Menu

Basis

Pioniersplekken en gemeenschapsvorming

Nooit-kerkelijken zijn geen ooit-kerkelijken

Mensen die in de kerk zitten en luisteren naar de dominee
(Beeld: gorodenkoff)

Wanneer levert een pioniersplek een nieuwe gemeenschap op? Dat was de vraag waarmee Marinka Verburg-Janssen het onderzoek voor haar proefschrift begon. Hier schrijft ze voor ons over de belangrijkste ontdekkingen uit dat onderzoek, die de pioniers-onder ons vast van nut kunnen zijn.

‘Geloven en gemeenschap horen bij elkaar’. Menig theoloog verdedigt die stelling. Ook de Protestantse Kerk in Nederland heeft deze overtuiging. Dat is de basis geweest voor het streven naar de ontwikkeling van nieuwe geloofsgemeenschappen binnen pioniersplekken. Ik heb onderzocht wat er gebeurt binnen pioniersplekken, waar geprobeerd wordt nieuwe geloofsgemeenschappen tot stand te laten komen. De resultaten van dat onderzoek zijn gepubliceerd in mijn proefschrift Rondom de ruimte van het begin (2024). In dit artikel presenteert ik een aantal belangrijke bevindingen.

Het streven naar geloofsgemeenschap maakt nog geen geloofsgemeenschap

Een belangrijke ontdekking in het onderzoek is dat het streven naar de ontwikkeling van een nieuwe geloofsgemeenschap nog geen garantie is voor de daadwerkelijke ontwikkeling van een nieuwe geloofsgemeenschap.

Er wordt verschillend gedacht over wanneer een sociaal verband aangeduid kan worden als geloofsgemeenschap. Er zijn echter enkele elementen die door bijna alle betrokkenen als noodzakelijk aanwezige eigenschappen gezien worden. Veel mensen vinden dat gesproken kan worden over een gemeenschap, wanneer er mensen zijn die een gemeenschappelijk doel en/of ideaal hebben. Ook is het van belang dat deze mensen frequente interactie met elkaar hebben. Deze verzameling mensen voelt zich gezamenlijk verantwoordelijk om de gemeenschap in stand te houden. Anderen zijn eerder geneigd iets als een gemeenschap te zien, wanneer mensen elkaar fysiek ontmoeten dan wel wanneer mensen elkaar alleen online treffen.

Een geloofsgemeenschap is volgens veel mensen een bijzonder type gemeenschap. In een geloofsgemeenschap is geloof/religie/zingeving hetgeen waar de verzameling mensen zich primair mee bezighoudt. Over wanneer gesproken kan worden over zo’n verzameling mensen verschillen de meningen. Volgens een pionier gaat het erom dat de act of believing plaatsvindt. Dat gebeurt wanneer mensen zich overgeven aan iets alomvattends. Wanneer zij dit doen erkennen mensen dat er iets groters is.

Zij uiten hun dankbaarheid aan dat grotere of brengen het eer. Volgens anderen is het noodzakelijk dat dat alomvattende specifieker ingevuld wordt. Volgens hen is het van belang dat Jezus Christus centraal staat. Anderen denken dat het (ook) met name belangrijk is dat bepaalde praktijken plaatsvinden, zoals avondmaal, doop, gebed en liturgie. Weer anderen geven aan dat wanneer mensen ‘er (belangeloos) zijn’ zoals God er is, een geloofsgemeenschap aanwezig is. De vraag of er een geloofsgemeenschap aanwezig is, wordt door verschillende betrokkenen dus verschillend beantwoord.

Een mix van deelnemers

Er is ook een andere ontdekking in het onderzoek gedaan. Namelijk, dat de (mix van) mensen die aanwezig is op een plek waar een pioniersplek geïnitieerd wordt, de dynamiek van (geloofs)gemeenschapsvorming bepaalt. Bij de start van een pioniersplek wordt meestal een specifiek beoogde doelgroep beschreven. In de alledaagse praktijk komen bijna altijd allerlei verschillende mensen bij elkaar. Initiatiefnemers (vaak met enige verbinding met de al langer bestaande kerk) en allerlei verschillende typen deelnemers: kerkelijken, ooit-kerkelijken en nooit-kerkelijken. Die verschillende mensen denken verschillend over de stelling dat geloven en gemeenschap bij elkaar horen. De opvattingen doorkruisen de verschillende groepen. Maar grofweg kan gesteld worden dat kerkelijken de stelling eerder onderschrijven dan nooit-kerkelijken. En ooit-kerkelijken staan er meestal diffuus tegenover.

