10 jaar geleden. Haar moeder zorgde voor hem, zo goed en zo kwaad als het ging. Haar moeder vroeg haar steeds vaker om hulp: even mee naar de huisarts, naar de tandarts, kleding kopen, een boodschap doen. Moeder kreeg zelf klachten, thuiszorg was niet altijd beschikbaar. Natuurlijk wilde ze graag helpen: het zijn je ouders, ze hebben altijd voor jou gezorgd.
Waar waren zij?
Ze hadden nooit zo’n heel goede band. Haar ouders leefden een heel ander leven dan zij, begrepen haar niet goed. Ze zei tegen zichzelf dat het eigenlijk wel mooi was dat ze de laatste jaren dichter naar elkaar toegroeiden. Maar was dat ook zo? Ging het ooit over haar?
Waar waren zij toen zij met twee kleine kinderen alleen kwam te staan? Toen zij hulp nodig had? Al was het alleen maar iemand die even naar haar zou luisteren, die even op de kinderen zou passen. Als ze eerlijk is, stak dat weleens en de laatste tijd steekt het steeds vaker.
Nee, zo wil ze niet denken. Zij is er voor hen, ze moet haar handelen niet laten bepalen door het verleden.
Vanzelfsprekend
Vader woont nu in een zorginstelling. Ze dacht dat het dan wat rustiger zou worden. Maar evengoed vraagt het veel. Ze brengt moeder naar hem toe. Ze zorgt voor de was, de boodschappen, maakt afspraken met de zorg. Het weekend houdt ze vrij voor de kinderen, die studeren en thuiskomen met was en verhalen.
Steeds vaker voelt ze bitterheid opkomen. Soms zou ze het liefst het bijltje erbij neergooien. Gewoon zeggen dat ze het niet meer doet. De vanzelfsprekendheid waarmee haar hulp wordt aanvaard, breekt haar op. Bovendien: waarom doet haar broer niets voor hun ouders? Hij heeft wél zijn conclusies getrokken en kan daarmee leven.
De tijdschriften die ze leest, staan er vol mee. Je eigen grenzen aangeven, goed voor jezelf zorgen. Zelfs in de kerkdienst hoort ze het: je naaste liefhebben als jezelf betekent ook jezelf liefhebben. Maar hoe doe je dat in deze situatie? ‘Gaan’, haar ouders niet meer helpen, is toch geen reële optie? Maar blijven? Hoe dan? En hoe lang nog?
Tanja Viveen-Molenaar is geestelijk verzorger bij Vivium Zorggroep, verhalenverteller en redactielid van Open Deur.