Grenzen aan de zin van werk
Wat betekent ons werk, betaald of als vrijwilliger, voor ons? Heel veel, zult u zeggen en blijkt uit onderzoek. Wat zijn de gevolgen als uw werk wegvalt? Misschien wel meer nog dan u nu kunt bedenken. Tijd om – als kerken bijvoorbeeld – over de toekomst van werk, vrijwilligerswerk, mantelzorg e.d. in relatie tot ons mensbeeld goed na te denken.
Ik werk dus ik ben…
Anno 2023 is betaald werk voor veel mensen bepalend voor hun identiteit. ‘Wie bent u?’ ‘Gaat het goed met u?’ ‘Wat doet u?’ Grote kans dat u uw werk ter sprake brengt bij het beantwoorden van deze vragen. En dat is ook niet zo gek. Bijna 10 miljoen mensen hebben betaald werk in Nederland. Dat is driekwart van alle 15- tot 75-jarigen (CBS, 2023). Dit aantal neemt kwartaal op kwartaal toe. En deze werkenden besteden een groot deel van hun tijd aan werk. Hoewel we de afgelopen eeuw wel minder zijn gaan werken, is acht uur werk per dag nog steeds voor velen de norm. De meeste mensen werken ook niet alleen voor het geld. Iets kunnen betekenen voor de wereld, onder de mensen zijn en persoonlijke groei zijn eveneens belangrijk. Ook na het pensioen. En zelfs als er minder of helemaal geen salaris tegenover zou staan.
Betaald werk bepaalt onze identiteit én geeft allerlei maatschappelijke baten
Daar komt bij dat, maatschappelijk gezien, betaald werk beschouwd wordt als iets belangrijks. ‘Werk, werk, werk’: vrijwel elk kabinet maakte er de afgelopen decennia een speerpunt van. En niet alleen in tijden van hoge werkloosheid maar ook, zoals nu, in tijden van arbeidsmarktkrapte. De leidende sociale norm schrijft voor dat mensen die mee kunnen doen, ook werkelijk meedoen op de arbeidsmarkt. Dat zij investeren in zichzelf en een leven lang leren. Voor mannen én vrouwen. Voor mensen met én zonder een arbeidsbeperking. Voor nieuwkomers én voor mensen die hier al lange tijd wonen. Voor jongeren én ouderen. Voor praktisch én theoretisch geschoolden.
Werk hangt samen met allerlei maatschappelijke baten. Wie werk heeft, hoeft bijvoorbeeld niet onderhouden te worden door de staat, de kerk of door naasten. En verder: via belasting op werk kunnen we voorzieningen als onderwijs en sociale zekerheid realiseren. Een derde baat is sociaal van aard. Via werk komen mensen in contact met anderen en moeten zij samenwerken; niet alleen in hun eigen kringetje maar ook daarbuiten. Op het werk worden verschillen overbrugd, vrijwillig of noodgedwongen. Mensen zetten zich in voor iets gezamenlijks, het persoonlijke overstijgend. En ten slotte: via het werk kunnen mensen betekenis geven aan of zin ervaren in hun leven. Werk kan richting geven, doel en waarde.
Als mensen zingeving kunnen ervaren in het werk blijkt dat tot meer productiviteit, welvaart en gezondheid te leiden (Versantvoort, Zin verzoet de arbeid, 2022). Al deze positieve kenmerken ten spijt: zitten er ook schaduwkanten of grenzen aan de nadruk op betaald werk in onze huidige samenleving? Aan het streven naar steeds meer – maatschappelijk en persoonlijk? Aan werk als route naar zelfverwezenlijking en aan werk als zingevingssysteem? In deze bijdrage ga ik in op een viertal van die grenzen. En stel ik dat we met elkaar het gesprek zouden moeten voeren over de houdbaarheid van het huidige systeem van werken, leren en zorgen, én nadenken over alternatieven.
Mensen met arbeidsbeperkingen, werklozen én jongeren hebben meer mentale problemen dan werkenden
Sterke sociale normen ten aanzien van betaald werk leiden tot meer depressie
Allereerst: de sociale norm dat meedoen op de arbeidsmarkt en carrière maken ‘hoort’ is niet zonder risico’s. Deze lokt depressie uit bij mensen die om welke reden dan ook niet (meer) aan deze norm kunnen voldoen. Mensen met arbeidsbeperkingen en werklozen hebben veel vaker te kampen met mentale problemen dan werkenden. Het verschil is vooral groot in de middelste jaren van het werkende leven, wanneer de meeste mensen werken. Dat herstelt zich later. Als meer leeftijdsgenoten al met (vroeg) pensioen zijn, is het namelijk sociaal meer geaccepteerd om niet te werken.
Opvallend is dat de impact van sociale normen groter is dan die van het volgen van hoger onderwijs als het gaat om de geestelijke gezondheid van mensen. Anders gezegd: hoger onderwijs beschermt tegen mentale problemen, maar kan niet op tegen de (destructieve) kracht van sterke sociale normen.
Niet alleen mensen met een arbeidsbeperking of werklozen kampen met de gevolgen van sterke sociale normen rondom werk, dit geldt ook voor jongeren. De verwachtingen die zijzelf en hun omgeving hebben, zijn torenhoog. Eén op de vijf jonge werkenden heeft inmiddels te kampen met burn-outachtige verschijnselen en dit aandeel stijgt jaar op jaar. Toenemende werken prestatiedruk, vervaging van grenzen tussen werk en privé, en de angst het verkeerde te kiezen liggen hieraan ten grondslag.
Eén op de vier werkenden twijfelt of zijn/ haar baan eigenlijk geen onzinbaan is
Verlies aan zingeving door hyperspecialisatie en onzinbanen
Ten tweede: doorgaande specialisatie. De moderne, hoogtechnologische arbeidsmarkt is gebaseerd op arbeidsdeling en hyperspecialisatie. Werk dat voorheen door één persoon werd uitgevoerd, wordt nu in kleinere, meer specialistische stukjes opgedeeld. Alles voor de efficiëntie. Werkenden zijn daardoor verantwoordelijk voor een relatief afgebakende taak in een veel groter proces. Het maakt vaak niet uit waar die werkenden zich bevinden. Denk aan de zorg voor een patiënt met meerdere aandoeningen. Voor elke aandoening heeft deze patiënt vaak een andere behandelaar. Of denk aan de productie van een auto. De onderdelen daarvoor worden los van elkaar gefabriceerd over de hele wereld. Of neem de hyperspecialisatie in de wetenschap als voorwaarde om je als wetenschapper staande te houden.
Doorgaande specialisatie heeft een keerzijde. Werkenden verliezen door de eenzijdigheid en opdeling van taken eerder de verbinding met het grotere verband. Hun overzicht verdwijnt. Ze zijn zich daardoor vaak niet meer bewust van het (maatschappelijke) doel van hun bijdrage. Dit zet het kunnen ervaren van zingeving op en via het werk onder druk. Hiervoor moet namelijk de relatie met het hogere doel duidelijk zijn en ook zo gevoeld worden. Als dit ontbreekt, vormt het een risico voor motivatie, productiviteit en gezondheid. En zien mensen hun werk eerder als een onzinbaan of bullshitjob. Eén op de vier werkenden in Nederland twijfelt of zijn/haar baan eigenlijk geen onzinbaan is.
Risico’s van betaald werk als leidend zingevingssysteem
Voor veel mensen is werk het leidende zingevingssysteem geworden. Waar vroeger ‘de kerk’ voorschreef hoe we dienden te leven, doet ‘het werk’ dat tegenwoordig. Een baan geeft een taak om uit te voeren, regels waar we ons aan moeten houden, contacten met anderen en een plek om naartoe te gaan. Daarmee zorgt het voor betekenis, richting en inbedding.
Tegelijk voelen we ons vaak innerlijk onder spanning staan als het gaat om het werk. Voor het kunnen ervaren van zin is verbondenheid met onze diepere waarden belangrijk. En juist die verbondenheid is niet altijd gegarandeerd. Als mensen zich oneerlijk of onrechtvaardig behandeld voelen bijvoorbeeld. Of zich niet gehoord voelen, op waarde geschat of serieus genomen. Als mensen gepest worden of het idee hebben dat zij over (ethische) grenzen moeten gaan waar ze niet over willen gaan: in elk van deze gevallen is sprake van zinondermijning. Het werk geeft dan geen zin maar breekt die zin af. Met alle negatieve gevolgen voor gezondheid en welzijn van dien. Een derde grens is daarom die van werk als zinverschaffer of betekenisgever; van werk als zingevingssysteem. Wanneer werk het leidende zingevingssysteem is, veroorzaakt verlies van werk eerder een existentiële crisis. Een arbeidsmarkt die onvoldoende bescherming biedt (tegen onrecht of uitbuiting bijvoorbeeld) vormt daarbij een risico voor de kwaliteit van leven van mensen. En de kwaliteit van de samenleving in zijn geheel.
Het aantal mantelzorgers zal afnemen en zelf steeds ouder worden
Meer betaald werk betekent minder mantelzorg en vrijwilligerswerk
Een vierde schaduwkant van de nadruk op werk en arbeidsparticipatie is de ruimte die er overblijft voor mantelzorg en vrijwilligerswerk. Deze activiteiten concurreren met betaald werk, het zijn communicerende vaten. Dat is logisch: het aantal uren in een dag ligt vast. Als mensen zorgen voor een partner of ouder die dementerend is, dan heeft dat gevolgen voor hun inzet op de arbeidsmarkt. En vice versa. De meeste mantelzorg wordt verleend door (oudere) vrouwen die in deeltijd werken of niet participeren op de arbeidsmarkt. Eén op de tien mantelzorgers is reeds ernstig overbelast. Met een groeiende groep ouderen stijgt ook de zorgbehoefte in Nederland. Dit, terwijl het aantal potentiële mantelzorgers per hulpbehoevende de komende decennia sterk af zal nemen (van 5 in de afgelopen jaren naar 3 in 2040 is de verwachting) en de mantelzorger zelf steeds ouder wordt. Met minder zorgpotentieel en tegelijkertijd meer nadruk op voltijdsparticipatie wordt de ruimte die er overblijft om aan de zorgbehoeften in de toekomst te voldoen klein. Om niet te zeggen: zeer klein.
Toekomst van werk is taak voor maatschappelijk middenveld
Wat vertellen deze grenzen ons? Ik denk dat het belangrijk is de discussie over de toekomst van werk breed te voeren. Dit betekent dat deze niet alleen zou moeten gaan over de huidige uitdagingen zoals digitalisering en arbeidsmarktkrapte. Maar dat het ook gaat over de grenzen en de houdbaarheid van de huidige organisatie van betaald en onbetaald werk. En over alternatieven. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor het maatschappelijk middenveld, en dus ook voor u als kerken.
Maatschappelijke organisaties bevinden zich in het hart van de maatschappij. Zij kunnen optreden als krachtige beschermer, tegenmacht of opbouwer. Als spiegel voor de samenleving. Bijvoorbeeld door de maatschappelijke betekenis van vrijwilligerswerk voor het voetlicht te brengen. Of door te wijzen op het belang van hoe je als mens bent, in relatie tot anderen, tot God, en tot de waarden die belangrijk zijn voor je – als het gaat om iemands identiteit. Dat een mens zoveel meer is dan zijn of haar werk.
Maroesjka Versantvoort is bijzonder hoogleraar Arbeid en Zingeving aan de Protestantse Theologische Universiteit en MT-lid van het Sociaal en Cultureel Planbureau.