Het onderscheid tussen ooit-kerkelijken en nooit-kerkelijken heeft betekenis bij de vorming van geloofsgemeenschappen

Ooit-kerkelijken

Sommige ooit-kerkelijken hebben juist meer afstand van de kerk genomen, omdat ze de gemeenschap als beknellend ervoeren. Er zijn ook ooit-kerkelijken die deelnemers bij een pioniersplek worden, omdat zij juist terugverlangen naar het gemeenschapsaspect van de geloofsgemeenschap waar zij ooit deel van uitmaakten. Een ooit-kerkelijke moeder, die deelnemer was bij een pioniersplek, vertelde bijvoorbeeld: ‘Toen ik kinderen kreeg, besefte ik: ik kan ze materieel gezien heel veel geven, maar wat ik ze – alleen – niet kan geven, is een gemeenschap, waarin zij zich veilig en gekend weten.’ Ze besefte dat het voor haar waardevol was om onderdeel te zijn (geweest) van een gemeenschap, waarin mensen bewust bezig zijn met de vraag hoe ze (goed) willen leven. Juist om te ervaren wat alomvattend is, is meer nodig dan het eigen gezin, de eigen familie of de eigen vriendenkring.

Nooit-kerkelijken

De meeste nooit-kerkelijken, waarmee ik intensief gesproken heb, vonden het feit dat de pioniersplek ook een plek is om andere mensen te ontmoeten meestal niet zo belangrijk. Zij geven aan bij de pioniersplek ruimte te vinden waar zij kunnen reflecteren op vragen als ‘hoe ben ik in het nu?’, ‘hoe creëer ik ruimte in mijn hoofd om niet alleen maar bezig te zijn met stressen en rennen?’ en ‘hoe kan ik een beter mens zijn?’ Ze hopen dingen te leren en zichzelf te ontwikkelen. De ontmoeting en het samenzijn met anderen kan daarbij helpend, maar ook afleidend zijn.

Zingeving en spiritualiteit

In het onderzoek ga ik na hoe verschillende typen mensen (niet-gelovigen en levensbeschouwelijken die zichzelf op het moment van onderzoek als niet-kerkelijk beschouwen) met zin-vragen en praktijken bezig zijn. Niet-gelovigen blijken vooral bezig met de zoektocht naar de betekenis van hun eigen leven. Het is voor hen belangrijk om dingen intens te beleven, leuke dingen te doen en zelf te bepalen wat gedaan wordt (zie: De Hart e.a., Religie in een pluriforme samenleving: diversiteit en verandering in beeld, 2022). Hoewel de eigen beleving en de inrichting van het eigen leven voor deze mensen belangrijk is, wordt tegelijkertijd de betekenis van het individuele leven in het geheel van de wereld gerelativeerd.

Het gemeenschapsaspect – je ergens veilig en gekend weten – is waardevol

Voor levensbeschouwelijken, die zichzelf op het moment van onderzoek als niet-kerkelijk beschouwen, blijken zelfontwikkeling en het dichter bij de authentieke kern komen belangrijke levensdoelen. Persoonlijke vrijheid is voor hen belangrijk. Deze mensen willen ook graag dat eenieder zijn of haar eigen kern kan ontwikkelen. Er zijn verschillende soorten niet-kerkelijke levensbeschouwelijken: ongebonden spirituelen en ongebonden gelovigen. Ongebonden spirituelen zijn vaak nooit-kerkelijken. Ongebonden gelovigen zijn vaak ooit-kerkelijken. Ongebonden gelovigen bidden vaker, lezen vaker de Bijbel en bezoeken vaker evenementen als The Passion, dan ongebonden spirituelen.

In veel onderzoeken, waarin aandacht is voor hoe mensen met zin-vragen en praktijken bezig zijn, wordt echter vaak alleen gevraagd of mensen zich nu verbonden voelen met een levensbeschouwelijke/religieuze/spirituele groepering. Er wordt niet gevraagd of mensen zich in het verleden verbonden voelden met een dergelijke groepering. Wanneer zij dat in het verleden wél waren, zijn zij vaak ooit-kerkelijken. Wanneer die verbinding er zowel nu als in het verleden niét was, zijn zij nooit-kerkelijken.

