Passie en lijden bij Defensie
Een interview met Fred Omvlee over geestelijke verzorging bij de krijgsmacht

Als er één omgeving is waar passie en lijden als een schaduw meebewegen met degenen die er werken en leven, dan is het wel de krijgsmacht. Hoe balanceer je op dat wankele koord tussen leven proberen te geven zonder een leven te nemen? Of – en hoe realistisch is dat in deze tijd – bereid zijn te vechten en mogelijk te sterven voor je land? Op een zonnige vrijdagmiddag schuif ik aan bij Fred Omvlee (1965), aan een grote familietafel, waar een flinke pot thee klaarstaat.
Je bent predikant namens de PKN en werkte tot eind 2023 als geestelijk verzorger bij de Koninklijke Marine. Hoe kwam je terecht bij Defensie?
“Ik was dominee in Monnickendam, eerst bij de gereformeerde kerk, later bij de Samen-op-Wegkerk. Al snel kreeg ik het gevoel dat ik namens de kerk buiten de kerk wilde werken. Elk jaar kreeg ik een boekje van Defensie, en op een dag bevatte dat een brief waarin stond dat er ruimte was voor nieuwe krijgsmachtpredikanten. Dat sprak me aan, dus ik solliciteerde.
Als theologiestudent hoefde ik niet in dienst, maar eigenlijk had ik dat wel gewild. Vanuit Monnickendam was Den Helder goed te bereiken, en zo koos ik voor de marine als meest avontuurlijke optie. Dat bleek een goede keuze: in 22 jaar heb ik veel gereisd en diverse mensen ontmoet, vaak niet direct gelovig, maar wel met diepe levensvragen.”

De uitdaging van een militaire opleiding: aanpassing aan de krijgsmachtcultuur
“Ik moest wel wennen aan de militaire cultuur; me schikken. Een gemeentepredikant heeft te maken met een verwachtingspatroon, maar is ook vrij in de invulling daarvan. Bij Defensie begin je als geestelijk verzorger met een complete militaire opleiding. Je agenda ligt vast; je hebt maar te volgen en vol te houden.
Tijdens mijn militaire opleiding moest ik in het specialistenpeloton – een klasje met artsen, tandartsen, juristen en geestelijk verzorgers – leren marcheren en schieten. Zo nu en dan moest je ook zelf bevelen geven. Dat klinkt best eng, maar ik vond het juist een aangenaam gevoel om in een peloton te lopen. Je vormt samen een corpus, we waren een lichaam.
Daarna kom je op je werkplek – een kazerne of schip – en ben je die zelfstandige professional. Je hebt de vrijheid om je rol zelf in te vullen en staat vrij in de hiërarchie van Defensie. Je draagt een uniform met strepen, maar die zeggen vooral iets over je salarisstrookje. Verder kun je geen bevel geven, maar dus ook geen bevel krijgen.
Dat nodigt uit om jezelf te zijn als geestelijk verzorger. Ik heb daar geleerd om mijn muziek (Fred Omvlee staat bekend als de Elvisdominee, red.) en mijn eigenheid te gebruiken.
Aan boord heb ik een hut, dat is mijn slaapplek en werkkamer. Tijdens militaire uitzendingen verblijf ik in de compound, in een container die ik vaak deel met een van de artsen, om me even terug te trekken. Maar de bedoeling is dat je als geestelijk verzorger onder de mensen bent. Hopelijk mag je naar vergaderingen, zodat je weet wat er officieel speelt. Je doet mee, van kaartspelen tot patrouilles, van wachtlopen tot helpen in de kombuis.
De kunst is om alles mee te maken wat militairen meemaken. Zo spreek je hen in hun veilige ruimte, tijdens het werk waar zij vertrouwd mee zijn
De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik weleens dacht: wat doe ik hier? Wat voeg ik toe als geestelijk verzorger bij de marine? Maar dan volgt een gesprek waarin iemand zich even opent. Dan weet je: dit kan hij aan niemand anders kwijt dan aan de geestelijk verzorger. Je bent niet noodzakelijk, maar wel nodig.”
