Preekschets Galaten 5:25 – Pinksteren
Galaten 5:25
Pinksteren
Wanneer de Geest ons leven leidt,
laten wij dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst.
Schriftlezing: Galaten 5:13-26
Het eigene van de zondag
Het evangelie van Pinksteren heeft wereldwijde aspecten. Contrasterend daarmee gaat het de minder wijde kring van de gemeente en de gelovige persoonlijk aan. Maar wat is groot en wat is klein?
Uitleg
-
De Galatiërs, aan wie Paulus een van zijn kleine en oudste brieven schrijft, staan in het verlengde van de Parten, Meden en allen die in Handelingen 2:8-20 opgesomd worden als beelden van de oecumenische reikwijdte van het bijbels getuigenis. Zij zijn mede de representanten van de wereldwijde verkondiging die met Pinksteren inzet, waaraan Paulus zo’n groot aandeel heeft. Zoals er met Pinksteren (Hand. 2:13) terstond de spotters zijn die de beginnende gemeente in een kwaad daglicht stellen, komen er direct achter Paulus belagers van zijn gemeentestichting zoals in Lystre en Derbe (Hand. 13:50-14:20), Filippi (Hand. 16:16-40), Efeze (Hand. 19:13-20), Athene (Hand. 17:15-34). Maar ook van binnenuit zijn er bedervende krachten, zoals direct al in Handelingen 5:1-11 bij Ananias en Saffira. In Korinte zijn er tegenkrachten (1 Kor. 1:10-17) en in Galatië zijn het de judaïsten die enerzijds Paulus’ gezag ondermijnen en anderzijds aan de niet-joodse christenen lasten op willen leggen zoals de besnijdenis en het onderhouden van voorschriften uit de ceremoniële wet ten aanzien van feestdagen en dergelijke. In krasse bewoordingen vermaant Paulus de gemeente om zich niet opnieuw onder het juk der wet te laten brengen, maar te leven vanuit de vrijheid waarin de genade en de gerechtigheid van Christus haar gesteld heeft. De christenen vormen een nieuwe gemeenschap, geleid door de Geest (een nieuwe schepping genoemd in 6:15), die niet terug moet vallen onder de slavernij van de wet.
-
Het gaat er nu om hoe die roeping tot vrijheid (5:13) beleefd moet worden. Van Stempvoort: de inhoud der vrijheid komt nu aan de orde. Op de achtergrond van deze verkondiging staat het verwijt dat de vrijheidsprediking van Paulus tot excessen leidt, tot zedelijke laksheid, zelfs tot antinomisme (157). Waar is dat de vrijheid die er in Christus is, inderdaad misbruikt worden en als dekmantel voor kwaadwilligheid dienen (1 Petr. 2:16). Goede en verkeerde beleving van vrijheid stelt Paulus in het licht door de tegenstelling van vlees en geest op te roepen. Bij ‘vlees’ moet niet gedacht aan zonden die betrekking hebben op het fysieke mens-zijn maar evenzeer aan geestelijke aberraties zoals blijkt uit een deel van de zondencatalogus in 5:19-21. Zuurmond: ‘Dit is niet de (platonizerende) tegenstelling van geest en stof, maar de (oudtestamentische) tegenstelling van Gods Geest als motivatie, machtiging en kracht tot zinvol handelen, tegen het lamme, aan de machten onderworpen bestaan.’ In vers 24 is sprake van: het vlees met zijn hartstochten kruisigen. Zuurmond (188): ‘Dit vers heeft echt weinig te maken met monniksdeugden. Een veel beter voorbeeld ervan is Wall Street… Wie het niet gelooft moet er maar eens een kijkje nemen.’
-
In de gave van de Geest is en wordt er voor de gemeente een spoor getrokken. Het komt er nu op aan dat spoor te volgen. Stoicheoo (Bauer, 1399): zich aan een maatstaf willen houden, in iemands spoor büjven (Filipp. 3:16). NBV is met: de richting wijzen, wat matter dan: spoor volgen zoals in In vers 16 heet het met peripateoo wandelen door de Geest. Zuurmond (185): wandelen is een bij Paulus gangbare metafoor van de praxis, ontleend aan het Oude Testament (Ps. 119). Israël wandelt in de wegen van Jhwh (of niet). Nu, onder het regiem van de Geest (van Messias), iedereen in die wegen wandelen.