Ten opzichte van de (christelijke) traditie zijn veel nooit-kerkelijken analfabeet. Ze kennen de taal en gebruiken niet. Ook weten zij niet welke betekenis er aan taal en gebruiken wordt gegeven. Ooit-kerkelijken en kerkelijken hebben vaak een meer gedeelde taal. In mijn proefschrift werp ik de hypothese op, dat juist de mate waarin men zich vroeger verbonden voelde met een levensbeschouwelijke/religieuze/spirituele groepering van belang is voor de wijze waarop het aanbod van initiatieven als pioniersplekken nu ervaren wordt. De zingevingsthema’s die kerkelijken, ooit-kerkelijken en nooit-kerkelijken bezighouden lijken vaak sterk op elkaar. Echter, doordat ooit-kerkelijken en kerkelijken meer dezelfde taal spreken, zullen ooit-kerkelijken waarschijnlijk gemakkelijker meedoen in praktijken van kerkelijken dan nooit-kerkelijken. Als gevolg hiervan is de invloed van de bagage van de bezoeker ook van invloed op de dynamiek van geloofsgemeenschapsvorming in initiatieven als pioniersplekken.

Dynamiek van geloofsgemeenschapsvorming

Gemeenschap is van belang om traditie door te geven (zie: De Hart e.a., idem). Daarom is het van belang om bezig te zijn met vragen als: hoe loopt het gesprek tussen mensen die wel in een geloofsgemeenschap zijn opgegroeid en mensen bij wie dat niet het geval is? Kunnen mensen, die wél een positieve ervaring met geloofsgemeenschap hebben opgedaan aan mensen die deze ervaring niét hebben, uitleggen waarom dit waardevol is? Kunnen zij echt in contact zijn en samen nieuwe vormen ontwikkelen?

Staan kerkelijken en ooit-kerkelijken ervoor open om ook dat wat voor hen wellicht vanzelfsprekend is, los te laten en/of te laten transformeren? Helpt de gedachte dat tradities door de eeuwen heen altijd veranderd zijn hen daarbij? Durven nooit-kerkelijken hun vooroordelen los te laten? Of, zoals een pionier het in een pioniersplek waar ik uitgebreid veldwerk verrichtte, het zei: kunnen zij ‘hun ongeloof opschorten’ (suspension of disbelief)?

Goed op weg…

Waarmee zijn initiatieven als pioniersplekken nu het meest geholpen? Vertrouwen blijkt een belangrijk begrip. Initiatiefnemers zijn ermee geholpen als zij voelen dat er mensen zijn, die erop vertrouwen dat hun werk vrucht zal gaan dragen. Pioniers ervaren het meestal als helpend, dat zij bevraagd worden over de wijze, waarop zij elementen van geloofsgemeenschap onderdeel laten zijn van het initiatief.

Durven nooit-kerkelijken ‘hun ongeloof opschorten’?

Tegelijkertijd kan het helpend zijn om ruimte te geven aan nieuwe ideeën over hoe zoiets als (geloofs) gemeenschap vorm kan krijgen. Deelnemers ervaren iets bijzonders, wanneer zij erop mogen vertrouwen dat zij goed zijn zoals zij zijn. De ervaring van ruimte daarvoor is goed. Juist wanneer zij ervaren dat zij ook net zo welkom zijn als zij maar eenmalig deelnemen, kan dat voor hen een contrastervaring zijn. Deelnemers, die niet frequent deelnemen, kunnen makkelijker op de uitnodiging ingaan hun talenten in te zetten, wanneer zij weten dat een groter commitment niet noodzakelijk is.

Pioniers, pioniersplekken, deelnemers én de kerk hebben baat bij radicale openheid en ruimte voor de inzichten van mensen die voorheen nooit betrokken waren bij een kerk. Vertrouwen dat God de ruimte vult, dat is de uitdaging.

Marinka Verburg-Janssen promoveerde in 2024 op het proefschrift Rondom de ruimte van het begin aan de Protestantse Theologische Universiteit.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken