Menu

Basis

Het verborgen bloed van vrouwen

bijbel

Is menstruatie nog steeds een taboe in onze samenleving? Bij het onderzoek naar het begrip ‘onreinheid’, waarop Marian Geurtsen gepromoveerd is, stuitte ze op verschillende vertalingen van een tekst uit Jesaja.

Hoe vingen vrouwen in de tijd van de Bijbel hun menstruatiebloed op? Vandaag de dag kennen we tampons en wegwerpmaandverband; de meer milieubewuste vrouwen gebruiken menstruatiecups of sponsjes. De generaties van mijn moeder en grootmoeders verhalen over gordeltjes en lappen die uitgewassen moesten worden.

Bègèd iddim werd geïnterpreteerd als een oud lapje

Maar wat was er voor die tijd? De geschiedenis van hetmaandverband is een onzichtbaar stukje cultuurgeschiedenis van vrouwen. Door de onbekendheid blijven bronnen die kunnen verwijzen naar maandverband, ook vaak verborgen.

Vuile kleren?

Ik neem u mee naar een profetie van Jesaja. De context van de tekst is deze: Jesaja beschrijft hoe de mensen weer volop in zonde zijn vervallen en roept het volk op tot bekering. Al denken de mensen nog dat ze het best redelijk doen, in vergelijking met Gods goedheid zijn alle menselijke pogingen om het goede te doen maar smerig. Zo is de rode draad van zijn profetie. Om dit te illustreren gebruikt hij de volgende vergelijking:

Nu bent u in toorn ontstoken, omdat wij gezondigd hebben. Hadden we maar de oude weg gevolgd, dan zouden we worden gered. Wij allen zijn onrein geworden, onze gerechtigheid is als het kleed van een menstruerende vrouw. Jesaja 64:4b–5a; NBV 2004

Het staat er echt: het kleed van een menstruerende vrouw. Ik probeer het mij voor te stellen: een menstruerende vrouw met een kleed. Wanneer ik ongesteld ben, pleeg ik niet rond te lopen met een picknickkleed over mijn schouder geslagen. Wat bedoelt Jesaja hiermee? Laten we deze tekst eens vergelijken met andere vertalingen. Om te beginnen de aloude Statenvertaling.

Doch wij allen zijn als een onreine, en alle onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed Jesaja 64:6

Hier lees ik niets over menstruatie. In deze vertaling is het alleen een kleed dat niet meer om aan te zien is. En de Willibrordvertaling uit 1995:

Wij hebben ons allemaal verontreinigd, heel onze gerechtigheid werd als bevlekte kleren.

Ach, het gaat gewoon over kleren die vuil zijn. Geen wonder dat er nooit een belletje ging rinkelen bij vrouwen die toeluisterden. Wij associëren heel andere dingen met bezoedelde kleren. Altijd alert op wasmiddelreclames voor het uitwassen van zelfs de moeilijkste vlekken uit de voetbalshirts van de kinderen.

Stondendoek

Met maandverband heeft dat alles nog niets te maken. Maar als we kijken naar oude katholieke vertalingen, dan staat daar het woord ‘stonden’, een bijna vergeten woord dat naar de menstruatie verwijst.

Allen hebben wij ons verontreinigd, heel onze ongerechtigheid werd een stondendoek gelijk. Willibrordvertaling 1975

Als vertalingen afwijken van elkaar, is er meestal een probleem met de grondtekst. Wat staat er in de Hebreeuwse tekst van Jesaja 64? ‘Wij allen zijn onrein geworden.’ Voor onrein staat in het Hebreeuws het woord tamé. Dat betekent onrein, maar dit is niet het woord dat gebruikt wordt voor vuil door de modder.

Volgens de wetten in Leviticus worden mensen ritueel verontreinigd wanneer ze in aanraking komen met seksualiteit en geboorte. Mensen werden onrein als ze seksuele gemeenschap hadden gehad, als een vrouw menstrueerde, of als zij een kind had gebaard. Onrein betekent zoveel als ‘onwaardig voor God’.

Dus een kleed dat vuil geworden is doordat het in het gras heeft gelegen tijdens een picknick, is niet onrein in de betekenis van tamé.

Dan het kleed zelf. Welke woorden gebruikt Jesaja hier? Al wat wij denken dat gerechtigheid is, is niet meer dan en bègèd iddim, zegt het Hebreeuws. Een bègèd iddim, die twee woorden moeten we even nader bekijken. Bègèd betekent kleed, kleding of kleren.

Vrouwen kochten in die tijd hun kleding niet bij de Primark: ze weefden en naaiden zelf. Ze droegen een onderkleed en een bovenkleed: een kort kleed dat ze om hun lichaam konden knopen, een lang kleed dat ze als een mantel eroverheen sloegen.

Een bègèd is een rechthoekige lap van linnen of van wol, groot of klein, die voor diverse doeleinden gebruikt kon worden. Om als kleding te dragen, of als een deken om comfortabel te zitten, of als kleed over een altaar in de tempel. Het is een neutraal woord, het heeft van zichzelf niet de negatieve klank waarmee Jesaja het gebruikt. Daarvoor moeten we naar de toevoeging iddim. Dit woord komt in de Bijbel verder nergens voor. Uit buitenbijbelse teksten weten we dat het verwijst naar de menstruatie, in de vorm van een regelmatig terugkerende periode zoals de voor ons nu ouderwetse uitdrukking ‘stonden’, en zoals in het Engels nog steeds gebruikt wordt: period. Letterlijk kan bègèd iddim dus vertaald worden met stondendoek of menstruatielap.

Verhullend

Om een stapje dichter bij de betekenis van de Jesajatekst te komen kunnen de oude Griekse en Latijnse vertalingen van de Hebreeuwse tekst ons helpen: de Septuagint en de Vulgaat.

Het bezoedelde kleed is een bebloede doek geworden

De Septuagint stamt uit de eerste eeuw voor Christus en is dus een van de oudste interpretaties van deze tekst. Hier wordt bègèd vertaald met het Griekse woord rakos. Het woord rakos nu betekent niet in het algemeen ‘kleed’ of ‘kledingstuk’, zoals het Hebreeuwse bègèd. In het Grieks wordt dit woord gebruikt voor een gescheurde

lap, of algemeen voor vodden of lompen. De vertalers hebben bègèd iddim geïnterpreteerd als een oud lapje. De Vulgaatvertaling, die gemaakt is in de vierde eeuw na Christus, spreekt over pannus menstruatis: een stuk doek of een vod ten dienste van de maandstonden. In zowel de Griekse als de Latijnse vertaling was een menstruatiekleed dus een oude lap.

Bewijzen kunnen we het niet maar het is aannemelijk dat Jesaja hier beschrijft dat in zijn tijd vrouwen oude lappen gebruikten tijdens de menstruatie. Daarmee zorgden ze dat haar goede kleed beschermd werd tegen bloedvlekken, dus met wat wij maandverband noemen. Het bezoedelde kleed uit de NBG, de bevlekte kleren uit de Willibrordvertaling, het kleed van een menstruerende vrouw uit de NBV van 2004 is in de nieuwste vertaling, de NBV21, een bebloede doek geworden. Wat zegt het over de Nederlandse (heren?) vertalers dat zij deze verhullende bewoordingen kiezen om maandverband te vertalen?

Kan het zijn dat de hedendaagse vertalers vanwege het taboe op menstruatie niet konden bedenken dat Jesaja hier werkelijk maandverband heeft beschreven? Of moeten we constateren dat de vertalers te weinig kennis hebben over de voorlopers van Kotex ultradun met vleugeltjes?

Marian Geurtsen is theoloog en liturgiewetenschapper, gepromoveerd op de vroegchristelijke ontwikkeling van het begrip onreinheid met betrekking tot de positie van vrouwen in de liturgie.


Rood!
Woord & Dienst 2024, nr. 6/7

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken