Marianne Witvliet – Als je verdwaalt
Mijn eerste ervaring met het overlijden van een geliefd mens, een ongetrouwde nog jonge oom, was toen ik dertien jaar oud was. Ik weet nog goed hoe ik de eerste dagen doorkwam met lezen, op de bank in de huiskamer. Ik sloot me af en leefde in een boekenwereld. Veel ervaringen later weet ik dat het leven na iemands overlijden doorgaat. In huis, in werk en vriendenkring, in de wereld. En dat herinneringen spelen: drie dagen geleden zei ze nog …, vorige maand gingen we nog … Wat heeft een mens nodig om balans te vinden in een veranderde levensorde? In Als je verdwaalt lees je hoe Jip een nieuwe balans zoekt.
Inhoud
Rutger, de vader van Jip, verongelukt als hij 48 jaar oud is. Jip was nog maar net als kersverse tekenlerares op een middelbare school begonnen, maar ze neemt na zijn overlijden ontslag, het lukt nu niet. Twee maanden later verhuizen Jip en haar moeder Karli naar een andere streek, ver van zee en strand vandaan, waar Jip zo graag met haar vader liep. Karli echter wil weg van die plek met al die herinneringen.
Jip begint dan de nachten te tellen die haar van haar vader verwijderen (pag. 19). Ze begint in haar nieuwe woonplaats moedig opnieuw aan een baan als tekendocente, ze voert haar ‘strijd’ met puberende brugklassers en ze leert de bewoners van het naburige landgoed kennen. Maar de helft van haar hart is verdwenen (pag. 15) en haar moeder bewoont maar de kleinste helft van haar hart (pag. 19). Jip telt door tot 365 nachten om zijn.
Personages
Jip is de hoofdpersoon in deze roman. Ze heeft nog maar net haar opleiding tot tekendocent afgerond, is klein en tenger. Overwicht op een groep pubers heeft ze niet meteen, zeker niet in haar labiele situatie. Als iemand haar aanspreekt met ‘meisje’ is haar reactie ‘ik heb sinds zes jaar mijn rijbewijs’ (pag. 97). Ook al spelen de gebeurtenissen in de school niet de hoofdrol in dit verhaal, het is wel boeiend om te ontdekken hoe en waarmee ze de pubers voor zich weet te winnen. Uiteindelijk niet met ‘espadrilles met een sleehak waarop ik tamelijk oncomfortabel loop, maar die stoer staan en mij vijf centimeter ophogen.’ (pag. 59)
De pubers maken deel uit van de groep nieuwe mensen met wie ze in contact komt. Naast de woning die Jip met haar moeder bewoont, ligt het landgoed Zuyderhuis van Beatrijs van IJsselmuiden, een oude dame. Bij haar is Juda, een rechtenstudent, dikwijls te gast. En Pierre Murant voert voor Beatrijs als rentmeester de scepter. In het koetshuis wonen de oude Bé en Annetje, al jaren zijn zij de tuinman en de dienstbode van de freule. Wie zijn ze, wat vertegenwoordigen ze voor Jip?
Niet alleen mensen bevolken haar nieuwe omgeving. Van haar moeder kreeg Jip een pup, Brush, en de oude Bé brengt haar in contact met vijf schapen die op een naastliggend weiland lopen. Hond en schapen zijn niet meteen vriendjes met haar, hoe komt dat en waardoor verandert dat in de loop van de maanden?
Ook Karli, haar moeder, lijkt een vreemde voor Jip. Ook zij is in rouw, maar zoals we weten verloopt een rouwproces voor de een anders dan voor de ander. Let maar eens op: Karli kiest de ruimte, Jip vertelt je over één brugklas en beweegt zich op één klein landgoed. Vroeger waren moeders ‘woorden nog pluisjes van de paardenbloem. Ze dansten veelbelovend in de wind, op weg naar een belofte. […] Nu lijkt ze verder weg dan mijn overgrootmoeder.’ (pag. 37). Zo omschrijft Jip hun relatie in die maanden na Rutgers dood. Het is zoeken naar momenten waarin ze moeder en dochter zijn.
Structuur
Het boek heeft 26 hoofdstukken, een deel daarvan heeft een titel waarmee het jaargetijde en het aantal getelde nachten wordt weergegeven. Het is vrijwel chronologisch. Hoofdstuk 1 is ‘Vroege lente, 168 nachten later’, maar daarna gaan we terug in de tijd, naar ‘Herfst van 2008, vlak nadat de sterren verdwenen’ en dan volg je Jip in de seizoenen van het eerste jaar na de dood van haar vader. Opvallend is dat de hoofdstuktitels 24 en 25 afwijken in formulering. Alleen die titels al geven een kijkje in het rouwproces van Jip.
Perspectief
Deze roman is in de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd geschreven. Daardoor beleef je als lezer Jips ervaringen van nabij. Je volgt haar in haar gedachten, haar herinneringen en haar gesprekken. Vanuit haar perspectief ontmoet je de andere personages en het is de vraag of je eraan ontkomt om ook haar oordeel over die mensen te delen. Jip gaat sterk op haar intuïtie af. Staan al haar gevoelszenuwen in deze rouw op scherp of is het een karaktereigenschap? Het is de moeite waard om te zien bij wie haar intuïtie goed werkte, maar bij wie ook niet en ze haar oordeel moest bijsturen.
Schrijfstijl
Marianne Witvliet schrijft veel in dialogen, soms moet je even tellen om te zien wie wat zegt. Juda, Jip, Juda, Jip … Stoort dat of maakt dat het verhaal juist levendig? Verder gebruikt ze veel beeldspraak die ze in de mond van Jip legt. Jip vertelt Juda bijvoorbeeld over haar ouders: ze ervaart haar vader en moeder als twee totaal verschillende huizen. Een overzichtelijk en veilig huis met de serene stilte van een klooster naast een inspirerend huis vol licht en rumoer. (pag. 64) Haar beelden nodigen Juda uit om zijn ouders ook in deze termen te beschrijven. Is dat spreken in beelden voorbehouden aan een schrijfster die goed is in tekenen, zoals ook haar personage Jip? Of kunnen wij, lezers, dat ook, en doen we het ook? Wanneer dan of met welk doel?
Thematiek
Het is mij te gemakkelijk om als thema voor dit boek ‘rouwverwerking’ te kiezen. Er speelt veel meer. Als ik dit boek zou bespreken met jonge mensen, want ook voor hen vind ik het uitermate geschikt, zou ik vast en zeker vragen wat ze het meest boeiend vonden. Het rouwproces? Of de ontwikkeling van relaties en welke dan? Of het dilemma waarmee Jip te maken krijgt en hoe ze daar zelf mee zouden omgaan? En natuurlijk zou ik hen wijzen op de motto’s voorin het boek.
Auteur
Marianne Witvliet (1951) was verpleegkundige, maar die functie kon ze niet combineren met haar taak in een gezin met vier kinderen. Ze nam tekenlessen, behaalde een LO-akte en ontwikkelde zich als illustrator van boeken, maar ook als schrijfster van kinderboeken en romans. Ze kreeg in de jaren ’90 gelegenheid om als illustrator en redacteur bij het Reformatorisch Dagblad te werken.
Jeany van den Berg studeerde Nederlandse Taal en Letterkunde en was jarenlang docente Nederlands voor havo en vwo in Kampen. Tegenwoordig schrijft zij op verzoek levensverhalen.
Marianne Witvliet, Als je verdwaalt, Mozaïek 2020, 272 blz., € 24,50 (paperback), € 9,99 (e-book). ISBN 9789023959595