Lazarus; rouw en verdriet
Het verhaal van Johannes 11
De Jezus van Johannes lijkt een onbewogen mens. In de meest precaire situatie, bij zijn arrestatie, vermeldt Johannes dat Jezus alles weet wat hem zal overkomen. Hij houdt de regie en hij wordt niet overheerst door emoties. Des te opvallender is het dat Jezus bij de dood van Lazarus, verteld in Johannes 11, huilt. Wat betekenen de tranen van Jezus in deze passage en hoe rouwen de mensen om hem heen? We kijken eerst naar de opbouw van de tekst en stellen daarbij enkele vragen, vervolgens besteden we aandacht aan de verschillende vormen van rouw en de bijbehorende emoties die in het verhaal voorkomen. Daarna laten we enkele betekenislijnen zien die lopen van Johannes 11 naar andere passages in het evangelie en tot slot komen de uiterste consequenties van Jezus’ optreden aan de orde.
Tekst en opbouw Johannes 11:1-54 (vertaling NBV21)
11:1-5 Lazarus, vriend van Jezus, broer van Maria en Marta, is ziek.
1Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zus Marta woonden – 2dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. 3De zussen stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw vriend is ziek.’ 4Toen Jezus dit hoorde zei Hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.’ 5Jezus hield veel van Marta en haar zus, en van Lazarus.
Dat Maria Jezus met olie gezalfd heeft, is nieuwe informatie. Dat hebben we nog niet gelezen. Misschien komt het nog? En wat een vreemde reactie van Jezus: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood’. Wordt Lazarus dan beter? En is dat tot Gods eer, met applaus voor Zijn Zoon die een zieke geneest?
11:6-16 Verwarring en misverstanden: is Lazarus ziek, slaapt hij of is hij gestorven?
6Maar toen Hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef Hij toch nog twee dagen waar Hij was. 7Daarna zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar Judea.’ 8‘Maar rabbi,’ protesteerden de leerlingen, ‘de Joden wilden U stenigen, en nu wilt U daar toch weer naartoe?’ 9Jezus zei: ‘Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, 10maar wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’ 11Nadat Hij dat gezegd had zei Hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, Ik ga hem wakker maken.’ 12De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ 13Zij dachten dat Hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. 14Toen zei Hij hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven, 15en om jullie ben Ik blij dat Ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.’ 16Tomas (dat is Didymus, ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met Hem te sterven.’
Jezus blijft nog twee dagen waar hij is wanneer hij hoort dat Lazarus ziek is. Waar wacht hij op? Wat bedoelt Jezus wanneer hij zegt: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken.’ Hoe weet Jezus dat Lazarus gestorven is en waarom is hij blij dat hij er niet bij was? Wat is de bedoeling van Lazarus’ dood? En wat betekenen de woorden van Tomas? Weet hij wel wat hij zegt?
11:17-31 Lazarus blijkt al vier dagen in het graf te liggen.
Marta en Jezus, Marta en Maria.
17Toen Jezus daar aankwam, hoorde Hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. 18Betanië ligt dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie, 19en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was. 20Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze Hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. 21Marta zei tegen Jezus: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. 22Maar zelfs nu weet ik dat God U alles zal geven wat U vraagt.’ 23Jezus zei: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ 24‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ 25Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, 26en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ 27‘Ja, Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat U de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’
28Na deze woorden ging ze terug, ze nam haar zus Maria apart en zei: ‘De meester is er, en Hij vraagt naar je.’ 29Zodra Maria dit hoorde ging ze naar Jezus toe, 30die nog niet in het dorp was, maar op de plek waar Marta Hem tegemoet was gekomen. 31Toen de Joden die bij haar in huis waren om haar te troosten, Maria zo haastig zagen weggaan, liepen ze achter haar aan, want ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te weeklagen.
In deze passage is sprake van troost van de kant van de Joden voor de zussen van Lazarus. Maar er zijn ook verwijten, van Marta aan Jezus. Waarom heeft Jezus zich niet gehaast toen hij hoorde dat Lazarus ziek was? Ook van de kant van Maria komt dit verwijt.
11:32-44 Opwekking van Lazarus.
32Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en Hem zag, viel ze aan zijn voeten neer. Ze zei: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn!’ 33Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en Hij ergerde zich. Diep bewogen 34vroeg Hij: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ 35Jezus begon te huilen, 36en de Joden zeiden: ‘Wat heeft Hij veel van hem gehouden!’ 37Maar er werd ook gezegd: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend, Hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ 38Weer ergerde Jezus zich. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. 39Hij zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zus van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ 40Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ 41Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek Hij omhoog en zei: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij hebt verhoord. 42U verhoort Mij altijd, dat weet Ik, maar Ik zeg dit ter wille van al deze mensen hier, opdat ze zullen geloven dat U Mij gezonden hebt.’ 43Daarna riep Hij luid: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ 44De dode kwam tevoorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’
Lazarus ligt al vier dagen in het graf! Waarom vier dagen? Wat is de betekenis daarvan?
Volgens Hosea 6:2 doet God de doden opstaan op de derde dag: ‘Hij redt ons na twee dagen van de dood, de derde dag doet hij ons opstaan: in zijn nabijheid zullen wij leven.’ Die derde dag is dus voorbij. Des te sterker is de kracht waarmee Jezus optreedt.
Nogmaals: wat is de bedoeling van de dood en de opwekking van Lazarus? Het is niet zozeer een wonder, maar een teken dat verwijst naar Jezus’ identiteit, naar wie Jezus is: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft’. De opwekking van Lazarus is het zevende en laatste teken dat Jezus doet. Net als bij de andere tekenen is de bedoeling ervan dat de mensen gaan geloven in Jezus als gezonden door de Vader.
11:45-54 De gevolgen.
45Veel Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in Hem. 46Maar enkelen gingen naar de farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had.
47Daarop riepen de hogepriesters en de farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze man verricht veel tekenen, 48en als we Hem zijn gang laten gaan, zal iedereen in Hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen.’ 49Een van hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei tegen de anderen: ‘Jullie begrijpen het niet! 50Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één mens sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ 51Dat zei hij niet uit zichzelf: als hogepriester in dat jaar sprak hij de profetie dat Jezus zou sterven voor het volk, 52en niet alleen voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen.
53Vanaf die dag overlegden ze hoe ze Hem zouden doden. 54Jezus trad onder de Joden niet meer in het openbaar op, maar vertrok naar de omgeving van de woestijn, naar de stad Efraïm. Daar bleef Hij met zijn leerlingen.
Bij Matteüs, Marcus en Lucas, de Synoptische Evangeliën, is de zogeheten tempelreiniging van Jezus de directe aanleiding voor de autoriteiten om hem te arresteren en uit de weg te ruimen. In het Johannesevangelie staat de tempelreiniging aan het begin van Jezus’ openbare optreden en zijn de opwekking van Lazarus en de gevolgen daarvan voor het Sanhedrin de grootste bedreiging: ‘Vanaf die dag overlegden ze hoe ze hem zouden doden.’ Jezus weet dat en daarom trekt hij zich terug, hij treedt niet meer in de openbaarheid. Hij is vogelvrij verklaard. In zekere zin heeft Jezus met de opwekking van Lazarus bewust zijn eigen doodvonnis getekend.
Maar waarom roept deze gebeurtenis bij Jezus zoveel emoties op? Uit het verhaal komt duidelijk naar voren dat Jezus alles van tevoren wist en dat hij daadkrachtig handelt.
Verdriet, rouw en andere emoties
Dat er veel gehuild, geweeklaagd en gerouwd wordt door de zussen van Lazarus en door de omstanders, is niet moeilijk te verklaren. De ziekte en de dood van Lazarus, hun geliefde broer en dorpsgenoot, zijn verdrietig en betreurenswaardig. Maar waarom roept deze gebeurtenis bij Jezus zoveel emoties op? Uit het verhaal komt duidelijk naar voren dat Jezus alles van tevoren wist en dat hij daadkrachtig handelt. Hij blijft zelfs bewust nog twee dagen wachten terwijl hij gehoord heeft dat Lazarus ziek is. Waar komen zijn tranen vandaan, zijn diepe bewogenheid en zijn ergernis? Volgens de Naardense vertaling is Jezus zelfs ‘woedend’ en ‘in verwarring’. Is hij geërgerd omdat hem tot twee keer toe verwijtend wordt gezegd dat Lazarus niet gestorven zou zijn als Jezus ter plekke was geweest? Marta en Maria, de beide zussen van Lazarus suggereren hiermee dat hij de dood van Lazarus had kunnen voorkomen. Later klinkt deze suggestie nog een keer van de omstanders. Terwijl Jezus zelf tegen zijn leerlingen zegt dat hij blij is dat hij er niet bij was, omdat alleen zo de heerlijkheid van God en het geloof in Jezus kunnen worden gerealiseerd. Raken deze verwijten Jezus?
