Kwaliteit boven kwantiteit
In dit Theologisch drieluik introduceert Cristina Pumplun je met kerk-zijn in de stad.
Deel 1: introductie
Deel 3: kathedrale Huizen
Willem Jan de Hek heeft een reactie geschreven.
Cristina Pumplun
“Geef de Geest de ruimte; die is niet te managen in SMART doelstellingen.”
Theologisch drieluik: kerk in de stad (deel 2)
‘Hoeveel had je er vanmiddag?’ vroeg mijn toenmalige collega. Het was daags na de eerste keer dat de organist en ik bij wijze van experiment een vesperachtige viering hadden gehouden in de Adventstijd met orgelmuziek en woorden die de bijbel en de moderne poëzie ons aanreikte. “Hoeveel hád je er?” Ik antwoordde: “We lazen Jesaja’s woorden van het licht dat in de duisternis schijnt als antifoon bij Psalm 126. Het paste wonderlijk goed.” – mij verzettend tegen het primaat van het getal boven de zeggingskracht van Woord en muziek en boven de ervaring om in een spoor van eeuwen te mogen vertoeven in Gods huis.
Kwantitatieve gegevens maken evalueren ogenschijnlijk eenvoudig
Ja, we hebben de neiging om te tellen in de kerk. Tellen is fijn: je hebt een objectief resultaat en je kunt vergelijken. Scoor ik meer dan een ander? Was het vroeger beter of slechter? Beleidsmakers zijn vaak dol op tellen. Kwantitatieve gegevens maken evalueren ogenschijnlijk eenvoudig en het is ook makkelijk om inkomsten en uitgaven verantwoord op elkaar af te stemmen. Heel begrijpelijk dus, maar het gaat mis als kwaliteit op de tweede plaats wordt gezet en zelfs uit het zicht raakt. Wie neemt roeping nog serieus als de getallen niet spectaculair zijn of zelfs achteruitgang laten zien? Of als de kerk op het tijdstip van een vesper – die geen cent oplevert en wel wat kost – tegen een paar duizend euro verhuurd kan worden?
Krimp en groei
Met kwantitatieve argumenten lijk je het beter te doen in een samenleving waarin je als kerk je bestaan moet verdedigen: massa is macht en dat krijg je voor elkaar door hip te zijn en modern. Als je met veel bent als kerk wordt je misschien wél serieus genomen door de samenleving, waar succes zo vaak ervaren wordt zodra men ‘meer’ heeft van wat ’groter’ is. Denkend, pratend over de toekomst van de kerk gaat het, voor je het weet, vooral over krimp en groei, en dat zijn kwantitatieve begrippen.[1]
Bij ‘groei’ krijgt men in de kerk altijd wel een goed gevoel, ten eerste omdat het gaat om groter worden en omdat het een numeriek gegeven is. Megakerken – ‘mega’: ook een kwantitatieve term – ‘barsten uit hun voegen’ volgens het blad Woord en Dienst:of een kerk die met krimp te maken heeft, iets van hen kan leren?[2]
Het gaat bij het werk van Gods kerk niet om het turven van mensen
Moet een kerk per se met massale bijeenkomsten laten zien dat ze wat voorstelt? Het raakt me dat mensen moedeloos, verdrietig, gedesillusioneerd raken omdat de ervaring van succes – ook van hun kerkgemeenschap – nauw verbonden is met grote aantallen, dat zij hun zelfbewustzijn, enthousiasme en – ja, helaas ook – hun geloof kwijt raken omdat hun kerk niet barstensvol zit elke zondag en bij alle activiteiten doordeweeks.
Het raakt me omdat het uiteindelijk bij het werk van Gods kerk niet gaat om het turven van mensen, maar daarom, dat God zich mensen heeft toegewend en hen nabij wil zijn. Het gaat om kwaliteit: het intense persoonlijke contact van de ene mens met de Ene en de roeping van de kerk om daar mogelijkheden en ruimte voor te scheppen. Dat is goed genoeg in zichzelf, het heeft een op zichzelf staande hoge waarde onafhankelijk van of de kerk ervan groeit.
Bijbelse gronden
Stefan Paas stelt dat niet groeiende kerken ‘ware kerken zijn in de nieuwtestamentische betekenis van het woord, ook al gaan zij achteruit in aantal.’[3] Staat dat niet haaks op al die massale bijeenkomsten van mensen in het Nieuwe Testament? Nee, want wie goed leest, merkt op dat het in wat Jezus zelf te vertellen heeft vaak juist gaat om kwaliteit en niet om kwantiteit.
Zelfs als het uiteindelijke resultaat overvloedig is, komt de overvloed voort uit schaarste: uit vijf broden en twee vissen
Zo vertelt hij twee parabels, een over een schat in een akker (Matteüs 13:44) en een over één uitzonderlijk waardevolle parel (vv. 45-46). In beide gevallen verkoopt de hoofdpersoon alles wat hij heeft om iets van de hoogste kwaliteit aan te schaffen. Zelfs als het uiteindelijke resultaat overvloedig is, komt die overvloed voort uit schaarste: slechts vijf broden en twee vissen leveren eten op voor duizenden mensen (onder andere Marcus 6:38-44; Johannes 6: 9-13). En dan is er het mosterdzaadje, het kleinste van alle zaden op aarde, waaruit de grootste van alle planten groeit (Marcus 4:31) en waarbij het er uiteindelijk niet om gaat om iets groots te laten zien of om de opbrengst van het gewas, maar om schuilplaats te zijn, ‘voor de ander aanwezig te zijn.’[4]
Kerk en corona
Voor corona bezochten op een doordeweekse dag zo’n achthonderd mensen – grotendeels toeristen – de Amsterdamse Westerkerk. Toen de kerk in de tijd van de lockdown twee keer per week anderhalf uur open was om mensen de gelegenheid te geven om er op verhaal te komen, stapten vooral buurtbewoners op hun dagelijkse ommetje de drempel van de kerk over. Ze deelden hun verwondering over de ervaring van de ruimte en de schoonheid van het gebouw. “Ik woon hier al 40 jaar, maar ben nooit binnen geweest.” Daar kan geen beleidsplan ‘kerk voor de buurt’ tegenop.
Hoe verhouden kwaliteit en kwantiteit zich tot elkaar als er meer online kijkers zijn dan offline vierders?
Als we één ding hebben geleerd in de coronatijd, dan is het wel dat de meest ingrijpende ontwikkelingen en veranderingen vaak niet te voorzien zijn, laat staan te plannen, te kwantificeren en te begroten. Voor corona was succes in duidelijke cijfers en klare beleidstaal te vatten: veel mensen in de kerk betekent toekomst en wellicht zelfs groei. Sinds de coronatijd blijkt aanwezigheid ter plaatse relatief: aanwezigheidscijfers werden kijkcijfers. Er kwam een nieuwe vraag op: hoe verhouden kwantiteit en kwaliteit zich tot elkaar als er meer online kijkers zijn dan offline vierders? Wat betekent het aantal ‘views’ op YouTube ten opzichte van de vierende kerk als gemeenschap?
De kerk is niet SMART
Heeft het nog wel zin om vaste (kwantitatieve) doelen te stellen? Wat zei de Ene toch ook alweer? Maak je geen gesneden beeld van ijzer of hout, met andere woorden: leg me niet vast. Maak me niet tot product! Blijf in beweging, kies een richting, maar geef ook over en geef de Geest de ruimte – en die is niet te managen in SMART doelstellingen. Kwaliteit – mensen die geraakt worden op hun pad door het leven, vertrouwen ervaren, troost en kracht van Hogerhand – is niet te plannen en zulke ervaringen zijn niet te begroten. Het werk van kerk (in de stad) is niet Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden. Zielzorg, verkondiging, missionair werk en diaconaat zijn geen producten. Hoe de kerk er over vijf, tien of twintig jaar uitziet, willen beleidsmakers weten, maar daar kun je hoogstens dromend en vergezichten ziend een antwoord op geven.
De vragen en noden veranderen allicht, maar de roeping niet
Het gaat erom hier en nu te onderscheiden, welke verlangens mensen koesteren, waar de vragen, nood en misstanden – ongerechtigheid, niet-vrede – ten hemel schreeuwend zijn. Over vijf, tien of twintig jaar zullen de vragen en noden wellicht anders zijn, maar evengoed zal de kerk (in de stad) geroepen worden om te doen wat moet worden gedaan. Dat is geen kwestie van kwantiteit, maar van kwaliteit. Het vraagt wel om moed en vertrouwen om op grond daarvan te investeren. Maar laten moed en vertrouwen nu bij uitstek gaven zijn van de Geest, die je zomaar aan kan komen waaien.
Cristina Pumplun is de missionair-vicaris van de Westerkerk in Amsterdam. Zij is verantwoordelijk voor de externe presentatie van de kerk en de organisatie van activiteiten op het raakvlak van geloof, theologie en cultuur.
Noten
[1] Lees over krimp in de kerk ook het Theologisch drieluik van Hans de Waal: kerk en vergrijzing.
[2] Woord en Dienst, jaargang 71, nummer 5, mei 2022, p. 5. Lees uit dit nummer de bijdrage van Miranda Klaver over ‘megakerk’ Mozaïek.
[3] Stefan Paas, Vreemdelingen en priesters. Christelijke missie in een postchristelijke omgeving, (Zoetermeer: Boekencentrum, 2015): p. 84.
[4] Koen Holtzapffel (red.), Geef mij de dwaze meisjes maar. In gesprek met Jezus’ gelijkenissen, (Middelburg: Skandalon, 2021): p. 182.