Wat is de motivatie van jongeren om te kiezen voor een carrière bij Defensie?
“Veel jonge militairen zijn stoere jongens en meisjes met tattoos en een voorliefde voor motoren, fitness en bodybuilding. Ze zijn vertrouwd met uiterlijkheid, maar minder met hun eigen innerlijk. Dat maakt ons werk interessant.
Vaak vluchten deze jongeren voor hun thuissituatie, op zoek naar zelfstandigheid en vrijheid. Maar hun problemen nemen ze natuurlijk mee. Ik heb letterlijk eens gehoord: ‘Vriendje A zit in de bak, vriendje B is verslaafd, mijn moeder zie ik nooit, ze is gescheiden. Dus ik wil iets van mijn leven maken.’ De marine was in dat geval de strohalm.
Een leidinggevende zei eens: ‘Dit marineschip lijkt wel een gezinsvervangend tehuis, ik voel me een soort pleegvader.’ Eén marinier bleek bijvoorbeeld dak- en thuisloos te zijn. Hij leefde in zijn auto, maar kon heel goed zijn rol als militair invullen met dat uniform. Dat zie je vaker: als het uiterlijk verzorgd is, lijkt alles in orde. Natuurlijk zijn er ook militairen uit keurige, stabiele gezinnen.”
Ook veel mensen met een christelijke achtergrond kiezen voor Defensie. Het is een dienend beroep
De militair is een gepassioneerd mens, iemand die samen met anderen iets goed wil doen. Naast hun werk als beroepsmilitair zijn ze vrijwel allemaal vrijwilliger, bij de padvinderij of als voetbaltrainer in hun woonplaats. Het zijn doeners die van teamwork houden.
Bij gewapende beroepen: leger, politie en ook de brandweer, zit het onverwachte ingebakken. Je traint erop en moet klaar zijn voor wat je hoopt wat niet gebeurt. Als het gebeurt, moet je naar voren stappen. Een normaal mens zou wegrennen, maar zij moeten juist op het gevaar af.
Militairen zijn leuke types die alles overhebben voor hun team en hun buddy. Je moet op ze kunnen vertrouwen. Iedereen in dienst heeft een buddy, ik ook. Dat is pragmatisch, want die moet jou zoeken als er iets gebeurt. Militaire buddy’s vertellen elkaar alles. Dat is een nuttige eigenschap tijdens een missie. Maar wat goed werkt binnen een militaire uitzending, werkt thuis niet altijd. Eenmaal thuis moet je weer vertrouwelijk worden met je partner.”

Beseffen jonge militairen vooraf in wat voor wereld ze terechtkomen?
“In de reclamefilmpjes van Defensie zie je in drie minuten wat je in pakweg twintig jaar meemaakt. Die zijn dus niet realistisch. De meeste oorlogsfilms geven een geïdealiseerd beeld. De werkelijkheid als is saaier en valt soms tegen, omdat je ook veel tijd in de schoolbanken moet doorbrengen. Je moet veel leren als militair voordat je operationeel bent.
De meesten willen graag voor ‘het echie’ gaan, de opleiding in de praktijk brengen, uitgezonden worden. Daarnaast word je dan beter betaald en krijg je een medaille.”
Als militair tel je mee als je op missie bent geweest
Je hebt meerdere uitzendingen meegemaakt, van Liberia tot Afghanistan. Hoe was dat?
“De eerste uitzending was naar Liberia, waar destijds een burgeroorlog woedde, met het probleem van de kindsoldaten. We lagen voor de kust als hospitaalschip voor Ierse mariniers. Het was waanzinnig interessant om voor het eerst West-Afrika te zien. Een spannend hoofdstuk, ook voor dat land. Maar in positieve zin: er werd vrede gesticht tussen de strijdende groeperingen. Dat heeft mij de ogen geopend voor hoe zo’n militaire operatie, de politieke besluitvorming, en de onderhandelingen daarachter kunnen gaan. Er werd steun verleend door ontwikkelingshulp vanuit Nederland en andere Europese landen. Tijdens mijn uitzending naar Liberia heb ik voor het eerst gemerkt hoe leuk het is om vier maanden met een bemanning samen te zijn.

Toch heb ik gehoord van mariniers die van het schip afgingen en daadwerkelijk met vijandelijk contact te maken hadden, dat ze een posttraumatisch stresssyndroom hebben opgelopen. Meestal ontstaat PTSS bij militairen doordat ze te weinig mochten. Je ziet misstanden, schendingen van mensenrechten, en vervolgens mag je, vanwege het gegeven politieke mandaat, niet optreden. Militairen kunnen beschadigd raken doordat ze te veel leed hebben gezien waar ze medeverantwoordelijk voor zijn.
PTSS door situaties die je als militair niet hebt kunnen voorkomen, komt veel vaker voor dan door het leed dat je zelf hebt veroorzaakt
Mijn uitzending naar Afghanistan was indrukwekkend, vooral gezien de huidige situatie: de Taliban hebben gewonnen. Wat hebben wij daar dan gedaan? Zeker voor de families van de vijfentwintig omgekomen militairen kan dat een vraag zijn: wat was de zin van het offer van mijn kind, mijn man of mijn vader?
Dat is zuur, plus: we worden politiek gestuurd. Militairen kunnen twijfelen aan het oprechte doel van de missie. De Nederlandse politiek stuurt militairen, maar wordt het voldoende groots aangepakt? Vaak is dat niet het geval. Tijdens onze uitzending naar Afghanistan hadden we al door dat stabiliseren niet zou lukken.
Met tweehonderd man in een provincie zo groot als driekwart van Nederland, in een rotsachtig en ontoegankelijk landschap, moesten wij een positieve boodschap brengen over scholing en vrouwenrechten. Goedbedoeld, maar een druppel op de gloeiende plaat. We trainden politieagenten en lokale legereenheden.
We hoorden verhalen van Afghanen, zoals een vader die de ene zoon naar de Taliban en de andere naar ons stuurde: ‘Dan zitten we altijd goed.’ De Afghanen zeiden ook: ‘Jullie zijn hier vier maanden, in totaal een paar jaar, maar wij zitten hier levenslang. We wachten wel op wat hierna komt.’
In die tijd mocht ik onderhandelen met het Bureau van het ministerie van Religieuze Zaken, omdat religie in Afghanistan een overheidsfunctie is. Een militair die met mij meeging, vond dat deze gesprekken meer zoden aan de dijk zetten dan andere projecten.
De mullah was destijds ondergedoken, bedreigd door de Taliban vanwege zijn gematigde en moderne benadering van geloof. Wat heb je dan bereikt?
Voor de militair blijft het zoeken naar doel en zin
Enerzijds wil je je werk goed doen, de eigen veiligheid bewaken en anderzijds iets goeds doen binnen de gegeven mogelijkheden. Meestal lukt dat wel. Het is mooi werk, en militairen hebben een uitdagende taak.”
Je hebt mensen die het veldwerk doen maar ook die de orders geven. Hoe is dat voor hen?
“De mensen die de orders geven, zitten deels in de uitzendgebieden en deels in Den Haag. In de compound in Afghanistan, nog in de rustige periode vóór 2006, merkten we dat wat wij meemaakten, vaak anders in het nieuws kwam.
Ik heb toen geleerd: er is een werkelijkheid voor de militair op de compound, en die kan veel heftiger of juist tammer zijn dan in het nieuws wordt weergegeven. Maar er is ook een werkelijkheid bij de marineleiding in Den Helder, de militaire leiding in Den Haag en de politiek. Er bestaan meerdere werkelijkheden naast elkaar, en die komen niet altijd overeen met de realiteit zoals de militair die voelt.”
Heb je meegemaakt dat officieren orders moeten geven die indruisen tegen hun geweten?
“Het is meer andersom. Uiteindelijk moet de militair, zoals een sergeant met een pantserwagen die een uur rijden vanaf de compound is, split-second beslissingen nemen. Er is nog wel communicatie, maar de militair blijft toch altijd zelf verantwoordelijk.
Ik heb geen voorbeelden van officieren die een beslissing moesten nemen die tegen hun overtuiging indruiste. De Nederlandse militair krijgt veel verantwoordelijkheid toebedeeld en moet dat ook weer rapporteren.”

Hoe zijn de kerkdiensten aan boord van het marineschip waar je dominee bent?
“Het gelovige gehalte onder militairen is divers. De één is katholiek, de ander hersteld-hervormd, en weer een ander behoort tot de pinkstergemeente. Ze hebben vaak geen enkele kerkelijke overeenkomst qua liederen. Dat doet er ook niet toe, want de katholieke aalmoezenier doet hetzelfde als de legerpredikant.
Ongeveer 10 procent van de bemanning komt geregeld naar zo’n viering. Vaak is dat een sociaal uitje, even in een andere sfeer. Een vrouwelijk bemanningslid dat zich bij mij had laten dopen aan boord op zee, zei: ‘Ik kan niet verder weg van het schip zijn dan hier.’
Een kerkdienst betekent afstand nemen van het gewone
Aan boord, of in de compound, ben je als militair continu aan het werk. Met teksten, muziek, kaarsjes aansteken voor thuis, komen mensen even los en tot zichzelf.
Ik heb het vertrouwen gevoeld van mensen die hun meest kwetsbare dingen en gebeurtenissen met je willen delen, vaak ontroerend mooi. Het vreemde aan ons vak als geestelijk verzorger bij Defensie is: bij de tragiek van een ander wordt het mooi voor ons; dat is heilige grond. De ander vertrouwt je iets toe waarvan je weet dat hij of zij hiermee naar niemand anders toe kan.
Als geestelijk verzorger kun je je een buitenstaander voelen. Totdat iemand ineens jou toevertrouwt, zoals een commandant na een uitvaart: ‘Goed dat je er was.’ Want als de dood in het spel komt, wordt er nog steeds naar de geestelijk verzorger gekeken, want ja, dit hadden we niet geoefend. Voor militairen is het heel eng als daar zo’n kist staat. Dan is het mooi om je ervaring als dominee in te kunnen zetten.
Binnen een lokale kerk heb je bijna iedere maand wel een uitvaart. Daardoor weet je wat je moet zeggen om anderen een begaanbaar pad te kunnen bieden. Ik doe nog steeds uitvaarten van militairen die ik heb gekend, of van veteranen die ik heb leren kennen.”
De militaire rituelen van veteranen
“Veteranen gaan wel eens op bedevaart naar Lourdes, maar doen dat dan op de motor. Dat is mannelijke spiritualiteit, je hoeft niet te praten. Je verzamelt in Utrecht en rijdt in een paar dagen naar Lourdes met je leren jas aan. Ze gaan naar de mis, drinken bier, laten een traan, geven elkaar een klap op de schouder en gaan weer naar huis. Dat vind ik fascinerend.
Je zou kunnen zeggen dat er een militaire religiositeit is
Tijdens veteranendagen komen deze militairen allemaal weer bijeen. Ze houden van rituelen: de vlag hijsen, stilte, de Last Post. Je ziet die rituelen overal terug, bijvoorbeeld op de dag van de aanslag als je iemand van je eenheid hebt verloren. De leden van die eenheid komen bij elkaar, houden een stilte en drinken een borrel.
Een aantal van die militaire rituelen heeft een associatie met de kerk, zeker met de katholieke kerk die ook een hiërarchische structuur heeft. De soort liturgische kleding, de rituelen, de dag beginnen met een appel en eindigen met de Last Post, stiltemomenten, muziek, vlagvertoon. Het militaire leven biedt in een tijd van ontkerkelijking structuur en houvast. En dat is best prettig.”
Helemaal opgaand in het boeiende gesprek realiseren we ons dat de thee inmiddels koud is geworden.
Fred Omvlee (1965) is ‘Elvis-dominee’ en geestelijk verzorger bij verpleeghuis Evean Oostergouw in Zaandam. Hij werkte tussen 2002 en 2023 als krijgsmachtspredikant bij het Ministerie van Defensie en als Hoofd Geestelijke Verzorging van de Koninklijke Marine.
Willem de Vreede is geestelijk verzorger bij Pieter van Foreest en was tijdelijk redacteur bij Herademing.