Kerk en slavernij
Verleden en toekomst van een pijnlijke geschiedenis
Op meerdere plekken krijgt de laatste paar jaar het slavernijverleden van onze voorouders aandacht. Wat is er gebeurd? Zijn excuses op z’n plaats? Hoe kunnen we de schade herstellen? Ook, en zelfs binnen de kerk is die aandacht nodig en komt voorzichtig op gang. Dit artikel maakt veel duidelijk…
‘Het Christendom en de kerk, wel verre van de slavernij te veroordeelen of af te schaffen, hebben haar integendeel bekrachtigd en ondersteund; de kerk zelve heeft er bij verschillende gelegenheden partij van getrokken, en zich zoo veel mogelijk tegen de vrijmaking der slaven verzet, vooral van die slaven, welke haar eigendom waren.’
Deze bijtende conclusie is in 1863 opgeschreven door een anonieme auteur in De Dageraad, een vrijdenkers-tijdschrift. De auteur onderbouwt zijn woorden met een uitgebreid en goed gedocumenteerd betoog vol verwijzingen naar de Bijbel en de kerkgeschiedenis. Hoewel de auteur soms voorbijgaat aan slavernij-kritische stemmen binnen het christendom, is zijn kritiek zeker niet geheel onterecht. Het zou bijvoorbeeld tot 1857 duren voordat de synode van de Nederlands Hervormde Kerk zich officieel uitsprak tegen de slavernij.
Dat was slechts een paar jaar voordat de slavernij afgeschaft werd in Nederland en lang nadat het politieke debat in het voordeel van de afschaffing van de slavernij was beslecht. De Nederlandse kerk liep, zo kunnen we gerust stellen, niet voorop in de strijd tegen de slavernij. Maar heeft ze er ook ‘partij van getrokken’, zoals de auteur beweert? In dit artikel ga ik op die en andere historische vragen in. In het tweede deel van dit artikel reik ik daarnaast enkele ideeën en uitgangspunten aan met betrekking tot de rol van plaatselijke kerken bij de verwerking van het slavernijverleden.
De Nederlandse kerk liep niet voorop in de strijd tegen de slavernij
Nederlands koloniaal verleden en de rol van de kerk
De Nederduits Gereformeerde Kerk (later de Nederlands Hervormde Kerk, en nu alweer enige tijd de Protestantse Kerk in Nederland, PKN) was nauw betrokken bij de ontluikende koloniale activiteiten binnen het Nederlandse koloniale rijk, dat zich uiteindelijk zou uitstrekken van Azië, via Afrika, tot Amerika. Predikanten en geestelijk verzorgers (‘ziekentroosters’) voeren mee op de Nederlandse schepen en in handelsposten en koloniën verschenen al snel kerken.
De samenwerking tussen de Gereformeerde Kerk (later ook andere kerken) en de koloniale overheden was vaak nauw en de kerk had minder vrijheid dan in Nederland. Het kwam regelmatig voor dat predikanten weggestuurd werden door koloniale gouverneurs. Anderzijds waren de koloniale kerken en predikanten wellicht ook (te) nauw betrokken bij de koloniale handelspraktijk, waarbinnen de slavernij een grote rol speelde (Nederlanders verhandelden ca. 600.000 slaafgemaakte mensen in de ‘West’ en tussen de 600.000 en 1,2 miljoen mensen in de ‘Oost’).
Voor Suriname laat onderzoek zien dat circa een derde van de predikanten zelf ook grootschalig slaveneigenaar was (dikwijls ook plantage-eigenaar) en dat er geen enkele predikant zonder slaaf was (zelfs een kritische dominee als Jan Willem Kals niet). Over de Lutherse kerk weten we zelfs dat ze zowel in Suriname als in Berbice een plantage bezat. Ook alle andere aanwezige kerken in koloniaal Suriname (de Evangelische Broedergemeente of EBG, en de Roomskatholieke kerk) bezaten slaafgemaakten.
Noachs vervloeking van Cham zou zwarte mensen hebben veroordeeld te dienen als slaaf
Bijbel en theologie als bron van legitimatie én kritiek
Maar de geschiedenis van kerk en slavernij is niet beperkt tot slavenbezittende predikanten en kerken. Misschien wel veel belangrijker is dat predikanten en academische theologen allerlei argumenten aandroegen om de slavernij te legitimeren.
Zo wees Godefridus Udemans (1571-1649) op de vele oudtestamentische wetten met betrekking tot slavernij (bijv. Deut.15). Udemans concludeerde op basis daarvan dat slavernij kennelijk niet tegen de Bijbel inging, zolang je haar maar netjes reguleerde. Hij en Jacobus Capitein (1717-1747) benadrukten daarnaast het nieuwtestamentische onderscheid tussen geestelijke slavernij en lichamelijke slavernij: de vrijheid van zonde is wat er volgens Capitein echt toe doet, de lichamelijke slavernij is voor God irrelevant. Een belangrijke rol speelde ook de Vloek van Cham. Volgens theologen als Johan Picardt (1600-1670) zou Noachs vervloeking van Cham (Gen.9) zwarte mensen ertoe veroordeeld hebben de andere volkeren te dienen als slaaf.
Dat deze bijbeluitleg helemaal geen hout sneed en vaak werd bekritiseerd door andere theologen, weerhield kolonisten er niet van de vloek aan te halen om hun behandeling van Afrikanen te legitimeren. Maar er waren ook kritische geluiden. Johannes de Mey (1617-1678) benadrukte bijvoorbeeld dat alle mensen gemaakt zijn naar Gods beeld en gelijkenis (Gen.1:26). Latere theologen, zoals Nicolaas Beets (1814-1903), focusten op het belang van het gebod je naaste lief te hebben (Lev.19:18), en een ander zo te behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden (de gulden regel, Mat.7:12 /Luc.6:31). Wie het gebod tot naastenliefde serieus nam, kon een ander toch niet beroven van diens godgegeven recht op vrijheid en een menswaardig bestaan?
Zending en omgang met slaafgemaakten in de kerk
Al deze ideeën hadden natuurlijk ook invloed op de wijze waarop Nederlandse christenen zich zouden inzetten voor de bekering van slaafgemaakten. In eerste instantie wilden planters daar helemaal niet van weten. Tegen Jan Willem Kals (1700-1781) werd gezegd, toen hij in Suriname aankwam en zijn plannen ontvouwde voor de bekering van de ‘heidenen’:
‘Wel Domine! laat ons diegene bekeeren, die met ons een Vel hebben, en van eene Verwe [kleur, MS] met ons zyn, en laat die vervloekte Chams Kinderen voor den Duyvel vaaren; die zyn Geschaapen om ons Koffy en Suyker te planten.’
In de negentiende eeuw zouden (andere) kerken zich uiteindelijk wél gaan inzetten voor de bekering van de slaafgemaakte en oorspronkelijke bevolkingen in het koloniaal rijk. Overigens werden vrije en slaafgemaakte zwarte christenen binnen de kerk niet hetzelfde behandeld als witte christenen. Zij kregen binnen de kerk regelmatig met allerlei discriminatie en pesterijen te maken. Zo moesten slaafgemaakten in de West vaak achterin of bovenin de kerk zitten, werden ze op een ander deel van de begraafplaats begraven en werden ze op woensdag gedoopt in plaats van op zondag.
Martin Luther King noemde de zondagmorgen ‘het meest gesegregeerde uur van de week’
Doorwerking
De Nederlandse geschiedenis van kerk en slavernij eindigt niet in 1863, bij de afschaffing van de slavernij. De geschiedenis van slavernij en racisme is nog steeds aanwezig in kerkbanken en in onze theologie (de Vloek van Cham wordt bijvoorbeeld nog steeds onderwezen in sommige Nederlandse lesmethoden). De baptistenpredikant en burgerrechtenactivist Martin Luther King (1929-1968) zei in een toespraak eens (1963) dat de zondagochtend het ‘meest gesegregeerde uur van de week’ is, omdat zwarten zo zelden in witte kerken zitten en witten zo zelden in zwarte kerken.
Dit is in hoge mate ook juist voor de kerken in Nederland, waar de gemiddelde protestantse kerk een witte aangelegenheid is, terwijl christenen van kleur doorgaans vooral in enkele specifieke kerken te vinden zijn, zoals de Evangelische Broedergemeente. Los van de specifieke rol van de kerken, ervaren nazaten van de slavernij ook allerlei andere gevolgen van het koloniaal verleden. Zo ontvangen Surinaamse kinderen in ons land gemiddeld een lager schooladvies dan witte kinderen, en ligt ook het gemiddelde salaris van Surinamers en Antillianen beduidend lager. Daarnaast blijken deze bevolkingsgroepen veel meer kans te hebben slachtoffer te worden van misstanden zoals de toeslagenaffaire en van andere vormen van wat ook wel ‘institutioneel racisme’ wordt genoemd.
Excuses: punten en komma’s
Op 14 juni 2013 spraken kerken (via de Raad van Kerken) zich uit over hun rol in het Nederlandse koloniale slavernijverleden. Tien jaar later, op 30 juni 2023, werden er – ditmaal in de context van een landelijke kerkdienst, en in ‘kerkelijke taal’ – excuses aangeboden voor het kerkelijke aandeel in het slavernijverleden. Een deel van die schuldbelijdenis klonk als volgt:
Help ons op weg naar een heilzame verwerking van het slavernijverleden, zend ons Uw Geest die ons vernieuwt en verzoent.
Maar het aanbieden van excuses werkt alleen als er ook daden volgen. In de terminologie van Mark Rutte mogen excuses geen punt zijn, maar moeten ze een komma vormen. Na het aanbieden van excuses moet je enerzijds proberen te repareren wat kapot gemaakt is, en anderzijds moet je afscheid nemen van het gedrag dat tot de schade geleid heeft. Op landelijk niveau zijn de kerken nog druk bezig na te denken over de stappen die wat betreft herstel gezet kunnen worden. Voor het einde van dit herdenkingsjaar verwacht ik dat zij met een aantal concrete stappen komen. Maar ondertussen hoeven plaatselijke gemeentes zeker niet op hun handen te zitten. Ik eindig dit artikel met een aantal aanbevelingen voor die lokale context.
Ga in je woonplaats en kerk eens op zoek naar sporen van het slavernijverleden
Aanbevelingen tot herstel
Eerste stap: bewustwording en ontmoeting
Voor veel (witte) kerkelijke gemeenschappen voelt de hele slavernijdiscussie vaak nog als een ver-van-onsbed-show. Begin in dat geval met het werken aan bewustwording en ontmoeting. Dat kan bijvoorbeeld door eens een externe spreker uit te nodigen over dit onderwerp. Soms wordt er in steden en dorpen samengewerkt met andere kerken. In dat geval kan een predikant van een migrantenkerk of EBG misschien een keer een gastpreek geven. Wellicht is het zelfs mogelijk om met een dergelijke kerk een gezamenlijke activiteit te doen (bijv. een Keti-Koti-tafel, zie ketikotitafel.nl). Is dat allemaal nog een stap te ver, dan is het kerkenpakket over kerk en slavernij van Micha Nederland misschien een goed begin (zie michanederland.nl om gratis te downloaden).
Een andere manier om je deze geschiedenis eigen te maken, is om eens goed door je kerk en woonplaats heen te lopen op zoek naar sporen van het slavernijverleden (zie het project ‘Mapping Slavery’, mappingslavery.nl). Hebben er wellicht ooit predikanten van jullie kerk in een kolonie gestaan? Of liggen er plantage-eigenaren of -aandeelhouders op jullie begraafplaats? Is er misschien ooit een kerkverbouwing gefinancieerd met koloniale winsten? Door dit soort verbanden in kaart te brengen en te benoemen komt de geschiedenis opeens een stuk dichterbij en ontstaat het besef: dit is óók ons verleden! Die gedeelde erfenis biedt trouwens ook kansen voor het goede gezamenlijke gesprek. Dat brengt ons bij de tweede stap.
Tweede stap: daadwerkelijk herstel
Als het ‘voorbereidende’ werk gedaan is en er relaties zijn gelegd met de zwarte gemeenschappen in of nabij jullie woonplaats, kunnen jullie met elkaar in gesprek gaan over hetgeen na de ‘komma’ komt – hoe de excuses die landelijk door de kerken zijn uitgesproken lokaal kunnen worden ingevuld. Een luisterende houding is daarbij van groot belang. Het is primair aan de nazaten van slaafgemaakten om zelf te bepalen in welke vorm en wanneer herstel het beste vorm kan krijgen (zoals dat ook het geval is als je in andere contexten excuses maakt).
Ik sluit dit artikel af met het noemen van drie dimensies die daarbij aandacht zouden kunnen krijgen:
1. Allereerst de dimensie van waarheid/ geschiedenis: slaafgemaakten werden beroofd van hun identiteit, hun naam, hun familie(geschiedenis) en hun tradities. Het herstel van deze dimensie kan bijvoorbeeld door aandacht te geven aan zwarte theologie, spiritualiteit en ervaringen.
2. De dimensie van macht/leiderschap: deze dimensie slaat enerzijds op het gebrek aan controle van slaafgemaakten over hun eigen lichaam (denk aan gedwongen arbeid, verkrachtingen), maar ook op het gebrek aan representatie in leidinggevende posities (politiek, universiteit, topposities bedrijfsleven) dat nog steeds in onze samenleving zichtbaar is. Voor de kerk speelt daarbij de vraag: is onze kerk verwelkomend voor mensen van kleur, en zo ja: zijn ze ook ouderlingen, predikanten etc.? Zo nee, waarom niet, en hoe herstellen we dat?
3. De dimensie van welvaart/rijkdom: slaafgemaakten konden zelf geen bezit opbouwen (ze wáren bezit!). Ook veel van de in de koloniën opgebouwde rijkdom vloeide terug naar Nederland. En nog steeds zijn zwarte gemeenschappen in ons land naar verhouding armer dan andere bevolkingsgroepen. Kan jullie kerk wellicht iets betekenen bij die armoede, misschien door een speciaal diaconaal project?
Martijn Stoutjesdijk is postdoctoraal onderzoeker binnen het NWO-onderzoeksproject Church and Slavery in the Dutch Empire: History, Theology and Heritage.