Uitvaartrituelen, van traditie naar persoonlijke invulling
Een uitvaart is er vooral voor nabestaanden
Naarmate we bij uitvaarten minder zeggen over de dode als dode, gaat het meer over diens leven en over de nabestaanden. In de op de persoonlijke biografie toegesneden uitvaartrituelen ontbreekt vaak een zingevende verwijzing. Het grote verhaal van de christelijke traditie heeft plaats gemaakt voor het kleine persoonlijke verhaal van het individu.
Er zijn vele rituelen die ons op onze levensweg vergezellen. Van de wieg tot het graf worden belangrijke gebeurtenissen in ons leven met rituelen gemarkeerd. Alle hebben ze een eigen vormgeving die is toegesneden op de gebeurtenis of het moment waarop het ritueel van toepassing is.
Veel van deze rituelen hebben hun wortels in de christelijke traditie, waar ze op een eigen wijze vorm geven aan belangrijke gebeurtenissen en momenten uit ieders persoonlijke ontwikkeling. Ze werden meestal in de kerk voltrokken in een liturgische viering. Het meest bekend zijn nu nog de doop, het huwelijk en de uitvaart. Door de toegenomen secularisatie en ontkerkelijking worden deze rituelen rond het levensbegin, relatievorming en het levenseinde steeds minder in een kerkelijke context gevierd. Bovendien ontwikkelen ze zich buiten het kerkelijke verband verder, in een veranderende maatschappelijke en culturele context.
Door het geloof in de verrijzenis kreeg de dood een diepere betekenis
Door de veranderingen die deze rituelen ondergaan ontstaat er een spanningsveld met de kerkelijke traditie. Een belangrijk kenmerk van de vernieuwing van de rituelen is de grote vraag naar en de sterke behoefte aan een veel persoonlijker invulling van de rituelen. Dit geldt in sterke mate voor rituelen rond de dood.
Liturgie van uitvaarten
De christelijke uitvaartliturgie kent een lange geschiedenis. Ze is ontstaan in de context en in het verlengde van andere niet-christelijke tradities en heeft zich ontwikkeld in samenhang met de omringende contemporaine cultuur. Ze is dus het resultaat van een dynamisch proces, waarbij aansluiting werd gezocht bij gewoontes en gebruiken binnen andere culturen. Deze werden aangepast, toegeëigend of getransformeerd.
Men werd bang voor de dood, er was angst voor het oordeel
Fysiek markeert de dood het einde van het aardse bestaan, maar door het geloof in de verrijzenis kreeg de dood voor de christenen een diepere betekenis. De dood werd niet beschouwd als het levenseinde, maar vormde de overgang naar een nieuwe levensfase, naar een eeuwig leven in een eschatologische werkelijkheid. Daarom beschouwden de eerste christenen de sterfdag als de geboortedag (dies natalis), als het begin van een nieuw leven bij God. Dood en begrafenis kwamen daarmee in het perspectief te staan van Pasen, van Jezus’ opstanding. Deze visie op een leven door de dood heen was een bron van hoop en troost en maakte het verdriet om de dood dragelijk.
Oordeel
Het paaskarakter van de uitvaart verschoof naar de achtergrond toen in de Middeleeuwen het accent kwam te liggen op het oordeel waar de overledene aan onderworpen werd. Dacht men aanvankelijk dat de dood een beter leven bracht in Gods nabijheid, geleidelijk werd men bang voor de dood. De strijd tussen goed en kwaad op de dag der wraak beheerste de uitvaartliturgie en de beleving van de dood tot ver in de twintigste eeuw. Op die dag moest de overledene voor het gericht verschijnen om onderworpen te worden aan het lot van eeuwige verdoemenis of hemels geluk. Om voor Gods aangezicht te kunnen verschijnen, moest de mens eerst van zijn zondigheid gezuiverd worden. Angst voor het oordeel ging overheersen. De dood werd omringd met rituele en devotionele uitingen, die het oordeel positief moesten beïnvloeden. Door priesters missen te laten lezen, door specifieke gebeden te zeggen en aflaten te verwerven, kon het gevreesde oordeel verzacht worden. Zo hoopte men zelf een gelukzalige dood te sterven en de toestand van hen die reeds gestorven waren te verlichten.
Het standaardritueel maakte plaats voor het fenomeen ‘verzoeknummer’
Wat de rituele vormgeving betreft, voltrok de uitvaartliturgie zich als een schouwspel op het priesterkoor, in het Latijn en volgens een vast stramien. De enige variatie die het uniforme ritueel bood, was dat de familie – afhankelijk van de financiële mogelijkheden – kon kiezen tussen een uitvaart eerste of tweede klasse.
Verrijzenis
Het huidige katholieke uitvaartritueel dateert uit de tweede helft van de vorige eeuw en is gebaseerd op de inzichten en uitgangspunten van het Tweede Vaticaans Concilie. Er zijn belangrijke wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ritueel dat de eeuwen daarvoor van kracht was. Men heeft hierin nadrukkelijk de paschale betekenis van de dood teruggebracht. De afschrikwekkende visie op het oordeel maakte plaats voor de hoop dat de dode deelt in Christus’ verrijzenis. Bovendien werd de uitvaartliturgie verbreed door niet alleen de focus te leggen op (het zielenheil van) de dode, maar ook aandacht te schenken aan de nabestaanden. Afhankelijk van de welwillendheid van de plaatselijke pastor kent de vormgeving van de huidige kerkelijke uitvaart een grotere variatie en heeft men oog voor eigen wensen en een persoonlijke inbreng van de familie, soms ook van de overledene.
Nieuwe uitvaartrituelen
Deze persoonlijke invulling is het meest opvallende kenmerk van de hedendaagse vormgeving van uitvaartrituelen, zowel binnen als buiten kerkelijk verband. Voor een belangrijk deel betreft deze inbreng de teksten en de muziek. Het standaardritueel heeft plaatsgemaakt voor het fenomeen ‘verzoeknummer’. Teksten uit de nalatenschap van de overledene of teksten en liederen die de overledene dierbaar waren, krijgen een plaats in het ritueel. En het komt steeds vaker voor dat overledenen tijdens hun leven een geheel of gedeeltelijk draaiboek voor hun uitvaart hebben samengesteld.
Het woord ‘verrijzenis’ wordt niet meer gemakkelijk in de mond genomen
Doorslaggevend criterium bij de keuze voor een tekst of een lied is doorgaans niet de (christelijke) visie op de dood die erin naar voren komt, maar de mate waarin er een goede typering van de overledene wordt gegeven. Dat geldt ook voor de dikwijls overvloedige hoeveelheid zelfgeschreven teksten van nabestaanden. Doorgaans zijn dit meer of minder uitgebreide levensschetsen, opgesteld door een familielid, of herinneringen met anekdotes voorgedragen door kinderen, kleinkinderen, vrienden en collega’s.
Ook worden overledenen gekarakteriseerd door de kist te omringen met tekeningen van (klein)kinderen, een foto, hun lievelingsbloemen, een attribuut dat kenmerkend was voor hun werk of hobby; en op een groot scherm worden doorlopend foto’s geprojecteerd als herinnering aan hun leven.
Natuurbegraafplaatsen
Om de uitvaart een speciaal tintje te geven worden steeds vaker paard en wagen van stal gehaald. Stoeterijen knappen antieke koetsen op om overledenen met doorgaans 2 pk naar hun laatste rustplaats te brengen. En zoals er steeds meer bijzondere trouwlocaties komen waar een ambtenaar van de burgerlijke stand een huwelijk kan voltrekken, zo worden er ook nieuwe locaties gevonden voor het voltrekken van uitvaartrituelen, en als gedenkplek voor overledenen. Dat kan een vijver zijn of een andere favoriete plek van de overledene, of een mooie locatie in het bos, waar een boom als gedachtenisboom wordt behangen met kaartjes ter herinnering aan de overledene. Daarnaast kennen we natuurbegraafplaatsen, urnengedenkparken en bestaat er sinds 2000 in Dronten het Koningin Wilhelminabos. Dat wordt ook wel kankerbos genoemd, het is een gedenkplek voor mensen die aan kanker zijn overleden. Inmiddels zijn er ruim 25.000 bomen.
De aandacht voor de dode staat vooral in het perspectief van de nabestaanden
Voor wie wil, bieden fotografen hun diensten aan om een stemmige reportage of een videoverslag van de uitvaart te maken, zodat men het afscheid nog eens rustig kan herbeleven. En als variant op de cliniclown kan een gentle clown enige troost bieden tijdens de uitvaart. De traditionele en spreekwoordelijke koffie-met-cake bij de condoleance wordt steeds vaker vervangen door een borrel om daarmee het leven van de dode te vieren.
Verschuivingen in uitvaartrituelen
De groeiende rituele verscheidenheid heeft niet alleen betrekking op de vormgeving, maar weerspiegelt ook de wijze waarop de dood beleefd en geduid wordt. Vorm en inhoud zijn met elkaar verbonden. Daarom kunnen er ook inhoudelijke verschuivingen gesignaleerd worden.
Volgens de kerkelijke traditie is de dood niet het definitieve einde, maar is de dood de overgang naar een ander leven. Het tijdelijke aardse bestaan wordt ingeruild voor een beloofd beter leven hierna. Zoals Christus is opgestaan uit de dood en is verrezen, zo gaat de gestorvene met Christus door de dood heen naar een eeuwig leven, dat gesitueerd wordt in de hemel. Deze paschale dimensie speelt in de uitvaartpraktijk echter nog slechts een bescheiden rol. In ieder geval wordt het paasmysterie nauwelijks expliciet ter sprake gebracht. Wel worden de bestemming of de toekomst van de dode en de hoop op een ander leven indirect en meer abstract verbeeld en onder woorden gebracht. Er wordt dan gesproken over een toestand van rust en vrede, of over een leven in licht. Ook wordt – soms zelfs met grote zekerheid – de hoop of de verwachting uitgesproken dat men elkaar zal weerzien, en dat men weer verenigd zal worden met de overledene. Het woord ‘verrijzenis’ wordt niet meer zo gemakkelijk in de mond genomen, maar de betekenis ervan is velen nog dierbaar. Dat blijkt uit de impliciete manier waarop gesproken wordt over enige vorm van voortbestaan na de dood.
Over het lot van de dode maakt men zich geen zorgen
Deze hoopvolle hereniging met de dierbare overledene is vooral een troost voor de nabestaanden, voor wie de overledene alleen nog voortleeft in de herinnering aan het verleden. In elk uitvaartritueel wordt de herinnering gethematiseerd, de dankbare herinnering, maar ook de droefheid dat er niets meer is dan de herinnering. ‘Slechts de herinnering blijft, en daar zullen we het voortaan mee moeten doen’, zo verwoordt dikwijls een van de nabestaanden de gevoelens, om er direct aan toe te voegen ‘maar we zullen je nooit vergeten; je zult altijd bij ons blijven!’.
Nabestaanden
De uitvaartliturgie is gecentreerd rond de dode van wie definitief afscheid wordt genomen. In woord en teken, in handelingen en gebaren wordt de dode zoveel mogelijk recht gedaan en wordt diens uniciteit benadrukt en gememoriseerd. In de dood zijn allen gelijk, maar de uitvaart is de laatste gelegenheid om publiekelijk iemands eigenheid met respect naar voren te brengen. De respectvolle aandacht voor de dode in het uitvaartritueel staat echter vooral in het perspectief van de nabestaanden. Als de dood eenmaal is ingetreden, gaat het vooral om de achterblijvers. Over het lot van de dode maakt men zich geen zorgen. Des te meer bekommert men zich om het eigen verlies en gemis. Het traditionele uitvaartritueel was gericht op de dode, die middels het ritueel werd begeleid bij diens overgang naar een ander bestaan. Van de huidige praktijk kun je enigszins gechargeerd zeggen dat de uitvaart weliswaar betrekking heeft op de dode, maar voor zover het de nabestaanden aangaat. De nabestaanden moeten het verlies verwerken; zíj moeten immers verder. De hedendaagse praktijk laat dus een perspectiefwisseling zien. Het ritueel beoogt niet de dode te begeleiden naar een ander leven (volgens de christelijke traditie ‘in de handen van God’), maar moet de nabestaanden troost bieden. De overledene neemt daarbij wel een centrale plaats in, maar niet als dode, maar als eens levende. De individuele levensgeschiedenis wordt in woord en beeld belicht, maar over het lot van de gestorvene als dode wordt gezwegen. Naarmate we minder in staat zijn om iets te zeggen over de dode als dode, wordt er meer over diens leven gesproken en komen de nabestaanden meer in het vizier.
Het ritueel moet de nabestaanden troost bieden
Biografie
Door in woord en beeld en soms ook in voorwerpen en muziek de herinnering aan de persoon op te wekken, wordt het ritueel nauw verweven met de persoonlijke biografie. Deze inductieve, op de persoon toegesneden vormgeving van het ritueel sluit aan bij de privatisering en individualisering die kenmerkend zijn voor de huidige cultuur. Het is duidelijk dat de plausibiliteit en appreciatie van het traditionele ritueel aan betekenis hebben ingeboet ten opzichte van het gepersonaliseerde ritueel. In deze sterk op de persoonlijke biografie toegesneden uitvaartrituelen ontbreekt echter dikwijls een zingevende verwijzing. Terwijl bij de dood de zinvraag zich het meest pregnant stelt, omdat de dood ons confronteert met de grens van het bestaan. Het grote verhaal van de christelijke traditie heeft plaats gemaakt voor het kleine persoonlijke verhaal van het individu. Dat biedt blijkbaar meer ruimte voor betrokkenheid, herkenning en empathie dan het traditionele ritueel dat deze existentiële verworteling steeds meer is gaan ontberen.
Louis van Tongeren was tot 2015 docent liturgiewetenschap en rituele studies aan achtereenvolgens de Theologische Faculteit Tilburg en Tilburg University. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van de liturgie en in de actuele liturgische praxis.