Menu

Basis

Tussen zacht en hard: het goddelijke moederschap in de bekering van Augustinus

Philippe de Champaigne
Philippe de Champaigne. (Beeld: Wikimedia Commons)

Wie denkt aan het goddelijke moederschap, denkt vaak aan zachtheid, koestering en tederheid. Maar Augustinus van Hippo (354-430) toont dat dit moederschap ook een confronterende, soms harde kant heeft. In zijn bekeringservaring verschijnt Continentia — niet alleen als troosteres, maar ook als strenge gids die zijn oude leven doorbreekt. Wie is deze goddelijke moeder die hem tot overgave dwingt? Kitty Bouwman belicht een onderbelicht aspect van de bekering van Augustinus.

Als er over moederschap wordt gesproken, gaat het al snel over stereotype eigenschappen als zachtheid, tederheid, warmte en vergevingsgezindheid. Die associaties vinden we ook terug bij geestelijke schrijvers uit het vroege christendom en de middeleeuwen. Zij gebruikten moederlijke taal en symboliek om hun verhouding tot God te verwoorden. Dat zien we ook bij Augustinus – zij het op een unieke manier.

De vader- en moederband als opstapje naar God

In zijn commentaar op Psalm 27 schrijft Augustinus zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen toe aan God, die hij beschrijft als vader én moeder:

“Hij (de psalmist) maakte God vader en moeder. Hij is vader omdat hij ons schiep, roept en bestuurt. God is moeder, omdat zij ons koestert, voedt en bijeenbrengt.” (En. Ps. 26, 2, 18)1

In deze passage verbindt Augustinus de goddelijke ouders afzonderlijk met handelingen die traditioneel aan vaders en moeders worden toegeschreven. Die stereotype eigenschappen complementeren elkaar. Augustinus gebruikt de moederlijke handelingen als aanvulling op de vaderlijke functie van God. Ze staan vaak in dienst van het opbouwen van een relatie aan begin van het gelovige leven. De moederband dient dan als opstapje naar God.

Augustinus met zijn moeder, Sint-Monica - Ary Scheffer
Augustinus met zijn moeder, Sint-Monica – Ary Scheffer (1846)/Wikimedia Commons

De rol van Continentia bij de bekering van Augustinus

Augustinus schrijft niet alleen zachte eigenschappen toe aan de moederlijke God. Bij hem heeft ze ook een harde kant, die naar voren komt bij zijn bekering in de tuin van Milaan.

Wanneer de bekering van Augustinus ter sprake komt, gaat het meestal over de kinderstem die zong: “Tolle, lege” – neem en lees. Vervolgens sloeg Augustinus de Bijbel open en las hij een tekst van Paulus, die hem opriep het kleed van Christus aan te trekken. Maar daarmee wordt vaak voorbijgegaan aan de rol van de goddelijke moeder, die hem opriep zich over te geven aan de Heer. Augustinus duidt haar aan als Continentia, de zelfbeheersing.

In zijn Belijdenissen voert Augustinus deze goddelijke moeder op als de echtgenote van de Heer (Belijdenissen 8.27).2 De beschrijving van dit goddelijke echtpaar is uniek binnen de christelijke traditie.

Wie is deze goddelijke moeder?

Tweestrijd tussen Consuetudo en Continentia: gewoonte en zelfbeheersing

In Boek acht van de Belijdenissen treedt de figuur Continentia, de zelfbeheersing, op de voorgrond. Augustinus beschrijft zijn bekering als een innerlijke tweestrijd, die we als een crisis kunnen verstaan. Zijn wil was verdeeld en daardoor raakte hij in conflict met zichzelf. Zijn ene wil was gehecht aan het wereldse (vlees), terwijl zijn andere wil hem aanspoorde Christus te volgen (geest).

Om deze strijd te beschrijven, voert hij twee allegorische figuren op: Consuetudo, de gewoonte, en Continentia, de zelfbeheersing.

  • Consuetudo staat voor de wet van de zonde, de oude wet
  • Continentia wijst op de wet van de Heer (Rom. 8, 1-3)

Augustinus verbindt Consuetudo met zijn wil, die onderworpen is aan begeerten. Hij omschrijft haar als een slavernij die hem gevangen hield en waaruit hij zichzelf niet kon bevrijden.

De bekering van Augustinus door Fra Angelico (ca. 1430), Musée Thomas Henry, Frankrijk
De bekering van Augustinus door Fra Angelico (ca. 1430), Musée Thomas Henry, Frankrijk – Wikimedia Commons

Zelfbeheersing: meer dan seksuele onthouding

De naam Continentia wordt meestal vertaald met ‘onthouding’, het Latijnse abstinere. Het begrip Continentia is afgeleid van het Latijnse werkwoord contineo, dat ‘bijeenhouden’ of ‘in een bepaalde toestand houden’ betekent. Daarom is ‘zelfbeheersing’ een betere vertaling.

Augustinus’ beschrijving van Continentia kan verwijzen naar de ascetische traditie van het vroege christendom (3e en 4e eeuw), waarin zelfbeheersing centraal stond, wat ook seksuele onthouding kon inhouden. Deze ascetische traditie – die overigens niet direct op de Bijbel was gebaseerd – zette zich af tegen de Griekse en Romeinse cultuur, waarin omgang met seksualiteit aan andere normen was gebonden.

Het is echter de vraag of Continentia Augustinus daadwerkelijk opriep tot seksuele onthouding.

De onthulling van Continentia

De moederlijke figuur Continentia werd aan Augustinus ‘onthuld’ toen Consuetudo (de gewoonte) niet langer zijn wil kon boeien en er ruimte ontstond voor bekering. Augustinus beschrijft niet dat zij aan hem verscheen, maar dat zij voor hem ‘geopend’ werd: zij werd zichtbaar en toegankelijk.3  Het ging dus niet om een plotselinge verschijning, maar om een onthulling. In de beschrijving van de bekering van Augustinus wordt dit woord meerdere keren gebruikt, zoals we straks zullen zien.

De gestalte Continentia trad zijn leefwereld binnen en toonde zich aan de grens van zijn bestaan, een grens die hij met al zijn goede bedoelingen en inspanningen niet zelf kon overschrijden:

“‘Vooruit nu moet het gebeuren!’ (…) En weer deed ik een poging en het scheelde iets minder of ik was er, en nog iets minder, en ja, ja, ja, ik raakte het, ik had het vast, en neen, ik was er niet en raakte het niet en ik had het niet vast: ik bleef aarzelen om te sterven voor de dood en te leven voor het leven.”

(Belijdenissen 8.25)

De goddelijke moeder Continentia onthulde zich aan hem over deze grens heen, vanuit een werkelijkheid buiten hem. Haar presentie riep angst op: hij sidderde om haar tegemoet te gaan. Ondanks zijn huiver nodigde zij hem uit om naar haar toe te komen. Zij wees hem op de voorbeelden die zij in haar handen droeg:

“Maar dit zei ze – de gewoonte – nog maar heel lauw. Aan die kant namelijk, waarheen ik het gezicht gericht had en waarheen ik sidderde om naartoe te gaan, daar werd onthuld de kuise waardigheid van Continentia, vriendelijk en vrolijk op niet lichtzinnige wijze, op eervolle wijze mij bekorend om te komen en niet te aarzelen en naar mij uitstrekkend, om mij te ontvangen en te omarmen, haar handen die gevuld waren met talloze goede voorbeelden. Daar waren zoveel jongens en meisjes, daar was veel jeugd en elke leeftijd en waardige weduwen en oude maagden, en in allen de Continentia zelf, in het geheel niet onvruchtbaar, maar zij de vruchtbare moeder van de kinderen van de vreugden van haar echtgenoot, van u, o Heer.” (Belijdenissen 8.27)

Fresco door Sandro Botticelli (1480). Te bezichtigen in de kerk van Ognissanti, Florence
Fresco door Sandro Botticelli (1480). Te bezichtigen in de kerk van Ognissanti, Florence – Wikimedia Commons

De goddelijke moeder toont haar confronterende kracht

Augustinus zag dat het leven in relatie met de goddelijke moeder vruchtbaar is. De schare die zij in haar handen droeg, hadden zijn verlangen kunnen wekken om naar haar toe te komen. Toch zette hij de stap niet.4  Hij durfde de sprong niet te wagen naar de plek waar zij hem riep.

Toen sprak Continentia hem aan op zijn ambivalentie:

“En zij lachte om mij, met een aansporende, spottende glimlach, alsof zij zei: ‘Zou jij niet kunnen wat deze jongens en meisjes kunnen? Of kunnen zij het werkelijk uit zichzelf, en niet door de Heer, hun God? De Heer, hun God, heeft mij aan hen gegeven. Wat sta je in jezelf, en en wat sta je níét in jezelf? Werp je weg in Hem, en wees niet bang. Hij zal zich niet onttrekken, zodat jij valt. Werp jezelf weg, onbezorgd — Hij zal je opvangen en genezen.”’ (Belijdenissen 8.27)

De overgave waartoe Continentia hem opriep, hield een geloofsdaad in. Maar daartoe was Augustinus nog niet in staat. Hij bleef staan, opgesloten in de beslotenheid van zijn eigen bestaan.

Aanvankelijk toonde de goddelijke moeder haar zachte kant, haar bereidheid hem op te vangen. Maar toen hij weigerde zich toe te vertrouwen, ging zij over op confronteren. Haar confrontatie wekte schaamte en bracht iets aan het licht wat Augustinus liever verborgen had gehouden. Die schaamte onthulde zijn begeerte in ‘het gemompel van de nietigheden.’

Augustinus werd gedwongen de oude mens in zichzelf onder ogen te komen:

“En ik werd rood van schaamte, omdat ik het gemompel van die nietigheden nog altijd hoorde en aarzelend bleef hangen. En wederom was het alsof zij zei: ‘Wees doof voor die onreine delen van jezelf, die nog aards zijn, opdat ze gedood worden. Ze vertellen jou genoeglijke dingen, maar niet zoals de wet van de Heer, je God”’ (Belijdenissen 8.27)

Augustinus glas in lood
Augustinus. (Beeld: Wikimedia Commons)

Van innerlijke tweestrijd naar ongewone bevlogenheid

Continentia wees hem op de wet van de Heer. Daarmee doorbrak zij de tweestrijd in zijn wil, die bepaald werd door de begeerte en alles op zichzelf terugbuigt. Augustinus moest gezuiverd worden opdat hij die wet kon toelaten. Hij moest terugkeren uit de vervorming die de gewoonte van begeerte in hem teweeggebracht had. Op dat dieptepunt wekte de goddelijke moeder het verlangen naar ommekeer in hem.

Van deze ‘ongewone bewogenheid’ was zijn vriend Alypius getuige:

“Deze tegenspraak in mijn hart was niet alleen maar een tegenspraak van mijzelf tegen mijzelf. Alypius daarentegen bleef gekluisterd aan mijn zijde en wachtte stilzwijgend wat de afloop van mijn ongewone bewogenheid zou zijn.” (Belijdenissen 8.27)

Hoe dit initiatief doorwerkte, beschrijft Augustinus in het vervolg:

“Ik ging languit liggen onder de vijgenboom – hoe weet ik niet – en liet mijn tranen de vrije loop, en de stromen van mijn ogen braken los, een aangenaam offer voor u.” (Belijdenissen 8.28)

Het drievoudig ‘openen’ (aperire) bij de bekering van Augustinus

De terugkeer uit de innerlijke vervorming werd in gang gezet door de onthulling van Continentia, die hem de wet van Christus aanreikte. Toch kon deze stap pas werkelijk effectief worden wanneer daar een totale levenshouding aan beantwoordde. De oude mens Augustinus moest eerst gezuiverd worden voordat hij de wet van de Heer kon toelaten. Die zuivering leidde tot een toenadering tot de heilige Schrift, waarbij Augustinus opnieuw driemaal het Latijnse woord voor ‘openen’, aperire gebruikt — nu in actieve vorm:

1. De Schrift openen

“Eerst nadat een stem van de jongen of van een meisje riep: ‘neem en lees!’ Deze woorden verstond hij als komend van God en ze riepen hem op de Schrift te openen.” (Belijdenissen 8.29)

Vervolgens herinnerde Augustinus zich de goddelijke stem door wie Antonius zich bekeerd had: “Verkoop alles wat je bezit en de je zult een schat in de hemel hebben.” (Mattheüs 19, 21). Die herinnering bracht hem ertoe het boek te openen en de passage waar zijn oog op viel, stilzwijgend te lezen.

2. Het hart openen voor het goddelijke licht

Zijn oog viel op een passage uit de brief van Paulus aan de Romeinen:

“Laten we ons gedragen, zoals past bij de dag, niet in braspartijen en drinkgelagen, niet in ontucht en losbandigheid, niet in ruzie en jaloezie. Bekleed u met de Heer Jezus Christus, en geef niet toe aan uw eigen wil om te leven volgens uw begeerten.” (Romeinen 13, 13)

Die tekst trof hem zo, dat hij ontvankelijk werd voor het goddelijke licht dat zijn hart binnenstroomde.

Augustinus leest uit de Romeinenbrief (1464/1465), fresco van Benozzo Gozzoli, Sant'Agostino-kerk in San Gimignano, Italië
Augustinus leest uit de Romeinenbrief (1464/1465), fresco van Benozzo Gozzoli, Sant’Agostino-kerk in San Gimignano, Italië – Wikimedia Commons

3. De betekenis van de tekst openen (uitleggen)

Nadat Augustinus deze woorden gelezen had, sloeg hij het boek dicht, terwijl hij zijn vinger bij deze passage liet rusten. Hij liet de tekst aan zijn vriend Alypius zien. Alypius las ook het volgende vers: “Ontvangt de zwakke in vertrouwen” (Rom. 14, 1). Hij betrok deze tekst op zichzelf en legde haar vervolgens uit, waardoor voor Augustinus de betekenis ervan openging (Belijdenissen 8.30). Het woord ‘openen’ wordt hier gebruikt in de zin van ‘uitleggen.’

Het openen van de Schrift bracht Augustinus tot overgave aan Christus, die als een licht zijn hart binnenstroomde

Dit drievoudige ‘openen’ in relatie tot de bekering van Augustinus vormt een kettingreactie op het initiatief van Continentia. Doordat deze goddelijke moeder aan Augustinus werd onthuld en zij hem de wet van Christus aanreikte, kon hij de wending maken naar de Schrift. Met dit werkwoord ‘openen’ legt Augustinus het verband tussen de onthulling van Continentia en de daaropvolgende gebeurtenissen: het openen van de heilige Schrift bracht hem tot overgave aan Christus, die als een licht zijn hart binnenstroomde.

Conclusie: de zachte en harde kracht van Continentia

De figuur Continentia bemiddelde tussen God (de Heer) en Augustinus, opdat hij tot overgave zou komen. Zij toonde haar zachte kant in haar bereidheid tot ontmoeting, iets waar Augustinus op dat moment nog niet toe in staat was. Tegelijk openbaarde de harde kant van deze goddelijke moeder zich in de confrontatie: door Augustinus te confronteren met zijn begeerte, doorbrak zij de tweestrijd in zijn wil. Zo bracht zij een breuk teweeg in zijn oude bestaan, waardoor hij tot bekering kon komen. Het patroon van begeerte kantelde naar een andere levenshouding, gekenmerkt door ontvankelijkheid voor God. Die overgave vestigde hem in het licht van Christus.

Ambrosius doopt Augustinus (1464/1465), fresco van Benozzo Gozzoli, Sant'Agostino-kerk in San Gimignano, Italië
Ambrosius doopt Augustinus (1464/1465), fresco van Benozzo Gozzoli, Sant’Agostino-kerk in San Gimignano, Italië – Wikimedia Commons

De bekering van Augustinus reikte verder dan zijn innerlijkheid. Ze leidde tot een herschepping voorbij zijn menselijke mogelijkheden tot zelfrealisatie— een vernieuwing die vanuit God kwam, van waaruit Continentia handelde.

In de ontmoeting met de zachte én harde kracht van de goddelijke moeder voltrok zich de bekering die het leven van Augustinus voorgoed veranderde.

Over de auteur

Dr. Kitty Bouwman is geestelijk begeleider en onderzoeker spiritualiteit, verbonden aan het Titus Brandsma Instituut (Radboud Universiteit) en het Ruusbroecgenootschap (Universiteit van Antwerpen). Ze promoveerde op een proefschrift over Augustinus en werkt momenteel aan een postdoctoraal onderzoek naar de spiritualiteit van Hildegard van Bingen.

In november 2025 verschijnt haar nieuwe boek: Schepping uit liefde. De gestalten Caritas en Wijsheid bij Hildegard van Bingen (Jongbloed – Adveniat – Otheo). 

Literatuur

  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen. Vertaald en ingeleid door Gerard Wijdeveld, Baarn 1988 (derde druk).
  • Aurelius Augustinus, Confessionum Libri XIII, M. Skutella, L. Verheijen (ed). In: Corpus Christianorum Series Latina, Volume 27, Turnhout 1981. 
  • Kitty Bouwman, Spiritueel moederschap: twee vrouwen in het leven van Augustinus, Berne Media 2019. Dit boek is verkrijgbaar via www.matersapientia.nl.
  • Kitty Bouwman, Mater Sapientia: de mystagogische functie van het goddelijke moederschap en het geestelijke moederschap bij Augustinus, Skandalon, Vught 2015.

  1. De citaten in dit artikel zijn gebaseerd op Latijnse bronteksten, waarbij de vertaling van Wijdeveld gebruikt is, maar niet letterlijk overgenomen.  ↩︎
  2. Het goddelijke echtpaar in de Belijdenissen van Augustinus is vermoedelijk gebaseerd op moeder Wijsheid uit Sirach 24.  ↩︎
  3. Augustinus gebruikt hier het Latijnse woord aperire, dat ‘ontbloten’, ‘zich tonen’, ‘zichtbaar worden’, ‘onthullen’ of ‘openbaren’ betekent. Het kan ook ‘openen’, ‘openstellen’ of ‘toegankelijk maken’ aanduiden. Opvallend is dat hij hier niet kiest voor het Latijnse apparere, dat verwijst naar het plotseling verschijnen van iets onverwachts. ↩︎
  4. De beschrijving van Continentia roept associaties op met de zegen van Mozes (Deut. 33, 2-4). Er zijn opvallende overeenkomsten tussen Continentia en de Heer: beiden dragen een menigte in hun handen en verwijzen naar de wet. De wet van de Heer, die Continentia aanreikt, is verbonden met de wet van Mozes (Deut. 33, 2.4). Diezelfde wet vormt de basis van de Wijsheid, die in de Schrift wordt verbeeld als stromende rivieren (Sir. 24, 25-26). ↩︎

Harde en zachte krachten
Herademing 2025, nr. 2

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken