Menu

Premium

Preekschets Prediker 3:13

‘Tweede Israëlzondag’

Prediker 3:13

Kortom, als iemand eet en drinkt en het goede geniet bij al zijn zwoegen, dan is dat een gave Gods.

Schriftlezingen: Pred. 3:1-15; Jak. 4:13-17

Zie ook

Aansluitende preekschetsen van dezelfde auteur:

Het eigene van de zondag

Op deze tweede Israëlzondag staan de drie mirtetakken uit de plantenbundel van het Loofhutten feest centraal. Het eigene van de mirtetakken is dat zij wel geuren maar geen smaak hebben. Daarom staan zij voor die Israëlieten die wel goede dagen verrichten, maar zich niet bezighouden met de Tora. In deze schets gaat het dan ook niet om het zoeken naar wijsheid, maar om het doen van het goede. Vandaar ook de tweede lezing uit Jakobus 4 (zie met name vs 17).

Uitleg

Prediker 3 is een bekend en nogal eens geciteerd hoofdstuk. De bekende oud-premier van Israël citeerde tijdens de officiële ondertekening van het vredesakkoord met de Palestijnen in 1995, in de tuin van het Witte Huis, Prediker 3:8 ‘there is a time of war, and a time of peace’. Dat opnieuw de keuze op dit hoofdstuk is gevallen ligt in de betekenis van de mirtetak: het goede doen. Prediker 3 is van één ding overtuigd: de diepe bedoelingen van God zijn niet te doorgronden. Wat ons rest is de feitelijkheid van het leven. In dit leven ligt de roeping om het goede te doen: te genieten.

Prediker 3:1-9 is een literair hoogstandje. Na een inleidende stelling (vs 1) volgt een mooi opgebouwd gedicht over het leven (vs 2-8) dat eindigt met een retorische vraag. Sommigen zien er zelfs een modern sonnet in. De inleidende stelling is veelzeggend: alle verschillende momenten van het leven hebben hun vastgestelde uur (zeman: season, Zeit) en tijd (‘ét: time, First, vastgestelde tijd). Het woord ‘tijd’ komt hier 28 keer voor (4×7). Kortom: het leven is vastgesteld en bepaald door God! Alles heeft zijn bestemde plaats en plek.

Deze geloofsovertuiging wordt uitgewerkt in veertien paren van tegengestelde ‘tijden’ die het hele leven omvatten. Geboren worden en sterven, wenen en lachen, seksualiteit genieten en zich hiervan onthouden – stenen wegwerpen en stenen verzamelen duiden waarschijnlijk op de mannelijke rol in seksuele gemeenschap (vs 5) – liefhebben en haten en zelfs oorlog en vrede. De paren van positieve en negatieve ‘tijden’ staan steeds in verschillende volgorde. Het leven is verwarrend en sterk wisselend. Het positieve en het negatieve liggen door elkaar heen. Het ene moment wordt er gelachen, terwijl het andere moment tranen de ogen vullen. Voor Prediker is deze opsomming van het leven geen Panorama Mesdag (G.Th. Rothuizen) maat een kwelling (vs 10). In vers 9 maakt hij de balans op: alles waar de mens zich voor aftobt (‘amal) levert hem geen voordeel (‘itron) op. In de volgende perikoop wordt deze conclusie uitgewerkt. Eén ding is duidelijk: de tijden van het leven zijn geen (nood)lot, maar komen uit de hand van God (vs 11 en 12) hoewel de mens niet in staat is deze hand van God te ontwaren. In hoeverre Prediker hier van determinisme te beschuldigen is, is de vraag. A. Lauha spreekt van ‘gedetermineerde tijdgebondenheid van alles’ en zelfs van ‘iets fataals’. G. von Rad bespeurt hier een ervaring en belijdenis van de voorzienigheid van God, met name van zijn conservatio en gubernatio. Niet dat de mens deze kan narekenen, maar ze wordt wel beleden. Deze uitleg past mijns inziens goed bij het gebruik van dit bijbelboekje op het Loofhuttenfeest: de route door de woestijn is een vraagteken, maar vast staat dat God in wolk- en vuurkolom het volk voorgaat en leidt.

Opvallend is de typering in vers 11: ‘alles heeft Hij voortreffelijk gemaakt op zijn tijd’. Al die verschillende en verwarrende tijden, waarmee God de mensenkinderen kwelt worden voortreffelijk (yapeh: schoon, boeiend, bewonderenswaardig) genoemd. Hiermee is de spanning van het leven gegeven. Het leven is spannend en boeiend, juist in haar afwisseling en verscheidenheid. Maar tegelijkertijd is het juist door haar verscheidenheid en verwarring onmogelijk iets van God te ontdekken. Vandaar dat het leven ook zo uitermate vermoeiend en kwellend is (vs 10).

