Plaatsen om te rouwen, missen en herinneren zijn onontbeerlijk
Gedenken van lijden als deelname aan het fundament van het Zijn
Dood en verderf niet kunnen gedenken omdat de herinnering uitgewist is, is misschien nóg erger dan wát er uitgewist is. Er moet een plaats zijn om bij de wonden van het onrecht te waken. Jezus werd de plaats waar het naam- en spoorloze lijden herdacht wordt. Gedenken is herinneren aan wat gebeurt en gebeurd is. Wezenlijk is wat God over de Israëlitische slaven zei: ‘Ik ken hun lijden.’
Kun je je het vergeten herinneren? De Duitse kunstenaar Jochen Gerz heeft het geprobeerd. Hij maakte het plein voor het Saarbrücker Schloss in Saarbrücken, voormalig hoofdkwartier van de Gestapo, tot een onzichtbaar monument. Op dit plein werden in de zogenoemde Kristalnacht in 1938 de Joden van de stad bijeengedreven en publiekelijk vernederd. Op hetzelfde plein werden later Joden verzameld om te worden weggevoerd naar de vernietigingskampen.
Een plaats kan op een zichtbare of verborgen wijze getuigen van een herinnering
Met het oog op zijn monument voerde Gerz een gecompliceerd scenario uit. Hij stuurde studenten van de lokale kunstacademie de stad in om exemplaren op te sporen van dezelfde stenen die ook op het plein lagen. Hij liet ze deze stenen uit de bestrating halen en hij merkte ze met een metalen spijker aan de onderkant. Vervolgens gingen de studenten met deze gemerkte stenen het plein op en verwisselde een meegebrachte steen telkens met één van de stenen die het plein plaveiden. De volgende stap was dat hij aan de onderkant van de stenen die van het plein kwamen een naam aanbracht van een verdwenen Joodse begraafplaats. De studenten zochten daarna op het plein met behulp van een metaaldetector – de spijker! – de stenen die van elders kwamen op en legden er de oorspronkelijke steen weer voor in de plaats. De naam van het verdwenen Joodse kerkhof bleef onzichtbaar, aan de onderkant. Al deze operaties vonden ’s nachts plaats. Pas toen het geheel achter de rug was, gaf Gerz er ruchtbaarheid aan. Zo lazen de inwoners van Saarbrücken op een dag in de krant dat het plein in het centrum van hun stad onmerkbaar en onzichtbaar van gedaante was veranderd.
Oorlog en onderdrukking: nog verschrikkelijker wanneer zij er nooit geweest lijken te zijn
Het was eens te meer geworden wat het al lange tijd was: een plaats die op verborgen wijze getuigt van een herinnering. Het plein verwees al naar de vernedering en het wegvoeren, naar het verdwijnen en naar de dood van de Saarbrückse Joden. Nu was dat fysiek, maar onzichtbaar gemarkeerd. Er was niets zichtbaars veranderd en er was dus in zekere zin ook niets gebeurd. De geschiedenis is nog even verborgen als vroeger, maar zij is in haar verborgenheid expliciet aanwezig. Dit is tevens een protest tegen de verborgenheid, zonder dat de verborgenheid wordt opgeheven.
Berlijn
Wie tegenwoordig in Berlijn loopt, moet echt zoeken naar de sporen van de verscheurdheid die de stad in de tweede helft van de vorige eeuw kenmerkte. Af en toe is er een expliciete herinnering aangebracht aan de voormalige grens tussen Oost- en West-Berlijn, en aan de doden die gevallen zijn toen zij probeerden de grens over te steken. Op de meeste plaatsen zijn de wonden die de periode tussen 1945 en 1989 geslagen hebben, onzichtbaar geworden. Kantoren, winkels en andere vormen van bedrijvigheid hebben de ruimte ingenomen en opgevuld.
Nu heeft Maria zelfs geen gedenkplaats meer
Niet alles kan herinnerd en herdacht worden. Het verdwijnen van de zichtbare tekenen van weleer kan betekenen dat de wonden van de geschiedenis inmiddels zozeer zijn genezen dat ook de littekens bijna onzichtbaar zijn geworden. Maar hier voel ik verdringing. Onvermogen om deze geschiedenis werkelijk onder ogen te zien, inclusief de verdeeldheid die de herinnering nog altijd teweegbrengt. Berlijn is een stad waar de Europese geschiedenis op allerlei manieren zijn sporen heeft nagelaten. De stad staat dan ook vol monumenten en herinneringstekens. Des te meer valt op dat de herinnering aan de tijd van de Koude Oorlog zo weinig houvast wordt geboden.
