Preekschets Jozua 4:6 – Bediening van de Heilige Doop
Jozua 4:6
Wanneer uw kinderen later zullen vragen wat die stenen betekenen.
Schriftlezing: Jozua 3:14-4:7
Het eigene van de zondag
Over grenzen van kerkgenootschappen en culturen heen wordt de doop nog steeds verstaan als het unieke en universele teken van opneming in de wereldwijde gemeenschap van de volgelingen van Jezus, de ‘Kerk met een grote K’. Vrijwel alle kerkgenootschappen erkennen het eenmalige, onherhaalbare karakter van dit tegelijk eenvoudige en diepgelaagde sacrament.
Hoewel in de kerken van de reformatie het gesprek over de (on)wenselijkheid van het dopen van jonge kinderen doorgaat, wordt in deze bijdrage uitgegaan van een dienst waarin een of meerdere kinderen gedoopt worden. Evenals bij huwelijks- en afscheidsdiensten zal een deel van de aanwezigen niet meer vanzelfsprekend vertrouwd zijn met idioom en rituelen, of juist – wanneer het lang geleden is dat een kerkdienst werd bezocht – moeten wennen aan nieuwe vormen! Enerzijds vereist dit een zorgvuldige doordenking van de hele liturgie, anderzijds liggen er kansen om op een royale en gastvrije manier iets te delen van de rijkdom van de eigen traditie. In elk geval zal een aandachtige pastorale voorbereiding met de doopouders mogelijkheden bieden om een dienst te houden waarin alle aanwezigen zich betrokken weten. J. Klinks boekje over de doop is nog steeds een goede gids bij deze gesprekken.
In tegenstelling tot de Romana met haar rijke en uitgebreide rituelen rondom de doop – denk aan de zalving van ogen en oren, het zout op de tong, alsook de wezenlijke rol van peetouders – kenmerkt de doopbediening in de Nederlandse protestantse traditie zich in het algemeen door eenvoud en nadruk op het catechetisch aspect. Wel is in veel gemeenten de laatste decennia sprake van een toenemende aandacht voor symboliek en de actieve participatie van de aanwezige kinderen.
In het gekozen gedeelte uit Jozua zijn twee essentiële noties van de doop aan te wijzen: het doortochtmotief en de oproep om verhalen van Gods bevrijdend handelen aan elke nieuwe generatie te vertellen en – zonodig – te hertalen.
Uitleg
Het boek Jozua biedt geen objectiverende geschiedschrijving, maar moet verstaan worden als een aangrijpende poging van een verdeeld en verward volk in den vreemde om zijn eigen geschiedenis te blijven duiden als een door
Deze theologische tour de force in combinatie met het respect voor de oude tradities van doortocht en landinname heeft geleid tot een soms moeilijk te ontrafelen opeenstapeling en opeenvolging van verschillende narratieven. Dit maakt dat het boek bij een eerste lezing soms rommelig overkomt, omdat niet duidelijk is of iets herhaald wordt dan wel dat een andere gebeurtenis beschreven wordt. Maar ondanks deze haperingen wordt de lezer en hoorder toch vooral krachtig meegevoerd in de levendige enscenering van de scharniermomenten in de geschiedenis van Israël (de doortocht door de Jordaan, de verovering van Jericho en de gave van het land) en in de herkenbare emoties van een leider die uit de slagschaduw van zijn heroïsche voorganger treedt en zijn wispelturige volk telkens weer weet te binden aan elkaar en hun God.
De hoofdstukken 3 en 4 vormen de kern van het eerste grote onderdeel van Jozua: de gave, of inname, van het land (Joz. 2-8).
Er zijn duidelijke parallellen met de doortocht door de Schelfzee: ook hier gaat Israël droogvoets over; het is in beide gevallen de oogstmaand. De lange periode die ligt tussen de beschreven gebeurtenissen en de uiteindelijke, definitieve teboekstelling maakt het moeilijk om iets met zekerheid te zeggen over de historische kernen die onder de vele redactielagen schuilgaan. De beste vergelijking is misschien die met de geallieerde landingen in Normandië in 1944: in ons collectieve geheugen vormen ze een eenheid van plaats en handeling op één, allesbeslissende dag: D(ecision)-day; in werkelijkheid vonden de landingen plaats op uiteenlopende plaatsen en tijdstippen. Ook de scheidslijnen tussen good guys en bad guys zullen, zoals in de geschiedenis van elk groot conflict, minder scherp gelegen hebben dan de schrijvers – en hoorders! – lief is.
In het direct voorafgaande (3:1-13) wordt het volk voorbereid en krijgt het gedetailleerde instructies. Opvallend is dat de nabijheid van de ark van het verbond als noodzakelijke voorwaarde voor het heilzaam handelen van
Vers 14-17. De beschrijving doet denken aan een plechtige processie. Opvallend is dat het woord goi hier wordt gebruikt ter aanduiding van Israël zelf en niet van de ‘andere volken’, zoals gebruikelijk. Een mogelijke verklaring is dat zo aangegeven wordt dat Israël zelf ten diepste ook een gast is in het land van Gods belofte en zich dus ook als gast zou moeten gedragen. Niet helemaal helder is of de priesters nu halt houden aan de oever (vs. 15 ‘in het uiterste van het water’, SV) of precies in het midden van de rivier (vs. 17). De stam jrd in de naam Jordaan betekent ‘afdalen’. Zo wordt benadrukt dat om ‘op te gaan’ naar het land, eerst de ‘afdaler’ moet worden doortrokken, die eindigt in de Doodszee.
4:1-7. Niet helder is of er sprake is van eenzelfde steenkring als blijvende herinnering of dat op meerdere plekken gedenkplaatsen werden opgericht. De plaats Gilgal (‘steenkring’) die elders wordt genoemd als locatie van zo’n gedenkplaats, ligt op tientallen kilometers van de Jordaan. Belangrijker is de motivatie die gegeven wordt: ‘Wanneer uw kinderen u later vragen.’ De gebruikte werkwoordsvorm in het Hebreeuws van dit vragen (een zgn. energetic ending) duidt op de persistentie van de handeling: niet eenmalig, maar bij herhaling zal de vraag gesteld worden, en dus beantwoord moeten worden. De formulering: ‘En als uw kinderen u vragen (.) vertel dan:.’ is een oude vorm, die in de liturgie van het pesach-feest zijn vaste plaats kreeg (vgl. Ex. 12:26,27; 13:14-15 en Deut. 6:20-25). Denk ook aan het kind dat in de liturgie van de paasnacht vraagt: ‘Waarom is deze nacht anders dan alle andere?’
Aanwijzingen voor de prediking
De etymologie van het woord ‘doop’ wijst op het verband met ‘diep’: een herinnering aan het vroegkerkelijke gebruik om bij de doop geheel ondergedompeld te worden, zoals Jezus zelf in de Jordaan (!) wordt gedoopt. In de oosterse kerken wordt de zuigeling door onderdompeling gedoopt; in evangelicale kringen de (jong)volwassene. Het verwante Engelse ‘dope’, aanduiding voor verslavende genotsmiddelen, roept connotaties op met de bedwelming of roes die het verblijf onder water teweegbrengt. Het gaat bij de doop langs de rand van de dood, iets wat bij de besprenkeling nog slechts metaforisch te verstaan valt. In de indrukwekkende monoloog ‘Jezus’ brengt acteur Helmert Woudenberg deze diepte van dopen huiveringwekkend nabij. Ds. K. Hagg heeft in een niet gepubliceerde doopverantwoording dit besef treffend verwoord: ‘Daarom is dopen: hopen, geloven, dat wat je ook zult ondergaan, je niet zult óndergaan.’
De opdracht om de verhalen bij de stenen te blijven vertellen behoeft nauwelijks nadere toepassing. Vanzelfsprekend zullen de gedachten uitgaan naar de doopouders, maar de uitdaging om de geloofstradities niet te laten verstenen tot dode gebruiken kan aan alle leden van de gemeenschap gesteld worden.
De verwijzing naar de veilige doortocht: het water van de doop verwijst naar al die momenten, ook uit dit gedeelte, dat God een onverwachte en veilige doortocht biedt door ondoorwaadbaar geachte plaatsen of momenten in het leven. Het zicht op de kolkende Jordaan kan het uitzicht op het beloofde land ernstig vertroebelen. In situaties waarin mensen het water tot de lippen staat, wordt de vraag of er vertrouwen is dat God je door het water zal brengen, beantwoord in de betekenis van de naam van Jozua – Jezus, in wiens naam gedoopt wordt: ‘
Het beeld van de priesters die doodstil staan, de ark (ongetwijfeld zwaar!) rustend op hun schouders, kan dienen als metafoor voor de taak van allen die in de geloofsgemeenschap de traditie voortdragen: het lijkt soms een zware last; ook schijnt het soms of er maar weinig beweging in zit, maar op essentiële momenten in de geschiedenis van de gemeenschap blijken zij (tot hun eigen verwondering) als een soort ‘heilige klaar-overs’ te fungeren in de gang van het volk door het leven. Juist van voorgangers kan soms gevraagd worden de ander voor te laten gaan.
Liturgische aanwijzingen
De geciteerde doopverantwoording is te vinden op www.karenhagg.nl. Uit de overvloed aan kerkliederen die goed passen in een doopdienst worden hier uit de nieuwere bundel Tussentijds de nummers 78, 97-100 en 173 speciaal genoemd. Rondom de lezing van Jozua: Gezang 7; 225; 305 (LvdK). Als evangelielezing kan dienen Matteüs 3:13-17.
Geraadpleegde literatuur
E. Noort, Das Buch Josua, Darmstadt 1998; J.H. Kroeze, Het boek Jozua