A.A. van Ruler stelt in dit verband: ‘We moeten de moed hebben in te zien en uit te spreken dat de wereld niet redelijk en. ook niet zedelijk in elkaar zit.’ Wat rest de mens dan als er geen wereldfilosofie, geen wijsheid te vinden is? Prediker is een realist. Met beide benen op de grond is zijn antwoord snel gegeven: zich verheugen en zich te goed doen in het leven, kortom eten en drinken en zo het goede genieten. Prediker typeert dit als een gave van God! (vs 12, 13). Zo leven, is goed leven, niet in filosofische maar in de praktische zin van het woord.

Er zijn uitleggers die deze positieve duiding niet kunnen plaatsen bij de in hun ogen pessimistische Prediker. Zij houden deze verzen dan ook voor een latere toevoeging. Loader duidt deze verzen als een korte onderbreking van het kritische betoog van Prediker. Mijns inziens zijn deze aarzelingen niet nodig. Je verheugen en genieten van het leven is een terugkerend thema in Prediker (3:22; 5:11,18; 8:15; 9:1,9; 11:9). En ook in Prediker 3 wordt het leven getypeerd als een zwoegen (‘amal), immers wijsheid is er niet te vinden. Het enige dat rest is het ‘goede te blijven zien’ (ra’ah tof).Dit goede heeft geen hoog ethisch gehalte, maar is heel basaal en concreet: eten en drinken (vs 13). Niet het eten en drinken op zich duidt Prediker als gave van God, maar het goede hiervan te zien, het genieten hiervan (vgl. 5: 18). Zo is er-, ook als er geen diepere zin en wijsheid in het leven te ontdekken is, toch veel goeds. In een eigen leerproces (zie vs 10, 12, 14, 16 en 22) heeft Prediker ontdekt dat God het leven draaiende houdt (zie vs 14 en 15) en dat in dit (dol)draaiende leven er niets beters is dan het goede te doen, te eten en drinken. Te leven uit de hand van God.

Vanuit dit gegeven is gekozen voor het tweede bijbelgedeelte. Ook Jakobus weet van het voortgaan en niet doorgronden van de tijd. We kunnen onze plannen maken, maar wie weet hoe de dag van morgen zal zijn? Vandaar zijn advies om te leven sub conditione Jacobi (4:15). De korte perikoop wordt besloten met de noodzaak om goed te doen. Wie weet goed te doen en dit niet doet, zondigt! Het is goed om met deze achtergrond de woorden uit Prediker 3 te horen.

Aanwijzingen voor de prediking

In deze preek staan die moderne hoorders voor ogen die zich herkennen in de mirtetak: er is niet zoveel wijsheid te leren, maar er is wel de roeping om het goede te doen. Het goede niet in de zin van het ethisch goede maar van het basale: het goede als dat waar je van geniet. Vaak weten we in de kerk met deze ietwat hedonistische levenshouding niet zoveel raad. In de kerk is het carpe diem vervangen door het memento mori. Voor Prediker zijn deze twee levensdeviezen geen tegenstelling. Juist vanuit het memento mori: er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven, komt er ruimte voor het carpe diem, het genieten van het goede dat gezien mag worden, het eten en het drinken.

De boodschap voor de preek zou kunnen liggen in de opgave om in het verwarrende leven van alle dag, waar ook als gelovige vaak geen touw aan vast te knopen is, het goede te blijven zien: het eten en drinken dat God geeft. Want deze gaven maken het leven ‘goed’. Zij zijn een gave van God. Jakobus noemt het zelfs zonde om dit goede na te laten.

De gang van de preek

  • Schets van het verwarrende en tegenstrijdige leven van iedere dag. De tijden van Prediker 3:2-8 liggen inderdaad dooreen. Lees er maar een willekeurige krant op na. Alles, werkelijk alles heeft zijn duur en tijd.

  • Schets van de herkenning van wat Prediker zegt in vers 11: in deze verwarrende werkelijkheid is er geen hand van God te ontdekken. Juist in het geloof moet er ruimte zijn voor deze constatering. ‘Het geloof is niet een gemakkelijke manier om van de vragen af te komen, het is de enige manier om de vragen serieus te stellen’ (Okke Jager).

  • Wat geeft het leven dan zin? Het goede te zien: het eten en drinken dat God een mens geeft. Heel concreet: het eten van iedere dag: persoonlijk en met elkaar in de gemeente van Jezus Christus: brood en wijn. Dit eten en drinken maakt het leven goed: leefbaar. Israël wist in de woestijn maar al te goed wat eten en drinken als geschenk van God betekende (manna en water uit de rots).

  • Als laatste zou de preek toegespitst kunnen worden op de woorden uit Jakobus 4 en met een verhaal uit joodse bron (eens van horen zeggen). Een rabbi vroeg eens aan zijn leerlingen wat de belangrijkste vraag van God in het oordeel over het mensenleven zal zijn. Vanzelf noemden zijn leerlingen het kennen en doen van de Tora. Nee, zei de rabbi, de belangrijkste vraag zal zijn of u wel genoeg genoten hebt van wat God u gaf!

Liturgische suggesties

  • Psalm 39:3; 104:1,2,7,8

  • LN425; 480

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken