De Bijbel als bibliotheek
Eerst maar eens wat algemene opmerkingen over de Bijbel als geheel. Over de samenstelling, de tijd van ontstaan, de genres, de auteurs en de lezers – als onmisbare richtlijnen bij het lezen. Zie de Bijbel maar als een bibliotheek, een zeer gevarieerde verzameling van boeken.
De Bijbel is een bundel van 66 heel oude boeken. De oudste is bijna 3000 jaar geleden geschreven, de jongste ongeveer 1950 jaar geleden. Ze zijn op het eerste gezicht helder, chronologisch geordend: vanaf de schepping van de wereld tot aan de aankondiging van het einde van deze wereld. Volgens de christelijke traditie zit er een duidelijke lijn in:
Gods goede schepping is door de zonde van de mensen verstoord; daarna heeft God een proces van verzoening ingezet via zijn volk Israël, culminerend in het sterven en de opstanding van zijn zoon Jezus Christus, en heeft de christelijke kerk de opdracht gekregen om die blijde boodschap uit te dragen in heel de wereld in afwachting van de wederkomst van Jezus Christus.
Volgens de christelijke traditie loopt er door de 66 boeken een duidelijke lijn
Volgens deze kijk op de Bijbel wordt in het eerste, het grootste deel (39 boeken), toegewerkt naar de komst van Jezus Christus. Men noemt dat dan het Oude Testament als aanduiding van het verbond (= testament) dat God eerst met het volk Israël had gesloten. Met de komst van Jezus Christus is dat verbond vernieuwd en verbreed tot een verbond met heel de mensheid. Dat wordt verteld in het tweede deel, het Nieuwe Testament.
Het probleem bij deze heldere indeling is dat niet alle boeken van de Bijbel passen in dat door het tweede deel gedomineerde kader. In ieder geval hebben de joodse lezers van het eerste deel er heel andere ideeën over. Binnen de joodse traditie, oftewel: in de Hebreeuwse Bijbel, staan de eerste vijf boeken centraal. Deze worden toegeschreven aan Mozes en aangeduid als de Torah, de ‘richtlijn’ voor het leven met God. Een tweede serie boeken wordt aangeduid als de Neviim, ‘de profeten’. Ze beschrijven hoe in de geschiedenis van Israël is omgegaan met de Torah op aanwijzing van de profeten. De derde afdeling noemt men de Chetoevim, ‘geschriften’. Die bevat boeken zoals de Psalmen en de Spreuken met bespiegelingen over de mooie en moeilijke dingen in het dagelijks leven. Op basis van de beginletters van deze drie delen wordt dit deel van de Bijbel ook wel aangeduid als Tenach. In plaats van de mogelijk als denigrerend op te vatten naam Oude Testament kan men ook van de Hebreeuwse Bijbel spreken.
De beschreven tijd en de tijd van het schrijven
Het eerste deel van de Bijbel (de Hebreeuwse Bijbel of ons Oude Testament) heeft vooral betrekking op de periode van ca. 1500 tot het begin van de tweede eeuw vóór onze jaartelling, van Abram tot in de Hellenistische tijd, in het gebied van de zuidelijke Levant.
De eerste elf hoofdstukken van Genesis bieden daarop de inleiding vanaf de schepping.
In het tweede deel (het Nieuwe Testament) gaat het voornamelijk over het leven van Jezus Christus en de eerste christelijke gemeenten in de eerste eeuw van onze jaartelling in datzelfde gebied. Via de zendingsreizen van Paulus komen ook Klein-Azië en Griekenland in beeld. Het afsluitende boek Openbaring biedt als een tegenhanger van Genesis 1-11 de blik op het eind der tijden.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de beschreven tijd en de tijd van het schrijven
Het moge duidelijk zijn dat het begin en einde van de Bijbel geen ooggetuigenverslag bevatten. Maar ook voor veel andere teksten in de Bijbel geldt dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen de beschreven tijd en de tijd van het schrijven.
De eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel worden traditioneel toegeschreven aan Mozes. De periode die vooraf ging aan zijn tijd zou hij dan in ieder geval moeten hebben opgetekend aan de hand van overgeleverde verhalen. Het is echter ook duidelijk dat wat beschreven wordt over de tijd van Mozes niet allemaal van zijn hand kan zijn. Het boek Deuteronomium, dat wordt gepresenteerd als één lange preek van Mozes, eindigt bijvoorbeeld met de beschrijving van zijn sterven. En soms worden zaken ook voorgesteld vanuit het perspectief van het beloofde land, terwijl Mozes dat zelf nooit heeft betreden.
De vraag wanneer en door wie deze en andere teksten geschreven zijn, is niet eenvoudig te beantwoorden. In de Bijbelwetenschap gaat men er tegenwoordig vanuit dat voor het eerst teksten op schrift werden gesteld in de tijd van de beginnende koninkrijken van Juda en Israël, in de tiende eeuw vóór het begin onze jaartelling. Veel verhalen zullen daarvoor al wel in een mondelinge traditie zijn doorgegeven.
Voor het Nieuwe Testament is het goed om te bedenken dat de oudste teksten de brieven van Paulus zijn en dat de evangeliën pas daarna, vanaf ongeveer het jaar 70, zijn geschreven. Dat betekent dat er al veel is nagedacht over de persoon en het werk van Jezus van Nazareth. Het is aan de vier evangeliën te zien, dat daarbij verschillende accenten werden gezet.
