Kindertehuis naast de Vesuvius

Vulkanen en gloeiende lava tekende ik al toen ik nog op de lagere school zat. En omdat mijn moeder alles bewaarde, zie ik nu dat er aan mij geen Rembrandt verloren is gegaan.
Het was een uitzending van de Wilde Ganzen waardoor ik van kindertehuis Casa Materna hoorde, zo’n vijftig jaar geleden. Gesticht door ds. Ricardo Santi, aan de baai van Napels met uitzicht op de Vesuvius. Ik zocht contact met het huis en kreeg een uitnodiging vooral langs te komen. Tweeduizend kilometer! Het werd mijn luchtdoop. Niet helemaal op mijn gemak hoorde ik de stem van gezagvoerder Baksteen die iedereen aan boord verwelkomde. Baksteen was een naam die in later jaren nogal eens in het nieuws was: bij iedere luchtramp mocht hij in de studio vertellen dat vliegen toch veel veiliger is dan welke andere transportmodus ook. Vliegschaamte lag nog in de niet al te verre toekomst.
‘Een trofee,’ antwoordde hij
In het kinderdorp werden mijn vrouw en ik vorstelijk ontvangen. Het blaasorkest van de jongens speelde voor ons het Wilhelmus, in de klaslokalen – kinderen in schooluniform – stonden ze allemaal voor ons op en werd er een lied gezongen. We mochten een kijkje in de keuken nemen waar met grote lepels in gamellen met spaghetti geroerd werd. En we kregen pikzwarte espresso met veel suiker.
We maakten kennis met Nederlandse vrijwilligsters die er een diaconaal jaar doorbrachten. Ze hadden zich voorbereid met Italiaanse les maar het Napolitaans van de kinderen gaf hoofdbrekens. De kinderen probeerden enkele woordjes Engels op ons uit die ze op school geleerd hadden: ‘My name is Franco.’
Beangstigend
De volgende dag vraagt Teofilo, de kinderarts die zijn vader was opgevolgd, of we naar de Vesuvius wilden. ‘Nu we er zo dichtbij zijn!’ De autorit door het Napolitaanse verkeer was minstens zo beangstigendals de blik in de driehonderd meter diepe krater. Nog geen keurig hekje eromheen toen.
Eigenlijk viel het mij wat tegen: geen kokend magma in de diepte, alleen hier een daar een sliertje rook en de lucht van rotte eieren. In de jaren die volgden heb ik nog menigmaal naast de krater gestaan. Soms waagden toeristen zich angstig dicht bij de rand. Er was een jaar waarin een dronken Amerikaanse matroos naar beneden viel.
Tegenwoordig is alles veilig afgezet en resteren van de kabelbaan alleen wat palen langs de flank van de berg. Bus en auto brengen je een heel eind, daarna loop je naar de krater en geniet van het uitzicht over de baai.
Beschermengel
Enkele jaren later had vriend en collega Derek uit Wales een zware hartoperatie ondergaan. Net uit het ziekenhuis ontslagen voegde hij zich bij het gezelschap dat met mij de Vesuvius beklom. Andere jaren liep ik voor zo’n groepje uit maar nu sloot ik de rij en hield Derek in de gaten. Eenmaal boven zei hij: ‘Ik merkte wel dat je als een beschermengel achter mij liep.’
Bij de krater stak hij een stukje lavagesteente in zijn tas. ‘Een souvenir?’ vroeg ik. ‘Een trofee,’ antwoordde Derek. ‘Als ik straks voor controle bij de cardioloog kom, leg ik het op zijn bureau. Met dank aan mijn beschermengel.’
Rob van Essen is emeritus predikant, publicist en vrijwilliger in de Protestantse Gemeente van Delft.