-
In tegenstelling tot de bijna afstotende lijst van werken naar het vlees somt de apostel een beminnelijke reeks deugden op. Van Stempvoort (163): ‘In de lijst der zonden bruist een wild woeien, maar over de deugdenreeks zweeft Gods vrede.’ Bij ‘vlees’ is er sprake van een verwarrende veelheid van boze werken, bij de Geest is het de ene harmonische vrucht die zich in verscheidenheid uitwaaiert. De liefde (agapè) staat voorop. Vergelijk vers 14: de wet is in één woord vervuld, in vers 9: het geloof werkt door de liefde. Schlier (citaat bij Grossouw, 61): ‘Het geloof is datgene wat het christelijk bestaan fundeert, de liefde is datgene wat het realiseert. In het geloof heeft de liefde dat wat haar mogelijk maakt, in de liefde heeft het geloof dat wat haar werkelijk maakt.’ In de benamingen van de deugden is weinig verschil. Lankmoedigheid bij StV, NBG en NB is in NBV geduld. Geloof (StV, NBV) is beter bij NBG: trouw of NB betrouwbaarheid omdat het hier om gedrag gaat. StV: goedertierenheid is verder overal vriendelijkheid. Zelfbeheersing is alleen in StV matigheid. De deugden karakteriseren zowel het leven van de gemeente als van de individuele gelovige. Vers 26: kenodoxia: NBG praalziek, StV en NB zoekers van ijdele eer. NBV combineert met volgende prokaleoo: niet uit eigenwaan elkaar de voet dwars zetten. Anderen: tarten, uitdagen, tergen. Fthoneoo: benijden, NB: op elkaar afgunstig zijn. Zuurmond: ‘Laten we geen zwetsers worden die elkaar uitdagen, elkaar benijden. Dat was de geest van Paulus’ tijd. Men hield ervan doodserieus te debatteren over puur theoretische kwesties, een vak dat met name door rondtrekkende retoren werd beoefend (…). Paulus, bekeerd door Israëls profeten, ziet het als decadentie, of erger: manifestatie van het vlees. Daaraan de messiaanse gemeente toch niet meedoen’ (189).
Aanwijzingen voor de prediking
-
De tegenstelling boeide mij: groots is het gebeuren op het eerste pinksteren naar Handelingen 2:1-13. Wat zich in het gesprek van Paulus met de Galatiërs afspeelt lijkt van kleiner formaat. De grote daden Gods (Hand. 2:11) en in Galaten 5 de kleine daden van zijn Geest? De prediker vatte eerst de grote lijnen van Handelingen 2:1-13 samen. Veel hulp is daarvoor te vinden bij alle vorige Postillen. Geen precieze exegese nu, maar de grote lijnen van Pinksteren. De ongekende maar wel beloofde kracht van de Geest maakt zich meester van de apostelen en die er verder bij waren, onder de tekenen van wind en vuur. Betrekkelijk eenvoudige lieden worden bezield om te getuigen van Gods grote daden waar Petrus even later dieper op ingaat. De bittere werkelijkheid van mensen en machten die elkaar in de wereld niet verstaan, waarvoor de torenbouw van en de gevolgen daarvan model staan, krijgt een tegenbeeld in het elkaar verstaan op de pinksterdag. De volkerenlijst laat zien hoe het evangelie bestemd is voor de hele bewoonde wereld. Zending moge verstaan worden als dialoog, binnen de dialoog voltrekt zich toch getuigenis en dienst. Let op Mattëus 24:14. Pinksteren is ook het begin van de kerk: in Handelingen 2:42-47 wordt dat manifest. Het werk van de Vader en de Zoon voltooit zich in het komen van de Geest. Grootser het niet.
-
Met dit alles vergeleken lijkt de woonstreek van de Galatiërs niet meer dan een stip op de wereldkaart en het gebeuren kleinschalig. Nochtans maakt Galatië deel uit van de wereldwijde zending en moet ‘hét’, het grote van het hoor- en zichtbaar maken van de daden Gods, daar gebeuren. De plaatselijke gemeente is vindplaats van het heil. Maar dan moet er op gelet dat zij dat ook inderdaad is en leeft door de Geest en dat leven door de Geest niet laat doorkruisen door on-geest van allerlei soort.
-
De tegenstelling die Paulus jegens de Galatiërs hanteert van vlees tegen Geest is actueel. Kijk maar even in de zondecatalogus die hij als illustratie van de werken van het vlees neerschrijft om te zien hoe daarin de on-geest vernielend wroet en aan mensen hun waardigheid én hun vrijheid ontneemt. Zonde verstierf niet alleen de relatie tot God maar is ook funest voor de menselijke verhoudingen. Voor wie Christus willen toebehoren trekt de Geest een ander spoor, dat vruchtbaarder is. Hoe helend en menswaardig komt Paulus’ deugdencatalogus over, waarin hij een richting aangeeft waarin het christelijk leven zich verder moet ontwikkelen. Op de achtergrond van de tegenstelling tussen vlees en Geest ligt het besef van strijd om het kwade door het goede te laten overwinnen (Rom. 12:21).
-
Er zijn in de christelijke ethiek aarzelingen geweest bij het begrip ‘deugd’ alsof wij ons daarmee zouden uitleveren aan de deugdencatalogus die in deze vorm ook bij Stoïcijnen en Cynici voorkomt. Daarmee zou de mens met zijn hebbelijkheden en zijn geestelijke oefeningen een te zwaar accent krijgen ten koste van de soevereine genade van Christus. De mens deugt niet en is aangewezen op Gods genade. Toch is de achterliggende gedachte van de deugd goed, als wij maar zien hoe Paulus tegenover de Hellenistische wereld zijn ‘deugdbegrip’ fundeert en invult. Er gaat van Gods genade die door de Geest op ons inwerkt een vernieuwende kracht uit op karakter, op innerlijke levenshouding en op onderlinge verhoudingen.
-
Het kleine blijkt groter dan het lijkt. Niet de grote organen van de kerken leveren de primaire bijdrage aan geloofwaardigheid van het christelijke getuigenis maar de houding van de plaatselijke gemeenten. Staan zij overal ter wereld ‘in de gunst van het volk’ (Hand. 2:42), dan is dat de beste communicatie van het evangelie. Relatie van het kleine met het grote doet zich ook voor bij het doordenken van de deugden die Paulus schetst. Zelfbeheersing, matigheid bijvoorbeeld. Niet alleen in een oversekste tijd van belang, maar ook in het consumptief gedrag, het omgaan met energie, het uitbuiten van de schepping. De apostel Paulus brengt ons met zijn oproep het spoor van de Geest te volgen dicht bij huis: bij eigen leven, bij het leven van de gemeente en bij de wereldsamenleving. Voor de gemeente op Pinksteren vandaag geldt: volg het spoor terug om de richting voor de toekomst te vinden. De grote daden Gods worden dan omgezet in de kleine munt van de dagelijkse praktijk van het geloof.
Liturgische aanwijzingen
Er wordt van uitgegaan dat voorafgaand aan de lezing uit Galaten de lezing Handelingen 2:1-13 wordt gehouden.
Naast liederen uit de rubriek Trinitatis (253 t/m 259) wordt genoemd: Psalm 51, Psalm 119 passim, Gezang 437, 481.
Geraadpleegde literatuur
P.A. van Stempvoort, Oud en Nieuw. De Brief aan de Galatiërs, Nijkerk 1951; S. Greijdanus, Galaten, K.V. Kampen 1938; W. Sikken, Uit en bij de brief aan de Galaten, Nijkerk 1961; W.K. Grossouw, De brief aan de Galaten, Boxtel 1965; R. Zuurmond, God noch Gebod, Baam 1990.