‘Mij geschiede naar uw woord’
Alternatief bij tweede zondag van Advent (Lucas 1:26-38)
De eerste twee regels van LB 443 [1] luiden: ‘De engel Gabriël komt aangesneld, de vleugels sneeuw, de ogen vurig fel.’ Oorsprong van dit lied is een Baskisch volks(kerst)liedje, dat in 1897 werd opgenomen in de Archives de la tradition basque. Dat is een Franse verzameling van Baskische volksliederen. Via deze Archives stak het lied over naar Engeland waar het werd vertaald en als Christmas Carol graag wordt gezongen.
In het Engels luidt de eerste regel: ‘The angel Gabriel from heaven came, his wings as drifted snow, his eyes aflame.’ In de Nederlandse vertaling zijn die hemel en stuifsneeuw gesneuveld vanwege het dictaat van melodie en rijm. Helaas, want Gabriël snelt niet zomaar ergens vandaan naar de aarde toe op zijn vleugels – door de snelheid golvend als opgewaaide stuifsneeuw – maar vanuit de hemel. De hemel weet het en nu moet de aarde het ook weten: de Messias komt! Bij háár, Maria!
Mirjam, Mariam, Maria
Lucas schrijft altijd (Gr.:) Mariam – behalve wanneer het over Maria Magdalena gaat. Daarmee verwijst hij uitdrukkelijk naar de naam van Mirjam. De zuster van Mozes die haar broertje in de gaten hield in zijn mandje in de Nijl. Maria, Mariam, Mirjam. Met die Mirjam en haar moed is het begonnen, de geboorte van Israël in Egypte, leren wij uit het eerste boek van Exodus. En de evangelist Lucas zegt: met Mirjam van Nazaret is het begonnen rond de Messias.
Met Mirjam is het begonnen is de titel van het boek waarin Catharina Halkes in 1980 het spanningsveld tussen feminisme, christelijk geloof in het algemeen en de geloofsbeleving van vrouwen in het bijzonder beschreef. De ondertitel van dit boek luidt: Opstandige vrouwen op zoek naar hun geloof. Daarin staat ook een prachtig ‘drieluik voor Maria’. Daarin vertelt Halkes over de plaats die Maria innam in het leven van ‘een katholiek meisje’, en hoe zij, Halkes, bij vrouwen in de kerk boosheid hoorde om het stereotype beeld van de nederige dienende vrouw. Dat beeld doet zowel Maria als de vrouwen tekortdoet – helaas wordt Maria tot op heden in preken nog vaak alleen zo getekend. Halkes schetst Maria als profetische figuur: niet deemoedig gebogen, maar moedig rechtop. Er is moed voor nodig om ‘draagmoeder’ van de goddelijke belofte, de Messias, te zijn!
Als we zorgvuldig lezen, zien we dat de evangelist haar evenmin als een schuchter meisje beschrijft. Geschrokken is ze, geschokt misschien. Overvallen door een boodschap waarvan ze de portee niet direct kan bevatten, maar ze aanvaardt hem zonder aarzelen. ‘Mij geschiede naar uw woord’ (1:38). Dat is geen onderwerping, maar overgave aan een taak die je bij je volle verstand op je neemt.
Menselijke realiteit
Hoewel Lucas begint met een engel, een bode van Godswege, doet hij zijn best om dit verhaal van Godswege in de menselijke realiteit te plaatsen. Deze aankondiging via een engel is een buitengewoon, uitzonderlijk verhaal – maar tegelijk gebeurt dat verhaal midden in onze menselijke werkelijkheid. De Annunciatie vindt plaats in het bestaan van een heel gewoon meisje, een mensje zoals wij. Maria, een meisje uit Nazaret in Galilea, in Noord-Israël. Nazaret is een bestaande plaats hier op aarde. Niet een sprookjesstad, of het hutje van Hans en Grietje in het bos, of het kasteel van Doornroosje.
Een kind van Godswege
Maria is – ook dat is een realiteit – nog in ondertrouw en kan dus nog niet ‘bezwangerd’ zijn. Die ondertrouw is belangrijk, want daardoor is zij geparenteerd aan het huis van David, waaruit de Messias immers geboren moet worden. Straks zal zij bij haar nicht Elisabet in het lied waarin zij haar vreugde uitzingt, dan ook zeggen: ‘Mij zullen zalig prijzen alle geslachten’ (1:48). De generaties van het huis van David vóór haar en de generaties die na haar zullen komen, zijn met haar verheugd en prijzen haar om haar waardigheid, haar eer.
Maar zover is het nu nog niet. In het verhaal van de Annunciatie lezen wij allereerst hoe zij deze waardigheid aanvaardt en daarmee haar rol in de geschiedenis van God en de mensen op zich neemt. Vanuit een irrealiteit, een onmogelijkheid: ‘Hoe zal dit gebeuren, daar ik nog geen gemeenschap met een man heb gehad?’ (1:34). Deze geboorte onttrekt zich aan de trots waarmee menselijke heersers troonopvolgers verwekken – dit kind is van Godswege.
Een andere geschiedenis
Maria staat daarmee in de lijn van alle onvruchtbare moeders in Israël. Juist die moeders die menselijkerwijs gezien geen kind (meer) ter wereld konden brengen, werden draagster van een kind dat de messiaanse belofte verder droeg. Maria is het eindpunt van die lijn. ‘Mij geschiede naar uw woord,’ zegt Maria tegen de engel. Hoewel Lucas zelf het Griekse woord egeneto, ‘en het geschiedde’, pas in 2:1- 20 gebruikt (maar dan ook driemaal, op de cruciale momenten), is Lucas 1:26-38 één en al geschieden. Geschiedenis van Godswege. God zegt haar bij monde van Gabriël, die ‘vriend van God’, toe: ‘Je zult zwanger worden en baren’. Zoals Hagar (Genesis 16:11), Sara (Genesis 17:21), de moeder van Simson (Rechters 13:3) en vele andere vrouwen in de geschiedenis van God en Israël tegen zich hoorden zeggen.
De aankondiging van de geboorte van Jezus aan Maria verbindt ons met de geschiedenis van Israël in Egypte en het begin van de uittocht uit het slavenhuis. Met de geschiedenis van de onvruchtbare vrouwen in Tenach en met de belofte aan het koningshuis van David. Niet biologisch, maar theologisch. Het woord geschiedt aan Maria en zij zegt daar volmondig ‘ja’ en ‘amen’ op. Zij neemt haar plaats in en stáát. Met Mirjam/Mariam is het begonnen. Al lijkt het alsof alles op aarde bij het oude blijft, er voltrekt zich een andere geschiedenis. Een Koninkrijk staat op doorbreken, een toekomst die onze verwachtingen te boven gaat.
Deze exegese is opgesteld door Elly Bakker.
Voetnoot
[1] Zie ook ‘Lied onder de loep’, p. 14.