Het Griekse werkwoord (dakruô) waarmee het huilen van Jezus in 11:35 wordt aangegeven, is bijzonder. Het is de enige plaats waar het voorkomt, niet alleen in Johannes, maar in het hele Nieuwe Testament. Vanwege de semantische verwantschap met dakruon – traan – en vanwege de werkwoordsvorm – aoristus, hier als aanduiding van het begin van een handeling – is het misschien nog het beste te vertalen als: ‘de tranen springen Jezus in de ogen’. De Naardense vertaling geeft: ‘Jezus breekt uit in tranen’. Het is een emotie die Jezus lijkt te overvallen. De omstanders interpreteren Jezus’ tranen als uiting van genegenheid voor de overledene. Voor anderen zijn het krokodillentranen: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend, Hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ Met andere woorden, zijn verdriet is niet oprecht. Dat stoort Jezus opnieuw. Zoals de eerdere ergernis – met als aanleiding het weeklagen van Maria en de Joden die bij haar waren – Jezus ertoe bracht met een woedende ondertoon te vragen waar ze Lazarus hadden neergelegd, waarop hij geëmotioneerd wordt, zo loopt hij nu naar het graf en sommeert de steen weg te halen. Na protest van Marta maakt Jezus opnieuw duidelijk wat de bedoeling is van dit alles. Jezus richt zich vervolgens tot God en roept Lazarus naar buiten, tot leven. De slotzin van deze episode is ontroerend. Letterlijk vertaald staat er: ‘Maak hem los en laat hem gaan.’
Deze passage is een cluster van emoties. Voor Jezus zijn het onbegrip en het misverstaan, eerst van zijn leerlingen, daarna van de omstanders en van de zussen van Lazarus een bron van ergernis. Meerdere malen probeert hij duidelijk te maken waartoe de dood en de opwekking van Lazarus dienen. Maar er is nog een reden voor Jezus’ emoties. Voor hemzelf heeft de dood van zijn goede vriend alles te maken met zijn eigen naderende einde. Dat blijkt ook uit wat volgt. Kort na deze gebeurtenis wordt er ter ere van Jezus een maaltijd gehouden ten huize van Lazarus en zijn zussen. Marta bedient, Lazarus ligt mee aan tafel en Maria zalft de voeten van Jezus met kostbare nardusolie, in 11:2 kondigt Johannes dit al aan. Judas bekritiseert Maria hierom, maar Jezus zegt: ‘Laat haar, ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis’ (Johannes 12:1-8). Zo legt Jezus een expliciet verband tussen Lazarus en hemzelf.
Tomas had gelijk met zijn voorspellende woorden (11:16), in die zin dat het sterven van Jezus in de dood van Lazarus zijn schaduw vooruitwierp, met dit verschil dat de leerlingen niet samen met Jezus sterven.
De dood van Lazarus als voorafschaduwing van Jezus’ eigen dood
Dat de opwekking van Lazarus door Jezus voor de autoriteiten de directe aanleiding was om hem te arresteren, is al aan de orde geweest. Verderop zullen we nog zien waarom deze gebeurtenis in politieke zin zo bedreigend was voor de heersende elite. Literair gezien zijn er ook verbanden tussen de dood en opwekking van Lazarus en Jezus’ eigen dood en opstanding.
De opwekking van Lazarus wordt door Johannes breed uitgemeten. Heel gedetailleerd beschrijft hij de gebeurtenissen en de reacties van de omstanders. Ontegenzeggelijk is Jezus de hoofdpersoon van dit verhaal en niet Lazarus. Ook bij zijn eigen opstanding is Jezus de hoofdpersoon, hier is God degene die opwekt. De opstanding van Jezus daarentegen vindt plaats terwijl er niemand bij is. Er zijn geen getuigen, alleen achteraf zien zijn leerlingen een leeg graf. Er is wel een stille getuige, die tevens een verband legt met Lazarus.