Waken bij het graf
Oorlog en onderdrukking, pijn en dood zijn verschrikkelijk. Maar misschien nog wel verschrikkelijker is het wanneer zij er nooit geweest lijken te zijn. Van de mensen in de concentratie- en vernietigingskampen van de nazi’s weten wij dat zij alles deden om ervoor te zorgen dat niet onopgemerkt bleef wat hen werd aangedaan en overkwam. Latere generaties moesten weten van hun lot. Dat was nu net wat de nazi’s niet wilden. Na hun vernietiging moest het zijn alsof zij er nooit geweest waren. Het was verboden om te schrijven of te tekenen in de kampen, maar het gebeurde toch. Er zijn zelfs in het diepste geheim foto’s gemaakt. Getuigenissen in woord en beeld werden op ingenieuze wijze verborgen. Lang niet iedereen wilde de feiten kennen, maar het lukte niet ze te verdringen. Wat verboden en bedreigingen in de nazitijd niet lukten, lijkt bij het Berlijn van de Koude Oorlog wel te lukken. Dankzij de meedogenloze voortgang van de geschiedenis.
Door geweld te herdenken, openen wij het zicht op een toekomst van omvattende vrede
Ik heb het idee dat ik hierdoor beter de schok begrijp van de vrouwen die na zijn kruisdood naar Jezus’ graf kwamen om de begrafenis, die drie dagen eerder haastig had moeten plaatsvinden, naar behoren af te maken. Hun leraar en leidsman Jezus was dood en niet langer in hun midden. En nu was zelfs zijn lichaam weg. Hij was net dood en de herinnering aan hem begon al te verdwijnen. Tegen deze achtergrond klinkt de boodschap van Maria van Magdala aan Simon Petrus en ‘de leerling die Jezus beminde’ diep tragisch en hartverscheurend: ‘Ze hebben de Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.’ (Johannes 20:2) Nu heeft Maria zelfs geen gedenkplaats meer.
Wij zijn geneigd om gedenken een doel te geven. Maar gedenken is vooral: recht doen
Geen plaats om hem te herinneren. Geen plaats om, via de herinneringen eraan, te protesteren tegen wat hem is aangedaan. Wil je kunnen zeggen, al is het maar zachtjes voor jezelf: What do we want? Justice! When do we want it? Now!, dan moet er een plaats zijn om bij de wonden van het onrecht te waken. Plaatsen waar het geweld en het lijden heeft plaatsgevonden, daar moet je langs kunnen trekken. Je zou kunnen zeggen dat in Jezus’ geval het lopen van de kruisweg in de plaats is gekomen van het waken bij zijn graf.
Een leven voorbij aan het lijden
Dankzij de anonimiteit en de banaliteit ervan, werden Jezus’ lijden en dood, werd Jezus zelf als het ware de plaats waar het naamloze en spoorloze lijden en sterven in de wereld herdacht worden. Zoals Huub Oosterhuis, zaliger gedachtenis, het trefzeker in een gebed verwoordde:
Om zijnentwil zie ons dit uur bijeen.
Zie alle stervelingen van de wereld,
waar onze doden zijn, verkoold, verwaaid,
vragen wij U hebt Gij hen nog gezien?
Jezus die in zijn niet-verzet en zijn overgave aan het lijden dat hem werd aangedaan naar christelijke overtuiging Gods wil deed en de Schriften vervulde, geeft de pijn een plaats. Hij is de plaats voor de pijn. Hij verbindt deze met God en suggereert zo dat de pijn, in al zijn onbegrijpelijkheid, toch niet zonder betekenis is.
Dat het volk Israël in zijn slavernij gezien wordt, is het begin van hun bevrijding
Omdat de goddelijke kracht ten leven Jezus door alles heen bewaarde, blijft het lijden en de dood bewaard als aanzet voor nieuw leven dat aan lijden en dood voorbij is. Zoals de Openbaring van Johannes het formuleert: ‘Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’ (Openbaring 20:4) In deze zin worden aspecten van lijden en sterven herdacht om zicht te krijgen op wat het betekent eraan voorbij te gaan. Tranen, rouw, geween, smart: ze wijzen boven zichzelf uit naar getroost-worden. Zij zijn de toegang tot een leven voorbij aan tranen, rouw, geween en smart.
We gedenken de vluchtelingen die op weg naar Europa verdronken om een voorschot te nemen op een situatie waarin niemand meer hoeft te vluchten, laat staan op zijn weg naar veiligheid aan de verdrinkingsdood ten prooi valt. Wij bidden voor de doden om stem te geven aan het protest dat vanuit elk vroegtijdig en gewelddadig sterven ten hemel schrijdt en om eraan te herinneren dat elk sterven vroegtijdig en gewelddadig is. Door dit geweld en de pijn vanwege het geweld te herdenken, openen wij het zicht op een toekomst van omvattende vrede.
Zien leidt tot protest
Onze cultuur kan de gedachtenis van het lijden moeilijk een plaats geven. Het lijkt dat wij vinden dat lijden simpelweg niet zou moeten bestaan. Behalve in de sport en in de oorlog, waarin het lijden een hoger doel dient, kunnen wij er geen betekenis in zien.
Slavernij is geen noodlot, maar een situatie die de aandacht waard is
Pain is weakness leaving the body is een slogan van de Amerikaanse mariniers en in de sport heerst dezelfde overtuiging. Met als gevolg, zo blijkt, dat trainingen soms ontaarden in vormen van mishandeling. Maar hoe dat ook zij, in oorlog en in sport is het doel van de pijn om sterker te worden en daardoor minder pijn te voelen. Wij zijn ook geneigd om gedenken een doel te geven. We gedenken opdat het nooit meer gebeurt, wordt vaak gezegd. Nooit meer zinloos geweld, nooit meer oorlog, nooit meer Auschwitz. Maar gedenken is op de allereerste plaats recht doen. Het is zien wat er gebeurt en herinneren wat er gebeurd is, en dat heeft in zichzelf betekenis.
In het bijbelboek Exodus zegt God tegen Mozes vanuit de brandende doornstruik: ‘Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord; Ik ken hun lijden.’ (Exodus 3:7) Dat het volk Israël in zijn slavernij gezien wordt, is het begin van hun bevrijding. Wat zij meemaken, verliest erdoor zijn vanzelfsprekendheid en onontkoombaarheid. Het is geen noodlot, maar een situatie die de aandacht waard is van mensen die de aandacht waard zijn. De doorns van de doornstruik verwijzen naar het lijden, het branden zonder dat de doornstruik verteert, verwijst naar Gods verontwaardiging: ‘De roep van de Israëlieten is tot Mij doorgedrongen en Ik heb gezien hoe de Egyptenaren hen onderdrukken.’ (Exodus 3:9)
Sporen van Nederlandse betrokkenheid bij de slavenhandel moeten niet uit de openbare ruimte verwijderd worden
Wie slavernij en onderdrukking werkelijk ziet, ziet dat ze tegen hun eigen bestaan protesteren. Zoals naar bijbelse overtuiging het bloed van onschuldig gedoden protesterend ten hemel schrijdt. (Genesis 4:10; Matteüs 23:35; Lucas 11:51; Hebreeën 12:24)
Keti koti: feest maar ook gedenken
De monumenten voor het slavernijverleden die inmiddels in Nederland op verschillende plaatsen zijn opgericht, herdenken vooral de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863. Keti koti zou inderdaad een nationale feestdag moeten zijn om de formele afschaffing te gedenken en de strijd die hiervoor geleverd is. Maar moet er niet iets aan vooraf gaan, zoals dodenherdenking vooraf gaat aan bevrijdingsdag?
Het minste wat wij de slaven schuldig zijn: de plaats erkennen die zij in de geschiedenis hebben
Ikzelf gedenk het slavernijverleden gemakkelijker op plaatsen waar tot slaaf gemaakten werden verhandeld of anderszins mishandeld, waar ze nog altijd stereotypisch zijn verbeeld, waar hun aanwezigheid wordt verzwegen. Daarom moeten wij de sporen van de Nederlandse betrokkenheid bij de slavenhandel wat mij betreft niet uit de openbare ruimte verwijderen. Het paneel ‘Hulde der koloniën’ op de Gouden Koets zou niet verborgen moeten worden, maar publiek zichtbaar moeten blijven. Historische pijn is waardevol en we moeten erbij stilstaan. Dan wordt het gevaar minder groot dat slavernij vooral wordt herdacht als iets van vroeger en vooral wordt gecontrasteerd met de vrijheid van nu. Slavernij wordt dan zichtbaar voor wat het was – en nog altijd is! – en wat in andere gedaanten steeds opnieuw de kop opsteekt: gewelddadige onderdrukking van mensen door andere mensen, op basis van een vermeende superioriteit en met het oog op economisch gewin en symbolische macht. Dit leidde, en leidt nog altijd, tot slachtoffers die wij moeten zien en gedenken. Dat is toch wel het minste wat wij ze schuldig zijn: de plaats erkennen die zij in de geschiedenis hebben.
Tranen herinneren aan Gods liefde
De Amerikaanse franciscaan en spiritueel schrijver Richard Rohr presenteert het als ervaringskennis:
Rouwen vanwege één betekent rouwen vanwege allen. Rouwen met allen is volledig deelnemen aan het fundament van het Zijn zelf. […] Lijden opent het kanaal waardoor al het Leven stroomt en waardoor de hele schepping ademt, en ik weet nog steeds niet waarom. Toch is het op de een of andere manier mooi, ook al is het een droevige en tragische schoonheid.
Dat rouwen deelnemen is aan het fundament van het Zijn, valt niet te bewijzen. Er valt wel van te getuigen en dat heb ik in dit artikel proberen te doen. Rohr verwoordt het nog scherper: ‘Alleen de pijnlijke en verschrikkelijke vermenging van goddelijke liefde en menselijke tranen opent de diepste sluizen van zowel God als van de ziel.’ God en wij komen alleen aanwezig in de samenhang van liefde en tranen. Daarom hebben we een plaats nodig van rouw, van gemis, van herinnering aan lijden en dood. Opdat onze tranen ons eraan blijven herinneren dat we gedragen worden door Gods liefde. Niet door wat dan ook maar te vermijden, maar dwars door alles heen.
Literatuur
Het citaat van Richard Rohr komt uit zijn Breathing Under Water: Spirituality and the Twelve Steps, Cincinnati: Franciscan Media 2021, 129.
Erik Borgman is een leken-dominicaan en hoogleraar theologie van de religie, in het bijzonder het christendom, aan de Universiteit van Tilburg. In zijn denken is hij sterk beïnvloed door de katholieke bevrijdingstheologie.