Menu

Premium

Preekschets Matteüs 3:16,17 – Bediening van de Heilige Doop

Matteüs 3:16, 17

Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoog kwam, opende de hemel zich voor hem en zag hij hoe de Geest van God als een duif op hem neerdaalde. En uit de hemel klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’

Schriftlezing: Matteüs 3:1-17

Tekstkeus

Ook in tijden van ver voortgeschreden secularisatie dopen wij. En vieren dat feit! Bij alle mogelijke tekstkeuzen voor de doopbediening (de Rode Zee, Naaman, Jona, kamerling, gevangenbewaarder of de klassieke stukken uit de Brieven) is hier gekozen voor een lezing die de dopelingen – en de gemeentegetuigen – vooral naar de toekomst en het Rijk van God verwijst. In veel gemeenten zal de (zware) nadruk die in de belijdenisgeschriften wordt gelegd op de doop als toe-eigening van de verlossing door Christus en het delen van zijn dood eerder een plaats dienen te krijgen in de voorbereidingsgesprekken of de (volwassenen)catechese dan in de feestelijke eredienst. Het verdient aanbeveling om Berkhof, Christelijk Geloof 364-373 nog eens rustig op ons in te laten werken.

Uitleg

De doop van Jezus geschiedt in de context van een grote opwekkingsbijeenkomst. Johannes de Doper schuwt de openbaarheid niet. Hier is geloof in ieder geval geen privézaak! Er is veel harde taal aan de orde, veel emotie, veel symboliek; er zijn deelnemers en toeschouwers, deemoedigen en arroganten. En er is ook nogal wat ‘politiek in de kerk’. De autoriteiten, kerkelijk en politiek, worden niet gespaard. Flavius Josephus, bewaker van het Romeins publiek domein, zegt niets over Jezus maar wel over Johannes.

Matteüs gebruikt hier geen aoristus zoals hij meestal doet in zijn verhaal, maar onvoltooid tegenwoordige tijd. Dat suggereert nog meer levendigheid en opwinding. De Naardense Bijbel heeft dat goed opgepakt.

We herkennen ‘In die dagen’ (vs. 1) als een bekend hebraïsme. Die stijlfiguur (ba jamim ha-hem) is geen datumaanwijzing en geen verwijzing naar het verleden maar het prepareert ons voor wat er nu komt. Leeswijze van de gerealiseerde eschatologie: moetje zien wat er nu gaat gebeuren!

Matteüs brengt geen verband aan met de vergeving der zonden, in tegenstelling met Marcus en Lucas. Dat doet deze verteller pas bij de instelling van het Avondmaal: ‘Dit is mijn bloed, vergoten voor de vergeving van zonden’ (26:28). Hier gaat het om belijdenis van zonden (vs. 6).

Vers 2 ‘Bekeert u’ (STV en NBG) vind ik een ongelukkige vertaling omdat metanoein niet de suggestie draagt van ‘keer terug’ (Hebr. sjub) maar eerder: ‘kom tot inkeer’ (Hebr. nicham), zoals de nbv doet. Get ready! Het Rijk staat op komen, daarom moeten de mensen zich steeds weer voorbereiden, nieuw leren denken.

Vers 4 Jeruzalem loopt uit. Voor de komst van het Rijk is ‘de.woestijn’ met zijn zware symboliek blijkbaar een beter decor dan Jeruzalem waar,vaak nog ‘oud’, gedacht wordt. In Jeruzalem loopt nogal wat ‘adderengebroed’, rond: kinderen van de slang, die ooit de illusie wekte dat een mens de toom van God kon ontlopen door aan Hem gelijk te worden

Vers 8-12 Let op de ‘verkorte eschatologie’ die laat zien dat hier het Rijk van de toekomst al aanbreekt. Dit is het begin van het eind der tijden. Het is als het ware ook een resumé van Jezus’ geschiedenisprediking met gezag: ‘Ik zeg u.’

Vers 11 ‘Hij, die na mij komt’, beter: ‘hij, die mij volgt’. (Wordt Jezus hier als een discipel van Johannes gezien die groter is dan zijn meester? Dat lijkt mij een mooi gegeven voor een andere preek!)

Vers 12 Als het beeld van de dorsvloer geen tegenspraak bevat met de gelijkenis van het onkruid (13:24-31), en dat zal niet, bij zo’n zorgvuldige redactor als Matteüs, dan worden hier nog eens incarnatie en eschaton in elkaar geschoven.

Vers 13-15 Jezus komt bij Matteüs naar Johannes om gedoopt te worden. Omdat Matteüs de Johanneïsche doop niet als ‘tot vergeving der zonden’ beschrijft, vermijdt hij de ietwat sofistische vraag naar de relatie tussen Jezus en de (erf)zonde. De doop is hier de toegang tot de doorbraak van het Rijk. De verteller (evangelist) laat zien dat Johannes zoiets beseft: jij, als aanzegger van het nieuwe leven, zou mij moeten dopen! (vs. 14), mij meenemen naar die doorbraak van het Rijk. Maar Jezus wil dat alle gerechtigheid – dat wil zeggen alles wat in de Wet en de Profeten geschreven staat – wordt vervuld. Vervullen betekent: radicaliseren, vol maken, doen. Jezus neemt het op zich om wat in de geschriften van het verbond wordt geschouwd nu ook uit te voeren. Hij neemt zijn ról, zijn functie op.

Vers 16 En dan is het hek van de dam, dan tuimelen de beelden over elkaar heen. Jezus stijgt uit het water als Israël uit de Rode Zee, het leven klimt uit de dood, de hemel scheurt open zoals bij de profetenroepingen, de Geest die over de schepping presideerde en het Noachitisch verbond aankondigde (duif) meldt zich, de uitverkoren knecht uit Jesaja 42 is nu de geliefde Zoon geworden. Het hele decor voor het grote optreden staat in de steigers.’Het grote spel kan beginnen! En het eerste bedrijf is net als in den beginne: de confrontatie met de misleider (4:1-11).

Aanwijzingen voor de prediking

Ik ga ervan uit dat er met doopkandidaten en doopouders indringend is gesproken over de verschillende facetten van dé doop en dat in die gesprekken ook over de ‘mystieke’ kanten ervan is nagedacht, zoals in de Romeinen- en Korintebrief gebeurt. Nu gaat het om de feestelijke dienst waarin de doop werkelijk wordt bediend. In een groeiend aantal gemeenten betekent dat een gebeurtenis waarbij met name ook niet kerkelijk meelevenden en buitenkerkelijke vrienden en magen aanwezig zijn. Een gebeurtenis in een geseculariseerde maatschappij. Alles wat aan een gedoopte natie herinnert in die prachtige oude formulieren is daarom wel studiemateriaal maar heeft weinig relevantie voor nu. Relevant is dat wij naar de toekomst worden gestuwd.

De schriftlezing verdient het om nog eens naverteld te worden: het is immers een schitterend voorbeeld van narratieve verkondiging. Van belang is om de verhouding tussen doop en instituut niet te veronachtzamen: de opwekking vindt wel plaats in de woestijn en buiten Jeruzalem maar luidt een geschiedenis in die toch weer naar Jeruzalem voert. Mensen gaan Jeruzalem uit om weer naar Jeruzalem terug te kunnen keren. Geen goedkoop anti-institutionalisme dus.

Dat geldt ook voor het adderengebroed, mensen die krachtens hun afstamming en wetstrouw denken wel goed te zitten met dat komende Rijk. Het is verstandiger om die harde woorden te herkennen als waarschuwing aan ons dan als veroordeling van anderen.

De grote vreugde van een doopdienst is dat er toch in iedere generatie weer mensen zichzelf en hun kinderen toewijden aan een nieuw leven: een leven dat gekenmerkt wordt door de verwachting van Gods Rijk. Niet aan het eind der tijden, maar nu en hier, weliswaar meer tekenen dan in uiteindelijke vervulling, maar wel degelijk zichtbaar. Lucas 3:11-15 (bij een zo synoptisch verankerd verhaal mag een klein uitstapje naar een ander Evangelie wel) schetst de contouren van dat nieuwe leven: het gaat om redelijk eenvoudige normen zoals zorgzaamheid en bescheidenheid. Het leven van de verwachting van het Rijk is in kleine dingen te beleven. Als volwassenen voeden wij elkaar op; en als ouders onze kinderen om oplettend te zijn voor tekenen van het Rijk en vooral ook voor wat daartegen strijdt. De basis van dat nieuwe leven is gelegd in wat hier in onze schriftlezing aan ons wordt verteld: de gehoorzaamheid van Jezus aan de verwachting en vervulling van Gods beloften, zijn bereidheid om ons niet te dopen maar met ons meegedoopt te worden, zijn bereidheid om de weg van het offer te gaan en natuurlijk vooral dat offer zelf dat voor alle tijden voor ieder die er vertrouwen in heeft (i.e. erin gelooft) de deur naar het Rijk open zet.

In de doopdienst wordt ons Jezus als dopeling verkondigd, die de strenge prediking van Johannes ‘met ons ondergaat en het vuur dat de dorsvloer aan het eind van de geschiedenis zal reinigen op zijn wijze naar zich toetrekt en met ons deelt.

Geraadpleegde literatuur

Voor het bovenstaande heb ik veel geleerd van Alberto Mello’s Matteüscommentaar: Mattheus, de Schriftgeleerde, Kampen 2002.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken