Hedendaagse wetenschap en het lezen van de bijbel
Een lastige en taaie tegenstelling: geloof en Bijbel tegenover wetenschappelijke kennis en inzichten. We herinneren ons allemaal de discussies, fel en soms ook echt scheidend. Hoe is de verhouding vandaag? Hier een rustige en weloverwogen stap-voor-stap benadering… die Bijbel en wetenschap elk in hun waarde laat.
We leven vandaag in een cultuur die sterk gestempeld is door wetenschap en techniek. Onze overgrootouders zouden zich verbazen over de levensstijl die we ermee hebben kunnen opbouwen. Door deze nog altijd doorgaande ontwikkelingen (denk ook aan de snelle opkomst van kunstmatige intelligentie) zijn we steeds verder bij de wereld van de Bijbel vandaan gegroeid.
Eind 19e eeuw werd het voor het eerst ‘oorlog’ tussen geloof en wetenschap
Voor veel mensen is het dan ook duidelijk: de Bijbel heeft haar tijd gehad en vandaag leven we bij het licht van de wetenschap. Anderen maken juist de omgekeerde keuze, en schakelen bij het lezen van de Bijbel hun verstand het liefst uit. Gewoon lezen wat er staat en daar geen vragen bij stellen, is hun parool. Alsof we moeten kiezen tussen Bijbel en wetenschap. Maar kunnen die twee misschien ook samengaan? Kan de wetenschap ons wellicht zelfs helpen bij het lezen van de Bijbel?
Conflictmodel
Gek genoeg is het algemene idee dat Bijbel en wetenschap met elkaar in conflict zijn nog niet zo heel oud. We kunnen het zelfs tamelijk precies dateren: het ontstond in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Toen werd het voor het eerst bon-ton om te spreken over een ‘oorlog’ tussen geloof en wetenschap. Vóór die tijd gebeurde dat nauwelijks. Er werd juist veel positiever aangekeken tegen de verhouding van geloof en wetenschap. Kennis uit de Bijbel en kennis uit de natuur werden geacht elkaar harmonisch aan te vullen. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) spreekt bijvoorbeeld over de schepping als het eerste boek van God en de Bijbel als het tweede. Terwijl de schepping al ‘een prachtig boek’ is, dat naar God verwijst, leren we in de Heilige Schrift God nog ‘duidelijker en volkomener’ kennen.
Wel deden zich ook destijds al conflicten voor op dit gebied. Het bekendste was dat over de vraag of de aarde in het centrum van het heelal staat of de zon. Die laatste theorie, op de kaart gezet door de Poolse sterrenkundige Copernicus, werd door velen in strijd geacht met de Bijbel. De discussies liepen hoog op. Toch leidden ze er niet toe dat de werelden van geloof en wetenschap uiteengingen. Integendeel: geleidelijk aan drong het besef door dat we de Bijbel overvragen als we er een bepaalde theorie in willen lezen over hoe het heelal in elkaar zit.
Hoe wetenschap hielp
We treffen in de Bijbel wel allerlei sporen aan van hoe men zich het heelal destijds voorstelde. Op verschillende plaatsen wordt bijvoorbeeld verwezen naar de drie lagen die het zou hebben: de ‘wateren onder de aarde’, de aarde, en de ‘wateren boven de aarde’.
Maar dat wereldbeeld vormt het decor waartegen het Bijbelverhaal zich afspeelt. Zo’n decor is onmisbaar, maar niet het eigenlijke verhaal. Dat geldt ook voor teksten die suggereren dat de aarde onbeweeglijk vaststaat. De strekking daarvan blijft onveranderd, ook nu we weten dat de aarde in beweging is.
Want we snappen dat de Bijbel oorspronkelijk gericht is op mensen, die destijds in het oude Midden Oosten en Romeinse Rijk leefden. Ze spreekt deze mensen begrijpelijkerwijs aan in hun eigen denkkaders.
Inclusief het wereldbeeld dat voor hen vanzelfsprekend was.
Eigenlijk is iedereen het er vandaag wel over eens, dat de Bijbel inderdaad niet bedoeld is om ons een bepaald plaatje aan te leren van hoe het heelal in elkaar zit. Dat te ontdekken heeft God blijkbaar aan de natuurwetenschappers overgelaten. Waarom? Ik denk, omdat dat het belangrijkste niet is. Belangrijker is wie God is en wie wij mensen zijn in relatie tot Hem. Dát is dan ook, zegt Calvijn in de openingszin van zijn bekende Institutie, ‘de hele hoofdinhoud van onze wijsheid’. Toen de stofwolken van het conflict over de plaats van de aarde in het heelal waren opgetrokken, was dat een belangrijke les die we geleerd hadden: de Bijbel leert ons niet een of ander wereldbeeld. De zogeheten Copernicaanse revolutie bleek goedbeschouwd dus te helpen om te zien waar het op aankomt. In plaats van een blijvend conflict te veroorzaken, hielp ze het kaf van het koren te scheiden in de verschillende Bijbelverklaringen van destijds. Zodat er vandaag eigenlijk niemand meer is die uit Jozua 10:12 afleidt dat de zon om de aarde draait, of die gelooft dat er wateren onder de aarde zijn.
Schepping en evolutie
Volgens veel theologen gebeurde iets soortgelijks, nadat Darwin in 1859 met zijn evolutietheorie op het toneel verscheen. Ook die theorie leidde na aanvankelijke botsingen tot een beter verstaan van de Bijbel – in dit geval van de eerste hoofdstukken van Genesis. Die hoofdstukken bieden volgens hen geen letterlijk verslag van hoe het er precies aan toeging tijdens het ontstaan van de wereld. Maar ze laten wel zien dat God achter, onder en boven het hele proces staat, en dat daarin Zijn wijsheid, macht en zorg op een indrukwekkende manier tot uitdrukking komen. Die boodschap komt duidelijker naar voren wanneer we de betreffende hoofdstukken niet als een gedetailleerd feitenrelaas lezen. Christenen hebben trouwens van meet af aan gezocht naar de eigenlijke strekking van deze hoofdstukken, omdat ze aanvoelden dat die ver boven de letterlijke tekst uitging.
De Bijbel leert ons niet een of ander wereldbeeld – dat laten we aan de natuurwetenschappers
Echter, dit keer leek het conflict blijvend te worden. De krachten die Bijbel en wetenschap tegen elkaar wilden uitspelen waren namelijk sterk. Doorgewinterde atheïsten gingen al snel de evolutietheorie gebruiken om zich fel tegen de Bijbel te keren: Darwins ontdekking zou het geloof in Gods schepping en voorzienigheid ten enenmale ontkrachten. Dat is aantoonbaar onjuist. Maar het maakte wel grote groepen christenen kopschuw. ‘Als dít de gevolgen van de evolutietheorie zijn, dan kunnen we die alleen maar resoluut verwerpen!’
Weliswaar waren er ook ten tijde van Darwin al christenen (zoals de botanicus Asa Gray), die boven het strijdtoneel uit betoogden dat schepping en evolutie elkaar niet uitsloten. Maar hun stemmen werden veelal gesmoord in het verbale geweld vanaf de flanken (vergelijk het maar met hoe dat in de huidige politiek gaat). Pas recent zien we de invloed toenemen van gelovigen die menen dat Bijbel en wetenschap elkaar ook rond deze kwestie niet bijten. Zonder evolutie in de Bijbel ‘in te lezen’ (dat zou natuurlijk gekunsteld zijn), menen ze dat de evolutietheorie ons kan helpen om de eigenlijke strekking van de scheppingsberichten scherper in beeld te krijgen. Andere christenen blijven zich echter fel tegen die gedachte verzetten.
