Hebben buitenaardse wezens verzoening nodig?
Speculeren over die vraag is meer dan fantaseren alleen

Verzoening in Christus: het is een centraal thema in de christelijke theologie. Vaak wordt dat benaderd vanuit een menselijk perspectief. Maar wat als ook dieren — en andere bewuste wezens — verantwoordelijkheid dragen? Theoloog Fulco Timmers onderzoekt of het tijd is voor een niet-antropocentrische verzoeningsleer, die ruimte laat voor meer dan alleen de mens. Misschien zelfs voor buitenaards leven.
Zijn wij mensen alleen in het universum? Dat wil zeggen: zijn we de enige zelfbewuste wezens? In menig sciencefictionboek, film, serie of game wordt die vraag ontkennend beantwoord. Het universum wordt daar bevolkt door een meestal breed uitwaaierend spectrum aan zelfbewuste buitenaardse wezens. De enige limiet aan hun variëteit is de fantasie van de schrijvers en, in films, series en games, de technische beperkingen van schmink en CGI. Tegelijk is speculeren over het antwoord op deze vraag niet beperkt tot fantaseren alleen.
Astrobiologie: wetenschappelijk onderzoek naar buitenaards leven
Er wordt ook serieus onderzoek gedaan naar buitenaards leven. Een belangrijke wetenschappelijke discipline hierin is de astrobiologie. Astrobiologen zoeken met behulp van spectrumanalyses naar planeten in andere sterrenstelsels die voldoen aan voorwaarden die — op basis van onze aardse ervaring — noodzakelijk lijken om leven mogelijk te maken. Met diezelfde analyses onderzoeken ze de atmosferen van planeten om te zien of die tekenen vertonen van biologisch leven — bijvoorbeeld doordat er bepaalde stoffen worden aangetroffen die we op aarde alleen kennen als bijproduct van levende organismen.
Ook wordt, opnieuw op basis van wat we op aarde zien, gespeculeerd over hoe buitenaards leven er mogelijk uit zou kunnen zien. Bepaalde voorwaarden die het aardse leven gevormd hebben, zouden immers universeel kunnen zijn — zoals het gegeven dat roofwezens scherpe tanden hebben en zich snel kunnen voortbewegen.

Formules om intelligent leven op te sporen in het universum
Vooralsnog zijn er geen duidelijke sporen van leven gevonden. Wel is er een formule ontwikkeld om te berekenen hoeveel levensvatbare planeten er in het universum zouden kunnen zijn. Zelfs bij een heel voorzichtige inschatting van de parameters levert dat een duizelingwekkend getal op.1
Leven is echter nog niet hetzelfde als intelligent leven. En intelligent leven is weer iets anders dan zelfbewust leven. Wetenschappers nemen aan dat intelligent en zelfbewust leven kan worden opgespoord door het opvangen van signalen die wijzen op een ver ontwikkelde technologische beschaving. Ook voor de kans dat een beschaving zo’n ontwikkeling bereikt, is een formule opgesteld — de zgn. Drake-fomule — opnieuw met onze eigen aarde en de ontwikkeling van de mensheid als maatstaf. Vooralsnog zijn ook zulke signalen niet gevonden.
Hoe ver reikt de verzoening in Christus? Drie reden om de vraag te stellen
En toch: de kans dat er ergens in het universum ander intelligent en zelfbewust leven bestaat, is aanwezig. Misschien wordt er op een dag zelfs contact gelegd met zulke wezens.2 Juist daarom is het zinvol om nu al als theoloog de vraag te stellen: hoe ver reikt de verzoening in Christus? Verlost Christus ook buitenaardse wezens uit de greep van de zonde (om het klassiek dogmatisch te stellen)? Of heeft elke vorm van intelligent en zelfbewust leven een eigen Verlosser? Of hebben zij mogelijk geen verlossing nodig, omdat kwaad en zonde hun vreemd zijn?
Deze vraag alleen stellen vanwege de mogelijkheid dat er buitenaards intelligent en zelfbewust leven bestaat, is misschien wat mager — en voor velen te speculatief.
Er zijn echter twee aanvullende redenen om deze vraag te stellen.
- Onderzoek naar dieren. Steeds meer onderzoek trekt de gedachte in twijfel dat alleen mensen in staat zijn tot bewust en vrij handelen.
