Groei
Geloofstaal & cultuurtaal
Het woord ‘groeien’ wordt in de geloofstaal dikwijls in verband gebracht met de geestelijke groei van de gelovigen. Een bekende vraag op huisbezoek was of is misschien nog: ‘Is er bij u ook geloofsgroei?’ Dan wordt ‘groeien’ gebruikt in de betekenis van verrijking of verdieping (van het geloof). Zo kan er ook sprake zijn van groei in zondekennis. We komen het woord ook tegen in de literatuur over gemeenteopbouw. We spreken over gemeen-tegroei. Tegenwoordig is er in allerlei kerken veel aandacht voor ‘groeigroepen’.
In de gewone omgangstaal wordt het werkwoord ‘groeien’ op vele manieren gebruikt. Er kan een toename in lengte mee aangegeven worden: de jongen laat zijn haren groeien. Ook kan er de omvang mee beschreven worden. Het oude dorp is na de oorlog geweldig gegroeid. Ook kan groeien gebruikt worden om de hoogte aan te duiden: de bomen groeien niet tot de hemel. Niet alleen planten, bloemen en bomen groeien, ook de mens kan groeien: in kennis en wijsheid. Dan krijgt groeien meer de betekenis van ontwikkelen. Als er een salarisverhoging heeft plaatsgevonden is er sprake van een groei van het inkomen. Een goede belegger zegt dat zijn kapitaal is gegroeid. Dan wordt met groeien vermeerderen bedoeld. Op een oude kalender, het Kalendarium van koning Antiochus (ongeveer 200 v. C.), wordt het werkwoord ‘groeien’ gebruikt voor het wassen van de maan en het opkomen van de zon. Het Latijnse werkwoord voor groeien is augere dat onder andere betekent ’tot aanzien komen’. Het woord augustus in de betekenis van eerbiedwaardig, verheven is er van afgeleid. Sinds de jaren zestig is ‘groei’ in de zin van zelfontplooiing een veelgebruikt woord in allerlei therapieën en therapeutische stromingen. Niet zelden gaat men daarbij uit van een humanistische mensvisie.
Woorden
Aan het in Nederlandse bijbelvertalingen gebruikte woord ‘groeien’ ligt in het Oude Testament het Hebreeuwse woord para ten grondslag. Wat betreft het Nieuwe Testament is ‘groeien’ de vertaling van auxanein/ auxein. Het woord is nauw verwant met plèt-hunein dat vooral een groei in aantal tot uitdrukking wil brengen. In de antieke Griekse wereld wordt het woord ‘groeien’ gebruikt voor natuurlijke groei. In het bijbelse spraakgebruik wordt met ‘groeien’ zowel natuurlijke groei als geestelijke groei beschreven.
Betekenis in context
Oude Testament
Natuurlijke groei
In het Oude Testament wordt vooral over natuurlijke groei gesproken. In het boek Job vraagt Bildad, een van Jobs vrienden zich af: ‘Schiet de bieze (nbv: papyrus) op, waar geen moeras is? Groeit het oevergras, waar geen water is?’ (Job 8:11). Hier gaat het over het groeien van planten. In Genesis 17:10 wordt van Ismaël gezegd dat hij tot een groot volk zal uitgroeien. Hetzelfde wordt in Genesis 35:11 van Jakob gezegd. De profeet Jeremia herhaalt nog eens de belofte van het groeienwanneer het trouweloze volk zich bekeert (Jer. 3:16; 23: 3). Met nadruk wordt telkens gezegd dat het God is die het volk doet groeien.
Het geestelijke groeiproces
In Exodus 1:7 wordt verteld dat de Israëlieten vruchtbaar waren en zich snel uitbreidden; zij vermenigvuldigden zich en werden uitermate talrijk. De natuurlijke groei van het volk in Egypte heeft ook theologische betekenis. De belofte die aan de aartsvaders gedaan werd, krijgt hier een aanvankelijke vervulling. In Psalm 92 wordt het geestelijke groeiproces beeldend beschreven. De rechtvaardigen groeien als een palmboom. Ze schieten op als een ceder van de Libanon (Ps. 92:13). De dadelpalm die rijk is aan vruchten en de altijd groene ceder zijn beelden van de gelovigen. Want God heeft ze zelf geplant en nog wel in het huis des Heren (Ps. 92:14). Het is de Here die hen zo prachtig doet groeien en tot in de grijsheid nog vruchten doet dragen. Voorwaarde voor geestelijke groei is om in gemeenschap met de Here te leven. Zoals de aarde haar gewas voortbrengt, zo zal de Here bij zijn volk gerechtigheid en lof doen groeien voor het oog van alle volken (Jes. 61:11). Helaas groeien de goddelozen ook. Ze spruiten uit (letterlijk: ze groeien) als het groene kruid (Ps. 92:8). Er is bij hen geen vrucht en ook geen toekomst. Ze zijn als kaf dat de wind verstrooit (Ps. 1:4).
Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament wordt tweeëntwintig keer over ‘groeien’ gesproken. Het woord wordt zowel voor natuurlijke groei als voor geestelijke groei gebruikt. In zijn evangelieverhaal gebruikt Lucas dit woord zowel met betrekking tot de lichamelijke als tot de geestelijke groei. Over Johannes de Doper zegt de evangelist dat ‘het kind opgroeide en gesterkt werd door de Geest’ (Luc. 1:80); van Jezus zegt hij: ‘Het kind groeide op en werd krachtig en werd vervuld met wijsheid en de genade Gods was op Hem’ (2:40; zie ook vs. 52). De woorden die Lucas gebruikt, laten zien dat hij naast de overeenkomst ook het meerdere van Jezus als de Christus ten opzichte van de voorloper Johannes laat uitkomen.
Het onderwijs vanJezus
In zijn onderwijs, dikwijls door middel van gelijkenissen, gebruikt Jezus het beeld van zaad dat groeit. Met de gelijkenis van de zaaier (Mat. 13:1-8) wijst Jezus op de schijnbare zwakheid en tegelijk op de wezenlijke kracht van het Koninkrijk van God. Het zaad komt op, groeit en draagt vrucht, dertig-, zestig- en honderdvoudig (Mar. 4:8). In de gelijkenis van het mosterdzaad (Mat. 13:32) laat Jezus zijn leerlingen zien dat ze zich niet moeten verkijken op het onaanzienlijke begin van zijn Rijk. Zoals een klein mosterdzaadje kan uitgroeien tot een hoogte van tweeënenhalf tot drie meter, zo zal zijn Rijk zich ook eens onvoorstelbaar uitbreiden.
In de gelijkenis van het vanzelf groeiende zaad (Mar. 4:26-29) beschrijft Jezus met een bekend beeld uit het landbouwbedrijf hoe op de akker het proces van het begin tot het einde, van zaaitijd tot oogsttijd verloopt. In de grond waar gezaaid is, vindt ontkieming en ontluiking plaats waarvan de boer geen besef heeft. Er is sprake van een mysterie. Het zaad ontkiemt en groeit. De grond brengt vanzelf vrucht voort. In het Grieks staat automate, automatisch. Dit woord ‘automatisch’ wijst op een daad van God. Dit geldt voor het werk in de natuur, maar ook voor het werk in het Koninkrijk van God. Het is de Heilige Geest die het zaad van het Woord in het hart doet groeien.
Naast de groei van de rechtvaardigen is er ookde groei van de goddelozen (Mat. 13:24-30; 3643). Het is de duivel die op de akker van de wereld onkruid zaait. Zo groeien er goddelozen. Hun leven is zonder vrucht.
Het onderwijs van Lucas
De evangelist Lucas besteedt in zijn tweede boek veel aandacht aan de voortgang van het evangelie. Hij tekent de groei en de uitbreiding van de gemeente (Hand. 2:41; 6:1, 7) als de definitieve vervulling van de belofte aan de aartsvaders inzake de groei van het volk van God (Gen. 35:11; 47:27; Ex. 1:7). Opvallend is de wijze waarop Lucas de groei verwoordt. Hij schrijft de groei van het geloof en de uitbreiding van de gemeente toe aan de groeikracht van het Woord. De kerk groeit, omdat het woord groeit (Hand. 6:7; 12:24; 19:20). Met ‘woord van God’ bedoelt Lucas de prediking van het evangelie (8:25) en het geloofsgetuignis (4:31). De verkondiging van het evangelie heeft zoveel groeikracht dat het de kerk laat groeien zowel kwalitatief als kwantitatief: in geloofsopbouw en in aantal.
Het onderwijs van Paulus
In de brieven van Paulus aan de Romeinen en Galaten komt het woord ‘groeien’ niet voor. In andere brieven schrijft Paulus wel over ‘groeien’. Bij deze apostel is bijvoorbeeld in zijn eerste brief aan de Korintiërs het groeien sterk betrokken op de kerk. Het is God die de gemeente doet groeien (1 Kor. 3:5-11). Mensen zijn bij deze goddelijke groeiactiviteit wel betrokken; Paulus plant en Apollos maakt wat geplant is nat, maar God alleen kan het doen groeien (1 Kor. 3:6).
Wanneer de apostel in zijn brief aan de Efe-ziërs de groei van de kerk verder gaat uitwerken dan maakt hij gebruik van twee beelden. Hij vergelijkt de kerk met een gebouw (Ef. 2:21) en met een lichaam (Ef. 4:11, 15). De gelovigen van joodse en heidense afkomst vormen samen een gebouw dat gebouwd is op een hechte grondslag. Het is gebouwd op de grondslag van de apostelen en de profeten, terwijl Jezus Christus zelf de hoeksteen is (Ef. 2:20). Het merkwaardige van dit gebouw is dat het zowel kwantitatief als kwalitatief groeit. Met groeien is een groei in aantal bedoeld. Maar tegelijk heeft de apostel ook een innerlijke, geestelijke groei op het oog. Dit groeiproces beschijft Paulus als een proces dat in en vanuit Christus plaatsvindt. In Hem, in Christus groeit het gebouw op tot een tempel (Ef. 2:21). Tegelijk is de Heilige Geest ook bij deze bouwactiviteit betrokken. Het werk van Christus vindt plaats ‘in de Geest’. Christus is door de Heilige Geest bezig om joden en heidenen tot geloof te brengen en hen als bouwstenen in te voegen in de woning van God (Ef. 2:22).
Dit concept van een gebouw correspondeert met een tweede beeld dat de apostel gebruikt, namelijk het beeld van een lichaam dat groeit (Ef. 4:15, 16). Het lichaam ontwikkelt zelf een energieke groei, doordat de kerk haar groeikracht aan Christus ontleent (Ef. 4:16). Tegelijk is het een groei naar Christus toe en dit vindt plaats wanneer in liefde aan de waarheid wordt vastgehouden. Christus is het einddoel van het geestelijke groeiproces (4:15: eis auton), maar ook het vertrekpunt (4:16: ex hou).
Volgens Paulus’ brief aan de Kolossenzen brengt God dit groeiproces op gang door de verkondiging van het evangelie (Kol. 1:6). Tegelijkertijd komt er dan nog een nieuw aspect van deze geestelijke groei aan de orde. Het groeien is ook een groei in de kennis van God (Kol. 1:10). Dit kennen is een ware kennis van zijn wil, wat samen gaat met alle wijsheid en geestelijk inzicht (Kol. 1:9, 10).
Het onderwijs van Petrus
Bij deze groei in geloofskennis sluit de apostel Petrus aan in zijn tweede brief. Het kennen van Christus is het thema van de brief. De gelovigen moeten deze kennis vermeerderen en erin groeien (2 Petr. 1:5-7; 2:20; 3:18). We leren iemand beter kennen door veel met hem om te gaan. Zo leren we Christus beter kennen door een leven van gebed en een leven dichtbij de Bijbel.
Hierbij is het ook belangrijk er op te letten dat groeien in de genade en de kennis van Christus tegelijk ook een verdieping van zondekennis is.
Kern
In verband met allerlei therapieën en therapeutische stromingen is het van belang erop te letten dat er een diepgaand verschil is tussen de seculaire opvatting over ‘groeien’ en de bijbelse. De geestelijke groei kan niet vanuit de mens plaatsvinden, maar alleen door Christus en de Geest. Terwijl in allerlei concepten van zelfverwerkelijking groei verbonden is met het menselijke streven naar meer en hoger, is er in de Bijbel sprake van een groei door te sterven (vgl. Joh. 12:24). De uitdaging voor de christelijke gemeente is enerzijds recht te doen aan het verlangen naar groei en anderzijds het eigene te laten zien, namelijk dat groeien in het geloof betekent: minder worden (Joh. 3:30).
Verwijzing
Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: bouwen, gelijkenis, huis, kennis, tempel, wijsheid.