Pas recent zien we de invloed toenemen van gelovigen voor wie schepping en evolutie elkaar niet uitsluiten
Het risico van conflictdenken
Door ‘conflictdenken’ rond geloof en wetenschap maken we het een nieuwe generatie bijbellezers onnodig moeilijk. Je ziet het dan ook nogal eens misgaan, wanneer jongeren vanuit bijvoorbeeld het reformatorisch onderwijs naar de universiteit gaan. Omdat hen een of-of benadering is bijgebracht (‘de Bijbel òf de hedendaagse wetenschap’), laten ze de Bijbel soms geheel los, zodra ze ontdekken dat wat de hedendaagse wetenschap zegt bepaald niet allemaal onzin is. Alsof de Bijbel ons dan niets meer te zeggen zou hebben! Beter is het ons te herinneren aan waar het volgens Calvijn in de Bijbelse boodschap primair om gaat: om het kennen van God en van onszelf. In de Bijbel is God erop uit zich aan ons bekend te maken en ons leven in het spoor van zijn Koninkrijk te trekken. De Bijbel is dus niet in een blijvend conflict met de wetenschap, want ze tapt uit een heel ander vaatje.
Omgaan met spanningen
Daarmee is niet gezegd dat zich geen spanningen tussen Bijbel en wetenschap kunnen voordoen. Uiteindelijk hebben beide het wel over dezelfde werkelijkheid. Het gaat in de Bijbel over Gods relatie met mensen van vlees en bloed en met een wereld die dreigt te bezwijken onder het kwaad. Het gaat dus over ons en onze wereld. En er wordt ons gezegd dat in déze aardse wereld dood en verderf niet het laatste woord hebben, omdat met Pasen iemand letterlijk uit de dood is opgestaan.
Zo’n boodschap wringt met wat wetenschappelijk voor de hand ligt en voorstelbaar is. Maar ze kan door de wetenschap ook niet weerlegd worden. Hier bevinden we ons dus in een spanningsveld. Net zoals dat er is in de vragen rond geloof en evolutie. Maar met zulke spanningen kun je vanuit het geloof leren omgaan. De Bijbel daagt ons nu eenmaal uit om niet te leven bij kennis en wetenschap alleen, maar om gelovig te rekenen met wat uitgaat boven het meet-en telbare.
Overigens moeten we als het gaat over dit soort spanningen niet alleen denken aan de natuurwetenschappen. De relatie tussen Bijbel en psychologie is bijvoorbeeld ook ingewikkeld. Zo roept de Bijbel ons op tot zelfverloochening en tot een heteronome levensstijl, waarbij we het heft uit handen geven en Gods wil boven de onze stellen. De psychologie daarentegen zegt dat het belangrijk is om juist dicht bij onszelf te blijven als autonome mensen. Dat is ook niet per se onzin. Het komt voort uit gegroeide inzichten in wat mensen weerbaar en veerkrachtig maakt. Dus is hier sprake van een onoplosbaar conflict, zodat je moet kiezen? Nee. Want het is denkbaar om in volle autonomie te kiezen voor een heteronome levensstijl. Dan ben je dus niet dienstbaar aan anderen omdat het van je geloof ‘moet’, maar omdat dat is wat je vanuit je diepste innerlijk zelf bent gaan willen.
De Bijbel daagt ons uit om niet te leven bij kennis en wetenschap alleen…
Zo kunnen juist spanningen tussen Bijbel en wetenschap ons nog altijd tot dieper inzicht brengen. Daarbij helpt het niet om beide tegen elkaar uit te spelen, maar wel om te blijven zoeken naar hoe we de Bijbel werkelijk recht doen. Daar hebben we elkaar en onze samenkomsten bij nodig. Zodat ook onze door wetenschap en techniek omgeven levens gericht blijven op God en zijn Koninkrijk. Want wetenschap en techniek zelf kunnen ons bestaan ten diepste geen richting en zin geven.
Gijsbert van den Brink is als hoogleraar Theologie & Wetenschap werkzaam aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.