- De ontwikkeling van AI. Binnen het veld van AI wordt gespeculeerd over de mogelijkheid dat AI-systemen ooit een vorm van zelfbewustzijn zullen ontwikkelen. Mocht dat gebeuren— iets waarover ondanks de AI-hype veel scepsis bestaat — dan past de vergelijkbare vraag: heeft AI verzoening nodig?
In dit stuk wil ik verkennen of dieren, AI of buitenaardse wezens verzoening nodig hebben — en ik begin bij de meest concrete van deze drie: de dieren.
Zijn dieren moreel verantwoordelijk voor hun daden?
Hebben dieren een eigenstandige verzoening nodig? Dat is een oude theologische vraag, die vaak op antropocentrische wijze is beantwoord.

Een mogelijkheid is te veronderstellen dat dieren op zichzelf geen verzoening nodig hebben, omdat hun gedrag als moreel neutraal wordt gezien. Die veronderstelling hangt samen met een andere: dat alleen mensen bewust en vrij kunnen handelen, en daarom ook verantwoordelijk zijn voor hun gedrag.3
Een verwante gedachte is dat de menselijke zondeval de gehele schepping — inclusief de dieren — in het kwaad heeft gestort. De natuur is dan niet langer moreel neutraal. Je kunt dan wel zeggen dat dieren kwaad doen, maar de verantwoordelijkheid daarvoor ligt uiteindelijk bij de mens.
De verzoening in Christus kan dan ook wel op dieren (en de hele schepping) betrekking hebben, maar slechts in afgeleide zin. De mens blijft centraal staan: doordat het menselijke kwaad wordt verzoend, vindt herstel plaats voor heel de schepping.
Deze gedachtegang laat echter geen ruimte voor de mogelijkheid dat dieren zélf een mate van bewustzijn en vrijheid bezitten, en dus verantwoordelijk gehouden zouden kunnen worden voor hun gedrag — ten goede of ten kwade.
Het bezwaar van de ecotheologie tegen antropocentrisme
In de ecotheologie wordt bezwaar gemaakt tegen dit antropocentrisme. Daar pleit men ervoor oog te hebben voor de waarde van de niet-menselijke schepping en haar eigenstandige relatie tot God. Trees van Montfoort onderbouwt deze insteek uitvoerig in Groene Theologie.
Ook Gijsbert van den Brink en Cees van der Kooi signaleren deze theologische ontwikkeling in hun dogmatiek, maar zien hierin geen “aanleiding om de unieke positie van de mens in de schepping te ontkennen, een ‘hemel voor dieren’ aan te nemen of het beeld Gods ook op dieren van toepassing te verklaren.”4 Opmerkelijk is dat zij dit standpunt niet onderbouwen, terwijl ze zich er wél van bewust zijn dat biologisch onderzoek steeds vaker laat zien dat dieren over vermogens beschikken die tot voor kort als exclusief mens-eigen werden gezien.
Wat kapucijnaapjes ons kunnen leren over verzoening
Een mogelijk bekend voorbeeld is het gevoel van rechtvaardigheid bij een kapucijnaapje, dat woedend wordt wanneer die ziet dat een ander aapje een betere beloning krijgt voor hetzelfde werk.5

Andere voorbeelden zijn vormen van hypes die opkomen, zoals orka’s die zalmhoedjes dragen of kapucijnaapjes die de jongen van brulapen stelen en ronddragen als een soort modeaccessoire.6
Met name dat laatste voorbeeld roept de vraag op naar de mogelijke noodzaak van verzoening voor dieren. Deze kapucijnaapjes lijken het stelen van brulapenjongen namelijk voor de lol te doen — mogelijk uit verveling. Hoewel dierlijk bewustzijn voor ons mensen lastig (zo niet onmogelijk) te peilen is, is hier zeker geen sprake van louter instinctief gedrag. De jongen van de brulapen overleven dit ‘spelletje’ echter niet: ze sterven een langzame hongerdood. Uiteindelijk zou deze kapucijnaapjes-hype zelfs het einde van de plaatselijke brulapenpopulatie kunnen betekenen.
Volstaat het om te zeggen dat dit nu eenmaal de natuur is? Doet zo’n opvatting nog wel recht aan wat we inmiddels beginnen te ontdekken over de vermogens van deze aapjes en andere levensvormen? Kunnen — en willen — we dan nog vasthouden aan het idee van morele neutraliteit van de natuur? Of moeten we erkennen dat sommige dieren blijk geven van bewust en vrij gedrag, en daarmee ook (in zekere mate) morele verantwoordelijkheid dragen?
Pleidooi voor een niet-antropocentrische zonde- en verzoeningsleer
Biedt het verleggen van theologische bakens — van het antropocentrisme naar een eigen (theologische) waardering van de niet-menselijke schepping — niet ook aanleiding tot het ontwikkelen van een niet-antropocentrische zonde- en verzoeningsleer? Misschien is het inderdaad tijd om ook op dat punt het antropocentrisme los te laten.
Dan komt er binnen de eigen relatie die de rest van de schepping tot God heeft, ruimte voor een eigen vorm van vrijheid — en dus ook verantwoordelijkheid. Dat betekent ruimte laten voor het besef dat bijvoorbeeld ook dieren zich bewust tegen hun Schepper kunnen verzetten. En dan niet als gevolg van de menselijke zondeval, maar op een eigen, zelfstandige manier.
Misschien moeten we theologisch veronderstellen dat vrijheid van handelen — dus niet alleen puur instinctief handelen — altijd de mogelijkheid tot kwaad doen in zich draagt. En dat het niet alleen mensen zijn die van die mogelijkheid gebruik maken.
Het verleggen van theologische bakens vraagt misschien ook om een niet-antropocentrische verzoeningsleer
Die theologische koerswijziging lost in zekere zin ook meteen de speculatieve vraag op of intelligent en bewust buitenaards leven verzoening nodig heeft. Hetzelfde geldt voor de even speculatieve vraag of zelfbewuste AI verzoening nodig zou hebben. Het antwoord op beide vragen is dan: waarschijnlijk wel. Dit vanuit de veronderstelling dat wanneer wezens de mogelijkheid hebben om bewust en vrij te handelen, dit ook de mogelijkheid met zich meebrengt die vrijheid aan te wenden om kwaad aan te richten. Of bewuste vrijheid van handelen ook noodzakelijk tot kwaad doen leidt, laat ik hier buiten beschouwing.
Hoe ver reikt de verzoening in Christus? Twee richtingen
De vraag die dan nog rest is of deze verzoening plaatsheeft in Christus.7 Ik zie twee mogelijke richtingen om die vraag te beantwoorden.
Het erkennen van de Bijbel als antropocentrisch boek
De eerste is te erkennen dat de Bijbel nu eenmaal een antropocentrisch boek is, en dus alleen iets zegt over en voor mensen. We zouden dan kunnen aannemen dat andere bewuste en vrije wezens waarschijnlijk ook verzoening nodig hebben, maar dat wij als mensen niet weten hoe dat in zijn werk gaat. We laten dat dan zogezegd tussen God en die andere wezens. Misschien is dat ook wel een passende vorm van bescheidenheid.
Als mensen kunnen we wel nieuwsgierig blijven naar hoe verzoening eruitziet voor andere bewuste en intelligente wezens. Misschien zullen we daar ooit meer over leren — van hén zelf — als het ons lukt om de kloof van onbegrip tussen mens en dier te overbruggen, en zelfs de afstand van ruimte en tijd die ons scheidt van mogelijk ander intelligent leven.

Het verkennen van de universaliteit van de verzoening in Christus
Een andere richting is de reikwijdte van de verzoening in Christus wel te verkennen, bijvoorbeeld door aspecten uit de menselijke verzoeningsleer te abstraheren, die we zien als mogelijk algemeen geldende aspecten. Zo neem ik daar in bovenstaande een voorschot op, door te veronderstellen dat de mogelijkheid om bewust en vrij te handelen een algemeen geldig aspect is, dat altijd de mogelijkheid met zich meebrengt voor een breuk in de relatie met God.8
Wellicht zijn er nog meer aspecten te noemen die in de dogmatiek al uitvoerig binnen de menselijke context zijn onderzocht, en van daaruit breder toepasbaar zouden kunnen worden gemaakt.
Over de auteur
Ds. Fulco Timmersis als predikant verbonden aan de Kloosterkerk in Den Haag. Naast theologie en natuurkunde heeft hij een zwak voor science-fiction.
- Namelijk 10 tot de macht 18 levensvatbare planeten in het zichtbare heelal (cf. U. Walter, Buitenaards Leven, 2002, p. 83). ↩︎
- Naar dat contact wordt nog altijd gezocht in het SETI-project. Er wordt ook volop over gespeculeerd in SF-Films, zoals Close Encounters of the Third Kind (1977), Contact (1997) en Arrival (2016). Ulrich Walter concludeert in zijn overzichtsboek over de mogelijkheid van het bestaan van buitenaards leven dat het vrijwel zeker bestaat, maar het tegelijk uitgesloten lijkt dat er contact gelegd zal worden, vanwege fundamenteel geachte onmogelijkheden om de enorme afstanden tussen planeten met leven te overbruggen (Buitenaards Leven, p. 200). ↩︎
- Zie bijvoorbeeld bij H. Berkhof, Christelijk Geloof, 6e druk (Nijkerk: Callenbach, 1990), 206: “[De mens] erft uit het dierenrijk zijn binding aan een individueel of sociaal territoir, zijn mechanismen van defensie en agressie, zijn individuele of collectieve zelfhandhavingsdrang. Bij het dier is dat alles natuurlijk, moreel neutraal. Maar bij de mens verbindt zich aan deze erfenis een nieuw bezit: de vrijheid. Daarmee wordt hij door God verantwoordelijk gesteld voor de wijze waarmee hij met het geërfde omgaat.”
Zie ook Jacques Schenderling, Mens en dier in theologisch perspectief (Zoetermeer: Meinema, 1999), 176, die deze vrijheid verbindt aan het menselijk taal- en denkvermogen: “Door zijn taal- en denkvermogen kent de mens een vorm van vrijheid die het dier niet kent, namelijk de vrijheid om bij zichzelf verschillende handelingsstrategieën te overwegen.”
In de theologie gaat deze gedachte al lang mee. Zo onderscheidt bijvoorbeeld de Joodse filosoof Philo van Alexandrië in de eerste eeuw n. Chr. op dezelfde manier mensen van alle andere schepsels (Deus 48). Bijbelse passages als Job 39:13-18 en Jona 4:13 lijken te suggereren dat dieren niet moreel verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun gedrag. ↩︎ - G. van den Brink & C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek: een inleiding, Kampen: Kok, 2012, p. 216.
Voor een bespreking van de vraag of ook dieren geschapen zijn naar het beeld van God, zie: E. van Urk-Coster, ‘Created in the Image of God: Both Human and Non-Human Animals?’, in: Theology and Science 19(4), oktober 2021, pp. 343–362. ↩︎ - Zie voor een filmpje van dit experiment van Frans de Waal en Sarah Brosnan. ↩︎
- Nog uitgebreider worden de mentale en wellicht bewuste mogelijkheden van dieren, zoals octopussen, maar ook van planten en bomen beschreven in Philip Ball, The Book of Minds, 2022, pp. 231-266. ↩︎
- In de sciencefictionliteratuur wordt ook over deze vraag gespeculeerd. Een voorbeeld is Spreker voor de doden van Orson Scott Card uit 1986, dat fungeert als een soort case study. In dit boek worden bewuste buitenaardse wezens opgevoerd die het Johannes-evangelie aangeboden krijgen. Het is natuurlijk fictie, maar wat fascineert aan deze verzonnen case, is hoe complex het blijkt te zijn om menselijke en buitenaardse morele kaders op elkaar af te stemmen. Zonder het plot te willen verraden: wat aanvankelijk een gruwelijke moord lijkt, blijkt uiteindelijk in een totaal ander moreel kader te passen. ↩︎
- Er zijn immers Bijbelse passages waarin alles wat bestaat gedacht wordt in Christus met God verzoend te zijn — zie bijvoorbeeld Kolossenzen 1:15–20. In samenhang daarmee benadrukt de theologie dat het niet bepaalde eigenschappen zijn die mensen in een bijzondere verbondsrelatie tot God plaatsen, maar het verkiezend handelen van God. Zie bijvoorbeeld Schenderling (1999), p. 175, en de weergave van David Cloughs positie in het artikel van Eva van Urk-Coster (Van Urk-Coster, 2021, p. 348): “In the second argument, Clough proposes that just like the particular period of time, geographical location and male gender of Jesus’s life are of no relevance to the scope of salvation, the specific creature into which Christ incarnated also does not connote any limitations.” ↩︎