Preekschets 1 Korintiërs 12:7
1 Korintiërs 12:7
Zesde zondag na Pinksteren
In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente.
Schriftlezing: 1 Korintiërs 12:1-11
Het eigene van de zondag
Op de zesde zondag na Pinksteren letten we op de brugfunctie van de heilige Geest in de gemeente.
Uitleg
-
In de tekst gaat het erom hoe men in de gemeente van Christus het belang van het individuele gemeentelid én dat van de gemeenschap hoog kan houden. Paulus worstelt in 1 Korintiërs 12-14 met taal en beelden om de gemeente van Korinte duidelijk te maken, hoe de gemeente van Christus door de heilige Geest in dat spanningsveld kan standhouden en niet in polarisaties vervalt.
-
Aanleiding hiertoe is de rijkdom van ‘gaven van de Geest’ in de gemeente van Korinte (12:1, 4; vgl. 1:5). Maar men weet er niet goed mee om te gaan: ‘verwaandheid’ verstoort de gemeenschap (8:1, 2); er is ‘verdeeldheid’, schisma (12:25). In het prat gaan op spectaculaire Geestesgaven viert een hoogmoedig individualisme hoogtij, waardoor men minachtend neerkijkt op minder-begaafden.
-
Kort en bondig wordt aangegeven, waarom het in de gemeente van Christus moet gaan. Letterlijk: ‘Aan ieder wordt gegeven de openbaring (phaneroosis) van de Geest’ (nbg). Zoals de incarnatio van de Zoon van God zichtbaar wordt in de epiphaneia van Jezus Christus, zo wordt de inhabitatio van de Geest van God manifest en werkzaam in de phaneroosis van de Geest, ‘het te voorschijn treden van den Geest’ (Grosheide, 151) in bijzondere gaven in het leven van individuele gelovigen ten bate van de gemeente. De nbv brengt dat goed tot uiting: ‘In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk.’ Het is in de gemeente te zien, hoe concreet het werk van de Geest is. Het tweede deel van de tekst is moeilijk te vertalen. Letterlijk: Tot of ten behoeve van ‘het-samen-dragen’ of ‘wat je samen draagt’, pros to sumpheron. Van verschillende vertalingen geeft het nbg de bedoeling het beste weer: ‘Tot welzijn van allen’, waarin de dienst van de enkeling aan wat je samen draagt, de gezamenlijkheid, dus de gemeente (vertaalt nbv meteen maar naar de praktijk toe), goed tot uitdrukking komt.
-
Dat is een belangrijk aspect van de inhabitatio Spiritus Sancti na Pinksteren: de Geest komt op ieder afzónderlijk én de Geest vervult tegelijk allen gezamenlijk (Hand. 2:3, 4). En daarbij stoten we ‘staalhard op de schepping’ (zie schets 5 juli, Uitleg, 5), namelijk de grondpolariteit van het persoonlijk menselijk én het gezamenlijk maatschappelijk bestaan, de relatie van de mens op zich en als medemens. Ik ben een geheel eigen persoon, zoals er geen tweede rondloopt; tegelijk ben ik deel van een geheel. Daarop zijn vele andere polariteiten gebaseerd: individualiteit en collectiviteit, uniciteit en universaliteit, liberaliteit en socialiteit, onafhankelijkheid en afhankelijkheid, identiteit en openheid, enzovoort, waarbij het voortdurend gaat om de spanning tussen individualisatie en participatie. Er is meer aan de hand in de christelijke gemeente dan de polariteit zonde-genade, hoe belangrijk deze ook is. We raken hier ook aan een meer dan alleen godsdienstig, kerkelijk probleem. Het gaat in deze polariteiten om verstrekkende gevolgen voor het leven van mensen in allerlei maatschappelijke verbanden en in de politiek: hoe in deze polariteiten stand te houden en aan polarisaties te ontkomen (Rebel, 114-115). Daarbij kan de pneumatologie ons helpen.
-
Paulus wijst ons hier op de functie van de heilige Geest als ‘de Bruggenbouwer, de Relatiestichter bij uitnemendheid’. ‘Hij is degene, die de verbindingen legt. Hij, die de band der eenheid is tussen Vader en Zoon, doorbreekt de grenzen van tijd en ruimte en verbindt Christus en de mensen. Hij doorbreekt ook de grenzen van vervreemding en achterdocht en verbindt de mensen met elkaar. Hij bewerkt de communicatie’ (Veenhof, 32). De Geest respecteert én heiligt het scheppingsgegeven van de polariteit ieder-allen, zodat beide polen elk tot hun recht komen en in een vruchtbare spanning blijven. In 1 Korintiërs 12:12-31 werkt Paulus dat in het beeld van het lichaam met de vele leden uit (vgl. Rom. 12:4-5).
-
Er zijn in de gemeente van Korinte ‘verschillende gaven’, ‘verschillende dienende taken’ en ‘verschillende uitingen van bijzondere kracht’ (4-6). Deze charismata, diakoniai en energieën zijn te onderscheiden van de vruchten, of, zoals er eigenlijk staat, de karpos (enkelvoud) van de Geest (Gal. 5:22), die voor alle gelovigen gelden. ‘Gaven’, ‘diensten’ en ‘krachten’ echter hebben niet alle gelovigen. Paulus somt ze hier op (8-10; vgl. Rom. 12:6-8). ‘Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt, zoals hij wil’ (11). Een oudtestamentisch vóór-beeld vinden we in Besaleël en Oholiab, die hun artistieke gaven ook van Gods Geest hadden ontvangen ten dienste van de bouw van de tabernakel (Ex. 31:1-11; 35:30-36:7). In Romeinen 12 en in 1 Korintiërs 12 gaat het onzes inziens om natuurlijke schepselmatige begaafdheid (hoe spectaculair soms, zoals de glossolalie), maar die door de Heilige Geest wordt vrijgemaakt en geheiligd ten dienste van de gemeente en het Koninkrijk Gods. (Zie over de discussie, of charismata geheel nieuwe krachten van de Geest na Pinksteren zijn of reeds in de schepping gegeven mogelijkheden: Van der Kooi, 53-70.) Beslissend is, dat ieder zijn gaven en talenten tot welzijn van allen gebruikt.
-
Van Ruler over de gaven van de Geest: ‘… van de christenen, de leden van de kerk, wordt gezegd, dat zij iets bijzonders zijn. Zij hebben wat! Zij hebben gaven. Daarom zijn ze ook wat!’ En, naar aanleiding van Romeinen 12:6-8: ‘Dat zijn allemaal op het eerste gezicht min of meer doodgewone dingen. Maar ze zullen wel allemaal betrokken zijn op het onuitsprekelijke heil in Christus. Daardoor krijgen ze toch allemaal een geheel bijzondere inhoud.’ De kerk ‘is het lichaam van Christus. Aan haar zijn duizend gaven geschonken. In haar vallen dingen te beleven, die nergens anders in de wereld te beleven zijn’ (Van Ruler, 48-50).
Aanwijzingen voor de prediking
-
De tekst en context reiken veel materiaal aan voor een vruchtbare gemeenteopbouw. Hier leert de Geest ons, om te gaan met de verscheidenheid van mensen in de meest brede zin van het woord binnen en ten dienste van de gemeente van Christus. Daartegenover kan gewezen worden op de tendensen van individualisering en intolerantie in de huidige samenleving.
-
Men late helder uitkomen de zegen van de verscheidenheid in de gemeente in de diverse begaafdheden en talenten van haar leden. Het gaat erom duidelijk te maken, dat en hoe de Geest zichtbaar en concreet werkzaam is in de geheiligde natuurlijke begaafdheden en talenten van individuele gemeenteleden. Tot ieders eigen zelfbewustzijn: ‘Zij hebben gaven. Daarom zijn ze ook wat!’ (VR). Het gaat erom, dat men daarover in de gemeente verwonderd en verrukt raakt en dit gul en liefdevol onderkent en erkent. Juist in die houding ontkomt men aan verwaandheid en verdeeldheid.
-
De overtuigingskracht en beeldtaal van Paulus (12-31) kan de predikant gebruiken om aan te geven, hoe de Geest die gaven, geheiligd, geeft ten dienste van allen, van de gemeente in haar geheel. Ook daarin komt de concreetheid en zichtbaarheid van het werk van de Geest tot uiting. Praktisch, daadkrachtig en reëel manifesteert de Geest zich zo in de gemeente. Daarbij is het beeld van het lichaam en de vele leden prachtig illustratiemateriaal.
-
Wat zo in de gemeente van Christus geschiedt, is exemplarisch voor het samenleven in allerlei andere verbanden: in huwelijk, gezin, maatschappelijke verbanden en organisaties, bedrijven en instellingen en in de politiek. Verdienen juist die politieke partijen niet onze steun en stem, die én de liberaliteit én de socialiteit elk afzonderlijk én in hun onderlinge samenhang recht doen? En is de phaneroosis van de Heilige Geest ook niet van toepassing om in het spanningsveld van individualisatie en participatie in onze huidige Nederlandse samenleving de weg te wijzen?
-
De gemeente van Christus, waarin de Geest als Bruggenbouwer verschenen is en werkt, zal geen broeinest van elkaar bestrijdende modaliteiten, tegenstellingen en polarisaties zijn, maar broedplaats, oefenzaal, waar door de Geest vernieuwde mensen leren en uitstralen, hoe een samenleving vruchtbaar kan functioneren. Dat is het voorrecht én de hoge exemplarische opdracht van de christelijke gemeente.
-
Dat kan alleen, als de agapè leeft in de gemeente. Het is opvallend, dat Paulus zowel in Romeinen 12 als in 1 Korintiërs 12 na de nadruk op de verhouding lichaam-leden direct over deze liefde spreekt (Rom. 12:9; 1 Kor. 13).
Liturgische aanwijzingen
Schriftlezingen: Exodus 31:1-11; 35:30-36:7; Johannes 15:9-17; Romeinen 12:1-8.
Liederen: LB Gezang 160:3; 242; 244:2, 3, 4; 247:1, 2; 369.
Geraadpleegde literatuur
F.W. Grosheide, Paulus’ eerste brief aan de kerk te Korinthe, Kampen, 1954, KV; Jac. J. Rebel, ‘De pneumatologische dimensie in het pastoraat’, in: J.H. van de Bank e.a., Ervaren Waarheid. Opstellen, aangeboden aan Dr. H. Jonker, Nijkerk 1984; C. van der Kooi, Tegenwoordigheid van Geest. Verkenningen op het gebied van de leer van de Heilige Geest, Kampen 2006; J. Veenhof, De Parakleet, Kampen 1974; A.A. van Ruler, Op gezag van een apostel, Nijkerk 1971.