Op Jezus’ roep komt Lazarus uit het graf naar buiten, zijn gezicht is bedekt door een doek (11:44). Het Griekse woord voor de doek is soudarion. Datzelfde woord staat in Johannes 20:7: Petrus zag ‘dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek.’ Alleen op deze twee plaatsen in het Johannesevangelie komt dit woord voor. De doek van Lazarus bedekt zijn hoofd nog, de doek van Jezus is – en heeft – afgedaan.
De consequenties van Jezus’ optreden
Jezus roept Lazarus terug uit de dood, waarbij een groot aantal mensen aanwezig is. Het gevolg is dat veel mensen in Jezus gaan geloven. Dit komt de autoriteiten ter ore en ze komen op hoog niveau samen om te overleggen wat hen te doen staat. De dienstdoende hogepriester van dat jaar, Kajafas, stelt voor om het leven van Jezus op te offeren ter wille van het volk: ‘Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één mens sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ Onbedoeld spreekt Kajafas hier profetische woorden. Deze passage begint met het bijeenroepen van het Sanhedrin (11:47) om de dood van Jezus te beramen en eindigt met het bijeenbrengen van de verstrooide kinderen van God als gevolg van diezelfde dood (11:52). Er staan in het Grieks twee identieke werkwoorden (synagô), met twee totaal verschillende betekenissen die niettemin bij elkaar horen omdat het tweede het gevolg is van het eerste.
Jezus sterft voor anderen, voor het volk, zo legt Johannes uit.
Johannes hecht eraan om de woorden van Kajafas te benadrukken door ze nog eens te herhalen in 18:14, nadat Jezus is gearresteerd. Die woorden hebben meerdere lagen, ze hebben zowel een voor de hand liggende betekenis als een diepere laag.
De eerste betekenis is van politieke aard. Het evangelie van Johannes heeft – misschien tegen de verwachting in – een sterk politieke lading. Dat komt in deze passage expliciet naar voren. De oproer die hij veroorzaakt, de geweldloze macht die hij vertegenwoordigt, zijn vermogen om mensen te mobiliseren, dat alles vormt een bedreiging voor de Joodse machthebbers. Met de uitroep: ‘Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen’ lijkt het alsof het belang van het volk in het geding is, maar wanneer ze het hebben over de tempel, bedoelen ze eigenlijk hun eigen positie (het Griekse woord topos kan beide betekenen – Johanneïsche ironie) die afhankelijk is van de Romeinse bezetter.
Een tweede betekenis gaat dieper. De uitspraak van Kajafas ‘dat één mens sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat’ is voor hem een politieke zaak – hij is zich dan ook niet bewust van wat hij zegt, aldus Johannes – maar betekent in feite dat Jezus’ dood geen zinloze gebeurtenis is, maar een diepere zin heeft. Jezus sterft voor anderen, voor het volk, zo legt Johannes uit. Bovendien is deze zin niet beperkt tot Israël, maar geldt voor alle kinderen van God. De betekenis van Jezus’ dood is universeel.
De gedachte dat Jezus sterft ‘om de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen’ is alleen bij Johannes te vinden. Ook het motief dat Jezus’ dood een plaatsvervangende betekenis heeft, komen we bij de andere evangelisten niet zo expliciet tegen.
De dood van Lazarus brengt heel wat teweeg. Rouw, verdriet, troost, opwekking, oproer en vervolgens een samenzwering om ook Jezus ter dood te brengen. Johannes plaatst dit verhaal centraal in zijn evangelie. Het belang van dit verhaal is groot, mede vanwege het verband dat Johannes legt met Jezus’ eigen dood.
Door Brouns-Wewerinke is exegeet Nieuwe Testament.
Boekentip
Klaproosmomenten
In dit prachtig geïllustreerde geschenkboek staan bemoedigende teksten voor allerlei momenten in een tijd waarin jouw grond omgewoeld wordt. De klaproos staat symbool voor momenten van moed en kracht. Ze wortelt ondergronds, vindt daar kiemkracht en komt uiteindelijk tot bloei op plekken waar je dit het minst verwacht. In dit boek worden tekeningen afgewisseld met poëtische teksten, verhalen en anekdotes over de klaproos en haar symboliek, over rouw en afscheid nemen.