Preekschets Kolossenzen 2:12 – Bediening van de Heilige Doop
Heidelbergse Catechismus
Zondag 26
Toen u gedoopt werd bent u immers met hem begraven, en met hem bent u ook tot leven gewekt (Kol. 2:12).
Het eigene van de zondag
De kerkdienst waarin de heilige doop wordt bediend is een bijzondere, feestelijke dienst. Het evangelie van Gods genade komt hoorbaar en zichtbaar tot ons. Zondag 26 van de Heidelbergse Catechismus laat zien, hoe leren en vieren in deze dienst samengaan.
Uitleg
Het is wellicht goed om vooraf te zeggen dat een catechismuspreek in een leerdienst naar mijn inzicht een themapreek is. Men kan een preek houden over een tekst of perikoop uit de bijbel. Maar men kan ook over een bijbels thema een preek houden. De bron voor de preek is – zoals altijd – de bijbel. De HC is een hulpmiddel om zicht te krijgen op de kernen van het bijbelse thema, in dit geval de christelijke doop.
-
Het woord ‘dopen’ (baptizein) betekent onderdompelen. De doop is een waterbad (loutron). Historisch bezien wortelt het gebruik van de christelijke doop in de reinigingsrituelen in Israël, zoals we daarover uitvoerig worden geïnformeerd in het Oude Testament. Een voorbereiding op de christelijke doop is de doop door Johannes, die we als de doop van de bekering kunnen typeren (Mat. 3:2). Johannes noemt de doop van Jezus een doop met de Heilige Geest en met vuur (Mat. 3:11). De praktijk van de christelijke doop gaat terug op het bekende doopbevel in Matteüs 28:19. Hoewel de trinitarische geleding van de doopformule kenmerkend is voor de christelijke doop, lezen we in het Nieuwe Testament ook over het dopen in of op de naam van Jezus (Hand. 8:16; Rom. 6:3). Een centrale perikoop over de doop vormt Romeinen 6:1-6. De doophandeling bestaat uit ondergedompeld worden in water en uit het water opstaan. Dit ritueel wijst naar het eigenlijke gebeuren in de doop: sterven met Christus en opstaan met Hem in een nieuw leven. De dopeling wordt dus ingelijfd in Christus en deelt in het heil dat Christus tot stand heeft gebracht. Belangrijk daarbij is te zien dat het in de doop niet zozeer om een daad van de mens gaat, maar om een daad van God aan de mens. Men wordt gedoopt, ook als men besluit zich te laten dopen.
-
Gedoopt-zijn betekent dus: men behoort bij Christus. Dat is geen puur individuele aangelegenheid. Het is ook een zaak van de gemeente. Door de doop wordt de dopeling ingelijfd in de christelijke gemeente (Hand. 2:41). Calvijn zegt in zijn Institutie: ‘De doop is een teken van inlijving waardoor wij in de gemeenschap van de kerk worden opgenomen, opdat wij in Christus ingeplant, onder de kinderen van God mogen gerekend worden’ (TV. 15.1.). Ook de NGB noemt in artikel 34 de doop het sacrament waardoor wij in de kerk van God worden opgenomen. Aangezien ook de kinderen van de gelovigen bij de gemeente behoren (ze zijn heilig, 1 Kor. 7:14), kent de kerk, wellicht van meet af aan, de doop van kleine kinderen. In vraag en antwoord 74 wordt de kinderdoop onderbouwd vanuit het verbond. Ook aan kinderen komt Gods belofte van heil toe, nog voor zij (kunnen) geloven. Hier wordt een parallel met de besnijdenis van Israël zichtbaar, hoewel de gedachte dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen, mijns inziens afgewezen dient te worden.
-
De Heidelbergse Catechismus laat zien dat er twee aspecten aan de doophandeling zitten, corresponderend met de uitdrukking in vraag en antwoord 66 dat een sacrament een teken (1) en zegel (2) van het heil van Christus is. De doop is ten eerste een teken. Dat wil zeggen: een symbolische handeling, waarin het visuele heenwijst naar het door God beloofde heil in Christus: de afwassing van de zonden door het bloed van Christus en de vernieuwing van ons leven door de Geest van Christus (HC 69, 70). De doop leert ons dit, er vindt doopcatechese plaats in de handeling. Ten tweede is de doop een zegel. Dat wil zeggen: een bezegeling van het heil van God. Zo zeker als we gedoopt worden, zo zeker delen we in het heil dat Christus tot stand bracht. De reden waarom de HC zo hoog opgeeft van de doop ligt in de betekenis van een sacrament. Augustinus zegt: ‘Bij het zichtbare element (water) komt het Woord en maakt de symboolhandeling tot sacrament.’ Luther zegt in zijn Kleine Catechismus (1529): ‘Wie kann Wasser solch groBe Dinge tun? Wasser tuts freilich nicht, sondern das Wort Gottes, so mit und bei Wasser ist und der Glaube, so solchem Worte Gottes im Wasser trauet. Denn ohne Gottes Wort is das Wasser schlicht Wasser urid keine Taufe; aber mit dem Worte Gottes ists eine Taufe, das ist ein gnadenreich Wasser des Lebens und ein Bad der neuen Geburt im Heiligen Geist.’ Het Woord heeft hier de betekenis van de belofte van God. God belooft in zijn Woord zijn heil aan de dopeling. Daarom delen we er vast en zeker in. In vraag en antwoord 71 wordt op dit belofte-karakter van het Woord gedoeld. Tegelijk moet worden gezegd dat deze heils-werkelijkheid een geloofs-werkelijkheid is. Prachtig verwoordt het klassiek gereformeerde doopsformulier dit in het dankgebed: ‘Wij danken en loven U dat Gij ons en onze kinderen (…) tot uw kinderen aangenomen hebt en ons dit met de heilige doop bezegelt en bekrachtigt.’
-
In zondag 26 worden ook nog twee andere aspecten belicht. De doop wijst enerzijds op het heil van de afwassing van de zonden (door het bloed van Christus). Maar anderzijds wijst hij ook op het delen in de Geest van Christus. Daarmee verwoordt hij de bijbelse notie, dat de doop met het nieuwe leven van de gelovige wordt verbonden. Vergelijk 2 Korintiërs 5:17: ‘Daarom is ook iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping.’ En Romeinen 6:4: ‘We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden.’ Het gaat er in de doop niet alleen om dat Christus voor ons gestorven en opgestaan is (de rechtvaardiging), maar ook dat Christus in ons woont (heiliging). Het nieuwe leven is een leven in het krachtenveld van de Heilige Geest. Dit nieuwe leven van de doop wil gestalte aannemen in een leven naar Gods beloften en geboden. De doop duurt een leven lang.
Aanwijzingen voor de prediking
Kenmerkend voor deze preek over de doop is het didactisch karakter ervan. Het gaat om de vraag: wat betekent het dat we gedoopt worden? Wat kunnen we hierover van de doophandeling leren? Het lijkt me belangrijk dat een dogmatische uiteenzetting voorkomen wordt. Laat het narratieve en de onmiddellijke verbinding met het dagelijkse leven de preek kleur geven.
Men zou de preek kunnen beginnen met te vertellen dat in oude kerken de doopvont vaak bij de ingang van de kerk te vinden is. Daarmee wordt uitgebeeld dat de doop de ingang is in de christelijke gemeente. Dat de doopvont in de meeste protestantse kerken in het liturgisch centrum te vinden is, heeft ook diepe inhoud: de doop is zichtbaar Woord, zichtbare verkondiging van het evangelie.
De doop is volgens de geschriften van het Nieuwe Testament een diepingrijpende gebeurtenis. Te midden van vervlakking en uitholling van de doop is het goed om daarop veel nadruk te leggen. Gedoopt worden is niets minder dan sterven en opstaan met Christus. Daar zitten verschillende kanten aan, maar een van de belangrijkste kanten is, dat het een vreugdevolle gebeurtenis is. Een ontroerender bewijs van de grote liefde van God en zijn genade dan de doop, is nauwelijks denkbaar. Onafhankelijk van enige prestatie is God de eerste. Hij omarmt in Jezus Christus een hulpeloos, zondig kind. Dat is genade, rijk en vrij.
Men kan in de preek verschillende aspecten van de doophandeling aan de orde stellen. Daarbij bewijst zondag 26 goede diensten.
We leren door te zien en te horen. We zien het water dat gesprenkeld wordt op het voorhoofd van de dopeling. Zoals het lichaam besprenkeld wordt met water, zo wordt ons innerlijk besprenkeld met het bloed van Christus, dat al onze zonden afwast. We horen de trinitarische doopformule, als een belofte dat we behoren bij de drie-enige God, die als de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in ons leven wil werken. De Heilige Geest is present en maakt dat we in Christus nieuwe mensen zijn. Hij doet ons wedergeboren worden, vormt ons om naar het beeld van Jezus Christus. Maar er is meer. Zo zeker als we met water besprenkeld worden, zo zeker delen we in het heil van God. Daar mogen we heel ons leven op terugvallen. Te midden van zoveel aanvechtingen en twijfels, nederlagen en mislukkingen blijft de belofte van God, bezegeld in de doop, voor altijd vaststaan. Wanneer men ook andere elementen uit de HC naar voren wil brengen, kan men die naar eigen inzicht integreren in dit patroon voor de preek. Zelf zou ik in elk geval nog naar voren willen brengen de betekenis van de gemeente als gemeenschap. De dopeling wordt omringd door de geloofsgemeenschap van de gemeente. In lied, gebed, belofte en presentie. Laat de preek maar euforisch eindigen. Om het met de woorden van het visiedocument van de PKN (2005) te zeggen: de doop wil ons ‘Leren leven van de verwondering’.
Liturgische aanwijzingen
Schriftlezingen: Matteüs 28:16-20; Romeinen 6:1-11; Kolossenzen 2:10-15. Liederen: Psalm 105:5 (OB); 134:3 (OB); LvdK Psalm 8; 111:1,5,6; Gezang 304; 332; 334. Zie voor de doopliturgie ook: Dienstboek II. Leven. Zegen. Gemeenschap, Zoetermeer 2004, 53w.
Geraadpleegde literatuur
A. Noordegraaf e.a., (red.), Woordenboek voor bijbellezers, Zoetermeer 2005; G. Oorthuys, De sacramenten, Nijkerk 1948 / Franeker z.j. (deel 3 in de serie Toelichting op de Heidelbergse Catechismus, 2® druk); J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus, Zoetermeer 1993.