Er is altijd verschil van mening gebleven over welke boeken tot de canon behoren
Een open canon
Zowel voor de Hebreeuwse Bijbel als voor het Nieuwe Testament geldt dat ze hun huidige vorm pas laat hebben gekregen. Aan veel boeken van de Hebreeuwse Bijbel is te zien dat er in de loop der tijd nog aan gewerkt is. Bij het Nieuwe Testament is dat minder het geval, omdat die in een veel kortere periode is ontstaan.
Voor beide delen van de Bijbel geldt, dat de ons bekende lijst met gezaghebbende boeken (de canon) lange tijd nog niet vast stond. Zo stond er bijvoorbeeld in de periode tussen Oude en Nieuwe Testament het boek Henoch hoog in aanzien en in de eerste eeuwen van onze jaartelling ook het boek Herder van Hermas en het Evangelie van Thomas in de eerste eeuwen. Omdat ze kennelijk niet strookten met de gangbare opvattingen van de dominante groep op dat moment werden ze buiten de canon gehouden. Overigens is er altijd verschil van mening gebleven over welke boeken tot de canon behoren en in welke volgorde ze moeten staan. Dat is nog steeds te zien aan de verschillen tussen Oosters-Orthodoxe, Rooms-Katholieke en Protestantse Bijbels.
Een bonte verzameling van teksten
Om een tekst goed te kunnen begrijpen, moet je weten om wat voor soort tekst het gaat. In onze eigen situatie kunnen we de verschillende genres doorgaans eenvoudig uit elkaar houden. Het verschil tussen proza en poëzie is doorgaans helder. En wanneer je een bezwaarschrift opstelt, dat je naar een belastingambtenaar wilt sturen, sla je als vanzelf een andere toon aan dan in een brief aan een geliefde. Bij teksten in de Bijbel, die zijn geschreven in een ver verleden en in een heel andere cultuur, is dat niet altijd duidelijk en het is daarom des te belangrijk om goed op te letten dat je de dingen niet door elkaar haalt.
Zo is om te beginnen het scheppingsverhaal in Genesis geen moderne natuurkunde les, maar een oorsprongsverhaal van de sabbatdag. Het verklaart het in de tijd van het oude Israël merkwaardige gebruik om op de zevende dag te rusten. Het zegt dus in de eerste plaats iets over het heden. Daarnaast is het een geloofsbelijdenis in God als schepper van hemel en aarde. Dat is geformuleerd volgens de toenmalige inzichten over de vorm en de ouderdom van de kosmos. Die mag je niet op hun historische betrouwbaarheid volgens onze huidige normen beoordelen.
Het is daarbij ook belangrijk om verschil te maken in wat je het soortelijk gewicht van de historische teksten zou kunnen noemen. Het doet er bij niet alle verhalen even veel toe. Neem nu het verhaal over Sodom en Gomorra in Genesis 19.
Dat verklaart waarom de Dode Zee zo zout is. Maar of de vrouw van Lot nu echt in een zoutpilaar is veranderd?
Wat betreft de geschiedschrijving in de Hebreeuwse Bijbel is het goed om te bedenken dat de betreffende boeken (Jozua, Rechters, Samuel en Koningen) volgens de joodse traditie gerekend worden tot de profetie. Ze vertegenwoordigen een profetische kijk op de geschiedenis. Dat wil zeggen dat het in de eerste plaats gaat om de vraag wie het voor het zeggen heeft. Is dat God of laten de leiders zich (mis)leiden door hoogmoed? Het valt op hoe kritisch er naar de leidslieden in de tijd van de rechters wordt gekeken. Zelfs koning David, die ‘een man naar Gods hart’ wordt genoemd en die symbolisch werd voor de hoop op een goede toekomst, ontkomt niet aan de felle profetische kritiek van de bijbelschrijver.
Het scheppingsverhaal vertelt de oorsprong van de sabbat én is een geloofsbelijdenis
Apocalyptiek
Het Nieuwe Testament kent vier genres: de vier evangeliën, de ene historische vertelling van de Handelingen der Apostelen, ruim twintig brieven en aan het slot een apocalyps.
Die laatste, namelijk het boek Openbaring, verdient hier de meeste aandacht, omdat het nogal eens tot verwarring leidt. In de Hebreeuwse Bijbel vinden we vergelijkbare teksten in het boek Daniël. In beeldrijke visioenen wordt een tijd vol strijd en vervolging geschetst. De eerste lezers zullen er hun eigen tijd in hebben herkend. Het wordt voorgesteld als een voorspelling uit een ver verleden. Dat het huidige lijden kennelijk al voorzien was, geeft moed. Blijkbaar heeft God het in zijn hand en zal dus ook de aangekondigde verlossing niet lang op zich laten wachten.
Voor een goed begrip van boeken zoals Daniël en Openbaring is het goed om te bedenken dat ze dus niet gaan over een verre toekomst, maar dat ze bedoeld waren als bemoediging van de eerste lezers in hun eigen situatie. Ten onrechte worden deze teksten vaak gezien als versluierde verwijzingen naar gebeurtenissen in later tijden en vooral ook als signaal van een spoedig komend eind der tijden. Steeds maar weer zijn er zelfs mensen die er heilig van overtuigd zijn, dat ze in de raadselachtige beelden de datum daarvan hebben gevonden. Ze hadden zich de mislukking van hun ongetwijfeld goed bedoelde poging kunnen besparen als ze zich rekenschap hadden gegeven van de eigen aard van dit specifieke genre.
Klaas Spronk is als hoogleraar Oude Testament verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit.